De wettelijke bescherming van de Friese taal is grotendeels geregeld in de Wet Gebruik Friese taal. Dat is althans de bedoeling. Met die wet zijn een paar vreemde dingen aan de hand. Wie goed leest, ontdekt dat die wet het Fries onbedoeld juist achterstelt bij andere talen.
Volgens twee belangrijke rechtsstatelijke principes mogen burgers alles doen wat niet door een wet verboden is, terwijl voor overheden precies het tegenovergestelde geldt: die mogen alleen maar doen wat ze in wetten is toegestaan of opgedragen om te doen, en verder niets.
In artikel 4 van de Wet Gebruik Friese taal staat dat burgers in Friesland het recht hebben om het Fries te gebruiken in contact met bestuursorganen in de provincie Fryslân. Dat is enigszins vreemd, want je kunt je afvragen welk recht burgers door die bepaling krijgen dat ze niet al hadden. Immers: burgers mogen toch al alles wat niet door de wet verboden is.
In dat artikel 4 staat verder dat het recht van burgers om Fries tegen de overheid te gebruiken vervalt als de overheid ze vraagt om Nederlands te gebruiken met het argument dat het gebruik van het Fries het bestuurlijk verkeer onevenredig zou belasten. Dat is wel iets wat de rechten van burgers wijzigt. Immers: burgers mogen alles, tenzij het ze bij wet verboden is. Maar voor geen enkele andere taal dan het Fries is er zo’n verbod in enige Nederlandse wet opgenomen. Dat betekent dat de Wet Gebruik Friese taal, als je die goed leest, de Friessprekenden achterstelt bij de sprekers van andere talen.
Dat was oorspronkelijk niet de bedoeling. Toevallig kwam ik laatst ergens een concept tegen van de Memorie van Toelichting op het eerste ontwerp van de Wet Gebruik Friese taal. Die is in 2014 in werking getreden en bevat bepalingen die eerst in andere wetten stonden. De verantwoordelijke ministers Piet Hein Donner en Ivo Opstelten schreven dat ze van plan waren de regel te schrappen waarmee de overheid burgers het recht om Fries te gebruiken kon ontzeggen. Letterlijk gebruikten ze daarvoor deze formulering:
- “Een bepaling dat het gebruik van het Fries tot een onevenredige belasting van het bestuurlijk verkeer leidt, past in zijn algemeenheid niet in het streven van het kabinet naar een gelijke positie voor het Fries en het Nederlands in de provincie Fryslân. Daarom wordt in dit wetsvoorstel deze uitzonderingsbepaling geschrapt.”
In de uiteindelijke Memorie van Toelichting is dat voorstel om te schrappen zelf geschrapt en de oude verbodsmogelijkheid is in de wet blijven staan. Dingtiid, het officiële adviesorgaan van de overheid voor het Fries, heeft me toegezegd te zullen nagaan hoe dat heeft kunnen gebeuren.
Deze column is eerder verschenen in het Friesch Dagblad.
Laat een reactie achter