In de context van uitzendingen over zeventig jaar televisie kwam uiteraard de geruchtmakende aflevering van 4 januari 1964 van het programma Zo is het toevallig ook nog ’s een keer in beeld. Korte tijd later kreeg ik van een cursist Biografisch Schrijven bij wijze van cadeau een opmerkelijke uitgave over deze legendarische VARA-aflevering: Pays BAH (Eerste druk, 30 januari 1964). De woordspeling is van politiek tekenaar Opland. Een opmerkelijke uitgave, inderdaad. Niet alleen is het boekje uitgegeven door De Bezige Bij, ook de redactie kent prominente namen als Han Lammers en Harry Mulisch.
In tachtig bladzijden laat de redactie voor- en tegenstanders van de geruchtmakende aflevering aan het woord. Voorstanders van de uitzending op de linkerpagina’s (links) en tegenstanders op de rechterpagina’s (rechts). Dat geeft een goed beeld van de toenmalige verhoudingen, waarbij katholiek en christelijk onder ‘rechts’ blijken te vallen.
Eveneens opmerkelijk is dat het perspectief van ‘goed’ ten opzichte van ‘fout’ bij linkse, intellectuele cultuurdragers ligt. Schrijvers als Adriaan Roland Holst, Hugo Claus, Harry Mulisch, Jeanne van Schaik-Willing, dichter J. Eijkelboom en uitgever en dichter Theo Sontrop scherpen hun pen om de tekst in de uitzending, uitgesproken door Peter Lohr, te verdedigen en de platte, beledigende en bedreigende teksten van briefschrijvers die zich door de uitzending geschokt voelen, meedogenloos in het licht te zetten.
In tegenstelling tot wat nu gebeurt in schoolklassen, collegezalen en televisieredacties, lieten intellectuele cultuurdragers en wetenschappers zich niet de mond snoeren. Geen censuur, maar satire. De mensen een spiegel voorhouden, al is de waarheid altijd pijnlijk (dixit dichter-essayist Max de Jong). Vanuit een superieure overtuiging streden zij tegen de veraping van het Nederlandse volk, om met Gerard Reve te spreken.
Laten we eens kijken hoe het anno 1964 toevallig ook alweer was. De (katholieke)kerken liepen leeg. De welvaart nam toe. In veel gezinnen had de kerk plaatsgemaakt voor de televisie. Om beeld te ontvangen stond er op het dak een televisieantenne. In deze context spreekt Lohr als een van de deelnemers van Zo is het met zalvende toon de tekst uit over de ‘zending’, die een toespeling is op de Tien Geboden: ‘En de zending reikt verre. Van alle kerken en kapellen [huiskamers] wenkt blijmoedig verkondigende het kruis [de antenne]. (…) Want het beeld is tot de mens gekomen en heeft de mens gevormd naar zijn evenbeeld.’ Miljoenen ‘gelovigen kunnen niet genoeg krijgen van de blijde boodschap’. De kijker wordt als van de kansel toegesproken: ‘Gij zult de knop geenszins omdraaien, want dit is het beeld een gruwel.’
Een explosie van verontwaardiging en haat daalde op de programmadeelnemers neer. Vooral Mies Bouwman, die eerder door de actie Open het dorp door het voltallig, tv-kijkende volk tot koningin moeder van Nederland was gekroond, moest het ontgelden. De brievenschrijvers leveren stof voor een heus scheldwoordenboek:
Mies zegt: Kom flikkers, jullie moeten mij toch niet, laten we lekker spotten met God! Maar vieze Mies, dat mag je niet doen, ook jou ziel zal straks voor die God moeten verschijnen.
Wij vinden Mies Bouwman een del van een mensch. Zij kan beter op de walletjes loopen. Het was een Zaterdag avond een schandaal. Het is bij jullie echt een rooie rotzooi net wat Wim kan gezegd heb.
Wij zijn uit de VARA gegaan, Vader en Moeder zeggen bij zoon troep horen wij niet te staan. En nu loop de hele stad te zingen in koor. Viese viese Mies, Viese Mies. Wat heb jij gedaan. Er zit aan jou een Vies luchje aan!!! De VARA is een Vieze troep. En dat is iets wat ik niet moet.
De aanhef in sommige brieven spreekt duidelijke taal: ‘Lelijke vuile jodin!’, ‘Vuile jodin en verdere troep van de VARA’.
Aan het programma werkten verder mee: Yoka Beretty, Jan Blokker, Rinus Ferdinandusse, Dimitri Frenkel Frank, Joop van Tijn, Gerard Kornelis van het Reve. Herman Wigbold is eindredacteur. Je zou bijna denken dat de deelnemers de redactie achter de rechterpagina’s vormen.
De linkerpagina’s zijn genuanceerd, raak en soms ook grappig. Zoals het gedicht van J. Eijkelboom, waarin minister van O.K.W. mr. Th. H. Bot voorkomt, die maatregelen tegen uitzending van het programma overwoog. De dichter verplaatst zich in de gekrenkte christen. Hier even twee van de zes strofen:
Die zaterdag was ik zo gruw’lijk ontsteld
dat ik de politie en Bot heb gebeld.
Da’s de enige uitweg die ik nog ken,
omdat ik een christen ben.(…)
‘k Schreef die jongens een brief met rothond erin
en krijg er de kanker met heel je gezin.
Als ze mij krenken dan krenk ik hen,
omdat ik een christen ben.
Van Jeanne van Schaik-Willing is haar bijdrage (linkerpagina) met de titel ‘Het (on)belang van tact’ opgenomen. De reacties op het satirisch programma stemmen haar bezorgd. Haar tekst is bijna zestig jaar later nog brandend actueel. Zeker als we tot ‘de televisie’ tevens de schermpjes van onze tijd rekenen: ‘Er ontstaat een overvoering met indrukken, die een soort geestelijke indigestie veroorzaakt, het verhindert zelfwerkzaamheid, bezinning, geestelijke en innerlijke verrijking door lezen, studeren of zo maar met inzet van de persoonlijkheid leven. Een mens die deze zaken verzuimt leeft niet, maar vegeteert, de creatieve mogelijkheden worden gedood.’
Door onverdraagzaamheid van een deel van het volk wordt inbreuk gemaakt op het vrijheidsrecht van een ander deel. En, ‘meneer Sonneberg’, waar is de humor gebleven? Niet de satire zegt ‘Gij zult..’. Dat is taal van degenen die schelden, verwensen en veroordelen. De satire laat juist het ware beeld van de maatschappij zien.
Uit het boek Wat niet mocht… (1972) van Wim Hazeu, blijkt dat er in Nederland na 1964 nog heel wat pogingen tot censuur zijn gedaan. Vergeefs, veelal. Want, zo stelt Van Schaik-Willing als conclusie van haar stukje, ‘waar blijft de kans voor massamiddelen als radio en televisie wanneer in deze materie onmondigen [=onnadenkenden] een dictatuur gaan uitoefenen? Tact is een goed ding maar teveel aan tact legt de waarheid aan banden.’
Laat een reactie achter