Er is een nieuwe constructie en die leidt bij sommigen tot drastische beslissingen:
Wat is hier aan de hand? Gert-Jan Schoenmakers en John David Storment zochten het uit, en schreven er een artikel over in de onlangs verschenen bundel Linguistics in the Netherlands 2021. Ze vonden om te beginnen elders op Twitter inderdaad zinnen zoals:
- hoelaat ben je stad dan want ik ga ook stad ithink
- nee ik ga stad maar ik ben rond 3u thuis
Veel jonge sprekers vertelden de onderzoekers dat ze de constructie ook in gesproken vorm gebruiken, dus het is niet een soort verkorting die kenmerkend is voor de sociale media. Misschien komt het uit het Surinaams Nederlands of uit straattaal, maar het lijkt vooral inmiddels ook zijn plaats in het Nederlands-Nederlandse taalsysteem te vinden.
Zo is de constructie anders dan die van een scheidbaar samengesteld werkwoord zoals schoonmaken of opruimen: de jongeren kunnen (net als alle sprekers van het Nederlands) zowel zeggen hij zegt dat hij de stad schoon wil maken als dat hij de stad wil schoonmaken, zowel dat ik op wil ruimen als dat ik wil opruimen, maar ze kunnen alleen zeggen dat ik stad wil gaan, en niet dat ik wil stad gaan. Of, in een andere test: ze kunnen zeggen ik ben aan het schoonmaken en ik ben aan het opruimen, maar niet ik ben aan het stad gaan.
Tegelijkertijd is stad ook net een beetje anders dan een gewoon lijdend voorwerp. Je kunt zowel zeggen dat ik de stad misschien bezoek als dat ik misschien de stad bezoek, maar je kunt alleen zeggen dat ik misschien stad ga, niet dat ik stad misschien ga. Deze nieuwe constructie lijkt er dus op de een of andere manier tussenin te hangen.
Je zou kunnen zeggen dat in ik ga stad er twee woorden worden weggelaten: zowel het voorzetsel naar als het lidwoord de. Je kunt ook alleen het lidwoord weglaten: in de tienduizenden tweets die de twee onderzochten, vonden ze ook voorbeelden als ik ga naar stad en ik ben in stad. Het kon trouwens ook met andere zelfstandig naamwoorden, zoals restaurant of bios, al kwam dat allemaal veel minder vaak voor.
In de werkwoorden is nog minder variatie: behalve met gaan, zijn, komen, willen en moeten komt de constructie eigenlijk niet voor. Mensen zeggen niet ik loop stad of zoiets. Schoenmakers en Storment schrijven dat toe aan het feit dat de werkwoorden die zo’n los stad toestaan heel ‘licht’ zijn en weinig betekenis hebben. De constructie heeft ook iets licht idiomatisch. Ik ga stad betekent niet zomaar dat je je in de richting van de stad begeeft, maar dat je daar de dingen gaat doen die je normaliter in een stad doet.
Het is natuurlijk heel interessant dat zo’n constructie in zo weinig tijd al zoveel specifieke grammaticale regels heeft kunnen aantrekken: dit kan niet, dat kan wel. Het taalgevoel van de sprekers doet daar kennelijk duidelijke uitspraken over: het zoveelste bewijs dat mensen zelden of nooit zomaar iets zeggen, en dat zo’n constructie niet alleen een kwestie is van een betekenisloze rage. We gaan nog veel horen van en over stad gaan.
Robbert-Jan Henkes zegt
Dus het “ik ga statten” van een jaar of dertig geleden heeft het niet gehaald? is alweer ouderwets, tantetaal?
Marc van Oostendorp zegt
Het is een interessante maar niet onderzochte vraag of de generatie die zegt ‘ik ga stad’ ook kan zeggen ‘ik ga statten’. Voor mij betekent het laatste in ieder geval iets nog specifiekers: als je gaat statten is het hoofddoel het bezoeken van winkels. Als ik het goed begrijp kan ‘ik ga stad’ ook betekenen dat je bijvoorbeeld wat rondhangt met je vrienden.
Dick de Jager (@dhdjager) zegt
“Stadden” is dan wel weer een veel ouder begrip. We gaan dit weekend stadden!
Jan Michielsen zegt
Misschien gedraagt stadgaan zich hetzelfde als (vroeger) schoolgaan en kerkgaan?
Marc Kregting zegt
Zeker liet Herman Brood in 2001 bij zijn zelfmoord een briefje achter met de zin ‘Ik ga nu bungy zonder elastiek’.
Wouter van Wingerden zegt
Ik kan het artikel niet lezen, tenzij ik er 25 euro tegenaan gooi. Maar ik mag hopen dat er ook iets in wordt gezegd over het Duits, waarin ‘ich gehe Bahnhof’ in jongerentaal al een tijdje gebruikelijk is; het weglaten van voorzetsels en lidwoorden kom je daar geregeld tegen. Zie bijvoorbeeld https://www.welt.de/kultur/literarischewelt/article151650918/Ich-gehe-Doener-ist-laengst-im-Sprachgebrauch-angekommen.html
Claire van Leeuwen zegt
Een Vlaamse collega dacht gelijk aan cités waar ook de uitdrukking ‘ik ga stad’ in wordt gebruikt. Daar betekent ‘ik ga stad’ dat je naar de stad gaat en daar rondhangt met vrienden, maar dat je niet echt plannen hebt.
Sowieso is alleen al de wikipediapagina een aanrader: https://li.wikipedia.org/wiki/Nieuw-Genks
Jordi van der Torre zegt
Een vriend van me laat bij navraag weten dat hijzelf (32 jaar oud) ook wel eens “Ik ga kast” gebruikt, waarbij “kast” verwijst naar de sportschool. Quote: ‘In de context “ey broer ga je zo kast” – “jatoch ijzers pompen”’.
Ellen Leijten zegt
Op een middelbare school in het centrum van Utrecht is de uitdrukking ‘Plus gaan’ in zwang. In de klas hoorde ik (docent) in 2018 bijvoorbeeld: ‘Kom mee, we gaan Plus!’ of ‘Ga je mee Plus?’. Hiermee werd het voornemen de supermarkt om de hoek te bezoeken uitgedrukt.
Anneke+Neijt zegt
Overweeg nog eens of dit wel klopt: “Het is natuurlijk heel interessant dat zo’n constructie in zo weinig tijd al zoveel specifieke grammaticale regels heeft kunnen aantrekken: dit kan niet, dat kan wel.” In de literatuur over het ontstaan van idioomachtige constructies vind je die opmerking wel vaker, maar het omgekeerde lijkt me waarschijnlijker. Als er vaak verwoording nodig is van een bepaalde situatie, dan kies je een kortere omschrijving. Op dat moment is het waarschijnlijk direct al zo dat die kortere omschrijving niet de tot dan toe geldende grammaticale regels volgt van de morfemen die gebruikt worden. ‘Stad gaan, school gaan, scheep gaan, kerk gaan” vullen allemaal zowel de plaatsbetekenis als de manier waarop je met die plaats omgaat, wat je er doet, met welk doel. Is er vanuit de semantiek niet een eenvoudiger verklaring te vinden dan in het artikel van Schoenmakers en Storment gepresenteerd wordt? Met andere woorden: ‘stad, school, scheep’ zijn specificaties van ‘daar’ omdat ze tevens semantische rollen zoals manner, thema en goal specificeren. Daarom kun je de constructie ‘stad gaan, stad zijn’, enz. alleen gebruiken bij werkwoorden die niet zelf al die betekenissen specificeren.