Joris-Karl Huysmans en zijn vaderland
Onderverdelingen zoals die tussen de neerlandistiek enerzijds en de romanistiek anderzijds, zijn een ongewenst overblijfsel uit de romantiek. We mogen wel doen alsof we de wereld kunnen opdelen in ’taalgebieden’ met ieder hun eigen literatuur, maar de werkelijkheid trekt zich daar weinig van aan. Dat is een van de conclusie die je kunt trekken uit het razend interessante boek Een Parijse Hollander. Joris-Karl Huysmans van Marc Smeets.
Het boek beschrijft zo’n beetje iedere band die er bestaat of heeft bestaan tussen de Franse schrijver J.-K. Huysmans en Nederland. De banden die echt waren en de banden die Huysmans soms bij gelegenheid zelf knoopte.
Plaveisel
Huysmans was de zoon van een Franse moeder en een Nederlandse vader. Die vader moet een typische Nederlander zijn geweest, die zodra hij in het buitenland was geen woord Nederlands meer sprak. In ieder geval kreeg de zoon er weinig van mee. Toen de Nederlandse schrijver Arij Prins, met wie hij uiteindelijk een vriendschap zou opbouwen, hem in het Nederlands schreef, smeekte Huysmans hem voortaan Frans te gebruiken: gedrukt Nederlands kon hij nog ontcijferen, maar in handschrift werd het abracadabra. En als hij in Nederland was klaagde hij over de ‘keelklanken’ die er uit ‘bebaarde gezichten’ opklonken:
Ik geef het adres op, ‘Oude Gracht’, maar mijn reder verbetert mijn uitspraak en met een koetsier wiens gezicht gevat is in een ringbaard zoals die van sommige grote apen, rijd ik over het hobbelige plaveisel van de stad.
Springend van plezier
Toch bleef Huysmans een levenslange fascinatie houden voor het land van zijn vader, dat tegelijkertijd het land was van beeldende kunst die hij vooral in zijn jonge jaren bewonderde: Rembrandt met name, die ook het lelijke mooi wilde maken. Huysmans heette van huis uit Georges maar koos een pseudoniem waarvan hij zelf dacht dat het heel Hollands klonk: Joris-Karl.
In veel van zijn werk komt Nederland voor, ook in zijn bekendste roman, A rebours. Uit het boek blijkt vooral dat Huysmans naar Nederland keek als een Fransman: iemand die verwachtte dat de zeventiende eeuw er nog een tijdje voortduurde:
Hij had zich een Holland voorgesteld, naar de schilderijen van Teniers en Steen, van Rembrandt en Ostade, had zich van tevoren, voor zichzelf alleen, onvergelijkelijke jodenwijken voorgesteld in goudgele tinten, als leer uit Cordoba; in zijn fantasieën had hij geweldige kermissen en zuippartijen op het platteland gezien; hij had er de patriarchale gemoedelijkheid, de joviale slemppartijen verwacht die door de oude meesters worden bezongen. (…) Nergens buiten had hij dat sprookjesachtige land dat toch echt moest zijn en waarnaar hij zo had verlangd, gevonden; nergens had hij weiden gezien, vol vaten, waar boeren en boerinnen dansten, huilend van vreugde en springend van plezier en zo luid lachten dat ze hun behoeften in hun rokken en korte broeken deden. Neen, van dat alles was niets te zien. Holland was een land als alle andere landen en bovendien helemaal niet primitief en geel, want de protestantse godsdienst, met zijn strakke schijnheiligheid en onverbiddelijke plechtigheden, heerste er streng.
Kunstje
Overigens was Huysmans dan juist weer wel geporteerd van de Nederlandse katholieken, die volgens hem juist doordat ze de minderheid vormden veel betere katholieken waren. Smeets vertelt het verhaal van Catharina Alberdingk Thijm, een heel vrome zus van Lodewijk van Deyssel, die toen ze twijfels kreeg aan het geloof had bedacht: als God echt bestaat, moet een brief aan ‘Monsieur J.-K. Huysmans, littérateur, Cathédrale, Crypte d. l. Vierge, à Chartres, France’ aankomen. Smeets: “Met hulp van de post en de vicarissen van de kathedraal werd het wonder verricht en zo kreeg Huysmans, die de nachtmis in de crypte bijwoonde, de brief in handen. Hij wachtte totdat het postkantoor ’s ochtends open was en verzond direct een telegram naar Amsterdam dat slechts twee woorden bevatte: brief ontvangen.”
Ondertussen was Catharina’s broer ook erg onder de indruk geraakt van Huysmans werk. Ook de receptie van Huysmans in Nederland wordt door Smeets met verve gedocumenteerd. In het begin zagen velen, waaronder ook Van Deyssel, hem als een epigoon van Zola, maar vooral toen Huysmans zich van het naturalisme afkeerde, terwijl Zola steeds vaker steeds hetzelfde kunstje bleef vertonen, keerde langzaam de stemming.
Nederlands bloed
Die sloeg overigens na een aantal jaar weer over toen Huysmans vooral non-fictie ging schrijven, zoals een hagiografie van Liduina van Schiedam. Eigenlijk verstomden toen de stemmen in Nederland; die werken werden ook niet meer genoemd in in memoriams na Huysmans’ dood. Smeets suggereert een beetje dat dit onterecht is, terwijl je de indruk krijgt dat die boeken vooral taai waren, enorme aan elkaar gebreide lappen tekst vol historische feitjes. En dat Huysmans dat zelf eigenlijk ook vond.
Huysmans was een Franse schrijver die het vooral aan het begin van zijn carrière nuttig vond om zich te profileren als Nederlander: een Rembrandt in de Franse letteren. Een Nederlandse schrijver was hij niet, al werd hij door sommigen wel geclaimd; Van Deyssel vond het bijvoorbeeld een bewijs van Nederlands bloed dat Huysmans niets moest hebben van Zuid-Frankrijk. Toch was hij een brug tussen de twee culturen en de twee landen – iets wat een paar decennia niet zo uitvoerig zou worden gedocumenteerd omdat het geen onderwerp is van de romanistiek of van de neerlandistiek in engere zin, maar nu gelukkig wel.
Marc Smeets. Een Parijse Hollander. Joris-Karl Huysmans. Hilversum: Verloren, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Full disclosure: Marc Smeets en Marc van Oostendorp werken allebei in Nijmegen. Als er geen covid rondwaart komen ze elkaar dus weleens tegen.
Robert Kruzdlo zegt
Opvallend tussenzin: (…) onvergelijkelijke jodenwijken voorgesteld in goudgele tinten, als leer uit Cordoba. Het waren niet alleen de jodenwijken. https://nl.wikipedia.org/wiki/Goudleer.
Marc van Oostendorp zegt
Ik heb uit mijn bespreking van alles weg moeten laten, waaronder Huysmans antisemitisme/antijudaïsme, dat zich uitbreidde naar anti-protestantisme; dat vond hij één pot nat.
Robert Kruzdlo zegt
Dank.
bertmostert zegt
De beginzin sluit aan bij wat ik gedaan heb met mijn laatste nieuwskrant over de Franstalige Vlaamse schrijvers. Ook bij die schrijvers de fascinatie voor het vlakke land en de historie; een fascinatie die grenst aan verwondering over een vreemd land. Zie de links hieronder.
Overigens is Huysmans voortreffelijk vertaald door Siebelink.
https://www.arspoetica.nl/wp-content/uploads/2021/10/Nieuwskrant-2021-1a.pdf
https://www.arspoetica.nl/wp-content/uploads/2021/10/Nieuwskrant-2021-1b.pdf