Benders essayeert maar wat
Op 22 november 2012 ontving ik op mijn werkadres een mailtje van de mij totaal onbekende Martinus Benders: ‘Ik zie dat het uw taak is de literatuur bij te houden. Graag zou ik met u een afspraak maken om even te controleren of mijn boeken bij u in de kast staan. Laat maar even weten wanneer het u schikt.’ Als je op Google te vinden bent, krijg je vaker mails om aandacht. Dat overkomt collega’s ook regelmatig, en ook zij ontvingen dit bericht van Benders. Doorgaans zijn deze pogingen tot contact minder ongemanierd, onjuist en humorloos. Toen wist ik nog niet dat dit uitgerekend drie van de kernwoorden waren waarmee Benders’ optreden in de jaren die volgden te typeren zijn. Zijn mail bleek de opmaat naar periodieke mailkanonnades, zuigende, irrelevante en onheuse reacties op mijn teksten (voornamelijk op ‘Neerlandistiek’ of op zijn eigen blog) en boutades via een kanaal als LinkedIn. Dat alles culmineert nu in een prominente gastrol voor mij in zijn net verschenen essayboek. Daarbij is mijn achternaam overal teruggebracht tot een initiaal, en hetzelfde doet Benders bij een aantal anderen die hij op de korrel neemt. Zou hij ’m tóch een beetje knijpen voor stappen vanwege laster of smaad?
Polemiek
Dat hoeft op zich niet, want de letterkunde is wat dat betreft een vreemde sector. In elke andere maatschappelijke geleding zou er, wanneer iemand je periodiek publiekelijk en privé lastigvalt, hindert en beliegt, politiewerk van gemaakt worden of andere juridische stappen ondernomen. Maar wij van de letterkunde zijn grote jongens en meisjes en doen indien nodig aan polemiek. Naast voetbalhooligans en het criminele circuit, is dit zo’n beetje de enige club die zijn zaakjes bij voorkeur onderling en zelf oplost.
Probleempje is dat Benders nu niet bepaald een messcherp polemicus is (zoals-ie ook al geen messcherp dichter of romanschrijver is). Hij is meer zo’n dikke bromvlieg in de late najaarsdagen, met af en toe wat gezoem of amechtig gespartel tussen het gordijn en het raam. Veel kwaad doet-ie niet. Toch kun je ook van zo’n zoemige herfstvlieg genoeg krijgen. Daar kwam bij dat mij stilaan toch wel één ding begon te fascineren: wat is Benders’ jarenlange probleem nu precies met mij (en met nog wat collega’s trouwens, die vergelijkbare ervaringen hebben, maar voor wie ik nu niet spreek)? Zou er enig licht te vinden zijn in dat nieuwe boek?
Kwaliteitsbewaking
Dat boek. Op de kaft heet het nog Waarover de piranha droomt in de limonadesloot. Filosofische essays over fantasie, literatuur en magie, met als auteursnaam ‘M.H.H.Benders’. Het blijkt inderdaad acuut een vintage Benders, want je hebt de titelpagina nog niet opgeslagen of de ondertitel is al verdwenen, de ‘piranha’ veranderd in een ‘piranja’, en de auteur heet plots ‘Martijn Benders’. Op de eerste echte pagina lezen we over een ‘uitreksel’, als prelude op een lange mars door een tekst vol spelfouten, stijlfouten, taalfouten, rijkelijk gelardeerd met verkeerd afgebroken pagina-eindes.
Soms geloof je dan nog je ogen niet. Wanneer Benders bijvoorbeeld een poging doet de natuurfilosofie te doorgronden, noemt hij Heraclitus ‘Heraclites’. Of, een pagina later, ‘Heracleitos’. Of, weer twee bladzijden verder, ‘Herekleitos’. En ‘Herakleitos’. Of, echt waar, de bladzijde erna ‘Heiroclitus’. Benders kent voorts het verschil tussen ‘schijnbaar’ en ‘blijkbaar’ niet, schrijft ‘bezien’ waar hij ‘gezien’ bedoelt, vergeet, waar nodig, bij werkwoorden ‘te’ nogal eens (‘wist worden’) etc…
Dit alles noopt uiteraard al vrij snel tot de serieuze overweging het boek maar helemaal weg te leggen. Op dit punt beland (of: ‘op dit punt belandt’, zoals Benders schrijft) zie je plots twee mogelijkheden. Zou de tekst gewoon niet geredigeerd zijn? Dat kán haast niet, want Benders zelf heeft een dikke vinger in uitgeverij ‘De Kaneelfabriek’. Zo lezen we althans in een interview met de gefortuneerde zakenman die de zaak als hobby financierde. Dat was (volgens Het Parool van 13 januari 2020) omdat ‘er allemaal kleine uitgeverijtjes ontstaan met printing on demand: mensen geven zelf hun boekjes uit. Daarbij is er geen enkele kwaliteitsbewaking meer. Dus Benders vroeg aan mij: “Kun jij geen uitgeverij beginnen?” Met een team van vijf man staan wij nu voor die kwaliteitsbewaking.’
Het staat in een echte krant, dus het moet waar zijn. Er hebben maar liefst vijf man aan kwaliteitsbewaking gedaan bij dit boek. Dan moet er toch een andere verklaring voor dit opzichtig rommelige spel-, stijl- en taaldrama zijn? En ineens snapte ik het. Dit is welbewust gedaan, als statement! Eén van Benders’ doelwitten is het gangbare, klassieke onderwijs in Nederland. Dat moet weg, dat moet anders. Elke van die ontelbare fouten en blunders is een opgestoken middelvinger naar het traditionele onderwijssysteem. Schijt aan juiste spelling, correcte grammatica of inhoudelijke samenhang!
Jury
Ten aanzien van mij is Benders de laatste tijd geobsedeerd door jurylidmaatschappen die ik ooit had. Ook in het boek duikt dat op. En ook nu liegt hij er, zoals gebruikelijk, een potje op los. Zo heb ik aan Benders nooit ‘in een mail [laten] weten dat ik literaire prijzen niet zo serieus moet nemen’. Benders debitteerde altijd al onwaarheden zonder enige scrupule. Dat gaat dan bijvoorbeeld zo. Op Neerlandistiek schreef hij onder een artikel van mij over Tonnus Oosterhoff: ‘Het verbaast natuurlijk niet dat Dhr Joosten zo geweldig fan van Dhr Oosterhoff is, immers hij kende de man inmiddels talrijke prijzen toe.’ Ik corrigeerde dat met het feit dat ik een keer in een (achtkoppige) jury heb gezeten die Oosterhoff één prijs heeft toegekend. Benders’ doodleuke antwoord: ‘In mijn fantasie zit u eigenlijk op bijna elk denkbare literaire jurystoel.’ Dat idee-fixe verschijnt weer meermalen in het boek. Dat Benders literaire prijzen belangrijk vindt, is duidelijk. Hij zal niet voor niks lange tijd op zijn Wikipedia dit fakebericht over zichzelf hebben laten staan: ‘In 2013 won hij de prestigieuze Europese P.A. De Génestetpoëzieprijs’. Maar het blijkt niet alleen de frustratie dat hij zelf nooit in de prijzen viel. In zijn meest recente offensief tegen mij – ditkeer via LinkedIn – blijkt het pijnpunt dat ik geld verdiend zou hebben aan jurylidmaatschappen.
Nu is dat niet waar, maar zaken als feitelijkheden of waarheid, zo zagen we al, boeien Benders niet zo. Als je zelf dan nog wel zo welopgevoed bent om hem beleefd te antwoorden dat je nooit geld ontving voor jurylidmaatschappen, is zijn simpele reactie: ‘er is wel degelijk een leesvergoeding, check je bankrekening!’
Heb ik gedaan, mijn bankrekening gecheckt. Net nog. Was ook vandaag nog steeds niks op overgemaakt.
Los daarvan: ik zie eigenlijk helemaal niet in wat er zo onoorbaar aan zou zijn om geld te ontvangen voor werk dat je verricht.
In it for the money
Maar Benders’ financiële obsessie heeft een interessant kantje. In zijn boek staan brieven aan Tiziano Perez, directeur van het Letterenfonds. De toon van het liedje kennen we intussen, een beetje hetzelfde genre als de mail die mijn collega’s en ik tien jaar eerder ontvingen: ‘Ik hoorde al lange tijd niet van u. […] Vermoedelijk bent u geschrokken van mijn idee de boekpresentatie op uw kantoor te komen houden. Klopt dat?’ Beetje zuigen, beetje zaniken, beetje zeuren. Nou ja, die zoemende bromvlieg dus (met als curieuze constante de hebbelijkheid zich ongevraagd te willen uitnodigen).
Toch is de visie op het Letterenfonds die Benders ontvouwt wel een nadere blik waard.
Reputaties zijn de goedkope benzine waarop alle oordelen in uw Fonds zijn gebaseerd. En reputaties veroorzaken een soort mentale vervuiling, verschrikkelijk, op den duur zit je als commissie of jury in een walm van reputatiesmog, gaat het helemaal niet meer over iemands werk, maar hoor je gedachtes als ‘nou die zal het wel verdiend hebben’ en ‘iedereen heeft het over hem’ en ‘op grond van resultaten in het verleden’. Allemaal grote kul, Mijnheer Perez […].
Hier spreekt een ware rebel without a purse!
Een klein groepje netwerkers heeft het Fonds in een greep. Supermarktdichters van de ergste soort, die bij de kritiek geen deuk in een pakje boter weten slaan. Dat zij nog wel in de grote kranten worden besproken is alleen debet aan de package deals die tussen de grote kranten bestaan en omdat zij elkaar bespreken en vervolgens aan elkaar beurzen toekennen.
Go, Tijntje, go! Uitmesten die zwijnenstal!
Het moet afgelopen zijn, fulmineert Benders, dat je alleen als je bij een grote uitgeverij publiceert in aanmerking komt voor subsidies:
Ik ken talloze experimentele dichters die zelf hun werk uitgeven, met een eigen uitgeverij. […] Dit is een onbetwistbare realiteit, en het Letterenfonds zal zich daaraan moeten aanpassen.
Hup, kleine David met je bundel bij je eigen kleine uitgeverij, pak ze bij de ballen, die grote Goliaths van het elitaire, ongenaakbare, ons-kent-fonds!
Het is allemaal duidelijke taal, en gezien (nou ja ‘bezien’, zou Benders zeggen) deze keiharde opinies, zal hij zich uiteraard verre van dit vermaledijde Fonds houden.
Of?
Wanneer je de, gewoon door iedereen publiek te raadplegen, jaarverslagen van dat oppermachtige totalitaire Fonds er eens op naslaat, blijkt dat toch weer net een pietsie anders te liggen. Bij de toekenningen over het jaar 2014 (bijlage 3, p.31) staat:
- Martijn Benders voor een dichtbundel (Van Gennep) – € 15.000
Bij ‘Subsidies 2015’ (p.31):
- Martijn Benders voor een dichtbundel, Van Gennep, € 15.000
In 2016 (bijlage 3 resp. p.45 en p.64):
- Martijn Benders voor een dichtbundel, Van Gennep, € 15.000
- Martijn Benders: Onderzoek voor het maken van een 3D-film waarin poëzie een relatie aangaat met het medium 3D, inclusief coaching. € 10.000
In 2017 (p.56):
- Martijn Benders voor een dichtbundel, Van Gennep, € 15.000
In 2018 sloeg Benders maar eens een jaartje over, maar in 2019 is-ie weer paraat (bijlage 3, p.55):
- Martijn Benders voor een dichtbundel, De Kaneelfabriek, € 15.600 (en ontwikkelbeurs voor scholing, € 2.500)
En in het meest recente verslag, dat over 2020 (bijlage 3, p.73 en p.93):
- Martijn Benders voor onderzoek in Ierland/Dublin naar onder meer vroeg-Ierse mythes en de bardische cultuur met het oog op een nieuwe dichtbundel: € 1.190’.
Daarnaast ontving hij € 2500 in het kader van de ‘Tijdelijke steunregelingen i.v.m. corona’
Dat brengt ons tot een totaalbedrag van € 91.790.
Die Benders, met andere woorden, die voorwendt (‘voorwend’, zou hijzelf schrijven) een belangeloze strijder voor de goede zaak te zijn, doet al met al heel aardig mee tussen al die supermarktdichters van het ergste soort, dat stelletje netwerkers in hun walmen van reputatiesmog: in ruim vijf jaar hengelde hij een kleine ton aan belastingcenten binnen.
Check je bankrekening.
Gratuit of niet
En begrijp me goed: als je die jaarverslagen van het Letterenfonds leest, realiseer je je nog maar weer eens wat een zegenrijk werk ze daar verrichten en hoe ze een bestaansvoorwaarde zijn voor een enorme groep schrijvers, dichters en vertalers. Maar in het geval van Benders blijkt zijn paginalange tirade over het Fonds nu toch wat gratuit – of, nou ja, ‘gratuit’ is hier misschien niet helemaal het juiste woord.
Laat ik het dan anders formuleren: Benders lult maar een eind weg.
En dat is eigenlijk het hele boek zo. Basale literair-historische kennis ontbeert hij (Nijhoff was géén voorzitter van de Eereraad voor Letterkunde, dichteres Roland Holst heette geen ‘Henrietta’, het woord ‘grimmig’ verwijst niet naar de Gebroeders Grimm, Lucebert was niet ‘Keizer van de Nederlandse poëzie’, ach enzovoorts enzoverder). En verder kom je (eigenlijk niet eens zo onverwachte) complottheorietjes tegen, veel vage shit (pun intended) over drugs en, ook al niet zo gek, als lichtend voorbeeld: Carlos Castaneda, oplichter en fameus fake-wetenschapper.
Moet je zo’n boek eigenlijk wel serieus nemen? Nou, wat mij vooral stoort is het domme aplomb en de superieure waanwijsheid, waarmee hier in zwaar aangerand Nederlands, halve en kwart waarheden alsook regelrechte nonsens worden uitgevent. En verder, tsja, ’t is koudvuur en het geeft niet en het komt niet in de krant. Maar als je die troosteloze vierhonderzoveel pagina’s aanschouwt, word je toch wat bespiegelend in deze tijden van papierschaarste. Hoeveel pizzadozen, papieren zakken of andere nuttige hoedjes van papier hadden hier niet van gemaakt kunnen worden?
M.H.H. Benders. Waarover de piranha droomt in de limonadesloot. Filosofische essays over fantasie, literatuur en magie. De Kaneelfabriek, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Martijn Benders plaatste een reactie op zijn eigen website.
Wiljan van den Akker zegt
Prachtig stuk! Complimenten.
Lucienne zegt
Helder. Maar dat het fonds der letteren hier zoveel subsidie aan verstrekt geeft toch wel te denken.
DirkJan Vos zegt
Prima om te lezen hoeveel ruifgeld Benders heeft ontvangen, zal vast nog wel meer zijn, maar begrijp ik nu goed dat Joosten t totaal niet eens is met financiële ondersteuning van kunstenaars, cq. dichters, terwijl deze hoogleraar ook gewoon rijkelijk gesubsideerd wordt door de overheid voor zn leraarswerk en hiervoor zn hand en bankrekening openhoudt? En wie is nu geobsedeerd door wie?
Jos Joosten zegt
Even goed lezen, beste DirkJan: “En begrijp me goed: als je die jaarverslagen van het Letterenfonds leest, realiseer je je nog maar weer eens wat een zegenrijk werk ze daar verrichten en hoe ze een bestaansvoorwaarde zijn voor een enorme groep schrijvers, dichters en vertalers.”
DirkJan Vos zegt
Ik was ervan overtuigd dat t ironie was.
‘Ironie is een hond die tegen de maan blaft en tegelijk plast op een grafsteen.’
Karl Kraus (1874 – 1936)
Oostenrijkse dichter/performer
Martijn Benders zegt
Dat is een stijlmiddel, beste Dirkjan, daartoe is Joosten niet in staat.
Ronald V. zegt
Geachte Lucienne
We dienen fair te zijn. Al is de heer Benders geen begenadigd essayist, polemist en debater, af en toe schrijft hij een gedicht dat er wezen mag. De wereld is verre van simpel en gelukkig beseffen nogal wat mensen dat. De subsidies aan de heer Benders zijn wel te verdedigen. Dat hij meer dichter is dan rationeel denker, moeten we, denk ik, maar op de koop toe nemen. Wel heb ik te doen met de heer Joosten. Dat dan ook wel weer. Het gezoem van een bromvlieg is irritant maar soms is een poepje ervan aardig om aan te zien. 🙂
Martijn Benders zegt
Deze ‘Ronald V.’ las nooit een boek van me. Dat hij meent ‘fair te moeten zijn’ is in zijn eigen fantasiewereld echter een groot goed. Dit is een plek waar een paar leraartjes rondhangen die menen grote literaire macht te bezitten. Ik deel die mening niet, jullie oordelen zijn voor mij noch interessant noch relevant. Maar dat wil schijnbaar niet doordringen. Overigens, dat ik Jos J. en Jeroen D. gebruik is omdat ik deze mensen als literaire criminelen zie, en net zoals Brouwers de fout wil maken ze te vereeuwigen.
Martijn Benders zegt
Wat vreemd dat de heer Joosten mijn verantwoording over waarom ik zelf bij het Fonds geld aanvraag gewoon doodleuk over het hoofd zag. Staat toch echt in het boek beschreven. De inkomsten betroffen nog geen 10.000 per jaar, ik ben benieuwd wat Dhr Joosten voor zijn vileine, luie stukjes per jaar mag vangen? Het is in elk geval maar de helft van het bedrag dat ik gevangen zou hebben met een uitkering van de staat. Verder chapeau dat Joosten in een 420 pagina dik boek toch nog wat spelfouten wist vinden. Wie echter wel interesse heeft in intellectueel debat en essays die ergens over gaan nodig ik uit mijn boek eens te lezen. Ik zou persoonlijk nooit een boek van Joosten recenseren – ik mag de man niet, hij belichaamt precies wat er verkeerd is aan Nederland. Middelmaat met dictatoriale vingertjes, Jezusfan met een agenda om links onklaar te maken. Ongetwijfeld vele uurtjes van zijn leven bezig om angstvallig zijn tekstjes goed te spellen, maar mijn vraag waarom hij met Marc van Oostendorp samenwerkt die helemaal niets om spelling geeft en de ene spelfout na de andere maakt onder dat dit bij Joosten weerzin weet te wekken blijft uiteraard onbeantwoord.
Ko van Geemert zegt
Ben het geheel met Wiljan van den Akker eens:
Complimenten! Prachtig stuk!
Martijn Benders zegt
Het lijkt nu.nl wel hier met al die stooges. Wat een armoede. Wiljan van den Akker is een vreselijk slecht dichter, en dat weet hij zelf ook wel, maar hij moest een leerstoel bezet houden om dat te verdoezelen. Al die hoogleraren met literaire ambities, die ook nog eens tegelijkertijd de literaire wereld willen aansturen. Het is een komisch gezicht, en past helemaal bij het Nederland dat men al heel lang in de touwen aan het zetten is.
Robert Kruzdlo zegt
Van onderaf ( gezien), via de buik, mag ieder kunstenaar filosoferen. Van bovenaf gezien ziet het er heel natuurlijk anders uit. Het een kan niet zonder het ander. Top-down kan niet zonder de roerselen van het driftige bottom-up. De foto bevestigt dit: van onderop gezien lijkt het op een op een dame…, die (…)¿
Alles komt van onder de gordel. Terugslaan ook. Één uppercut, is genoeg.
Martijn Benders zegt
Dat het stuk onder de maat is ben ik met je eens, dat mijn reactie onder de gordel is helemaal niet. Om maar iets te noemen, Joosten doet het vilein voorkomen alsof mijn boek tegen het Letterenfonds geschreven is, door enkel een fragment te citeren waarin ik het over een bepaald clubje heb waar hij zelf deel van uitmaakt, terwijl ik in het boek mijn complete motivatie geef waarom ik geld aanvraag bij het letterenfonds, maar dat citeert ie dan weer niet. Dat is niet oprecht, dat is enkel een vieze schorpioen waardig, en dat is de man dan ook, zo’n beestje dat onder stenen leeft, de vriendjes belonend, de vijandjes stekende.
Het echte probleem is dat deze man niet weg te stemmen valt. Democratisering van de literatuur, nu!
Berthold van Maris zegt
Maar laten we het nu over de foto hebben die bij dit stuk staat.
Robert Kruzdlo zegt
Met welke ogen wil je kijken¿ De foto ondersteund het betoog niet, denk ik. Misschien in detail ook niet. Te dichtbij¿ Het monster is een uitvergroot verlangen van de schrijver¿
Jaap van den Born zegt
“dat ik Jos J. en Jeroen D. gebruik is omdat ik deze mensen als literaire criminelen zie, en net zoals Brouwers de fout wil maken ze te vereeuwigen.”
Diepfilosofisch.
Vooral die verborgen verwijzing naar Jezus’ uitspraak over tittel en jota. Alleen Benders zou een mens zo aan het denken kunnen zetten.
Al vermoed ik dat hij aan de Griekse jota gedacht heeft, die met een punt onze i vormt, terwijl Jezus verwijst naar de Hebreeuwse jod. Maar een kniesoor die daar op let.
Als de rest van het boek dit niveau heeft (en daar twijfel ik eigenlijk niet aan) is het een feest voor de geest.
Berthold van Maris zegt
Met het beleid van het Letterenfonds is hier niets mis. Dit is gewoon een voorbeeld van inclusief cultuurbeleid.
Martijn Benders zegt
Toch denk ik dat een paar dictaturen de dichtbundels van Thomas Mohlmann best hadden kunnen missen.Teveel koehandel is niet altijd een pluim waard.