Een van de belangrijke inzichten van de taal uit de twintigste eeuw is dat er twee lagen van betekenis zijn. Meestal beschrijven we die als volgt: er is een laag van de ‘letterlijke’ betekenis van bijvoorbeeld een zin, die je kunt bepalen los van de context waarin die zin eventueel gezegd is. Dat noemen we de semantiek. En er is een laag, de pragmatische, die gaat over de betekenis in de zin ‘dat bedoelt de spreker ermee’. De semantische betekenis van de zin ‘de melk is zuur’ is een mededeling over de chemische samenstelling van een bepaalde witte substantie in de koelkast. Als ik die zin zeg nadat ik aan een pak heb geroken en mijn echtgenoot verwijtend aankijk, kan de pragmatische betekenis zijn ‘jij moet nu naar de winkel om nieuwe melk te kopen!’
De relatie tussen die twee wordt meestal, ook door mij, zo uitgelegd: de semantische betekenis komt eerst. De pragmatische betekenis is er op de een of andere manier van afgeleid. Als ik die melkzin zeg, bedenkt mijn echtgenoot eerst wat hij letterlijk betekent, en leidt dan uit de scheikunde af wat kennelijk de bedoeling is. Sommige taalkundigen zouden zelfs zeggen dat de semantiek onderdeel is van de taalkunde en de pragmatiek daarbuiten staat.
Situatie
Maar zo eenvoudig is het niet, zegt de Australische pragmatica Catherine Legg in een artikel in het vakblad Pragmatics and Cognition. Je kunt de letterlijke betekenis van een zin niet bepalen zonder de context te kennen en eigenlijk de pragmatiek, en de semantiek bouwt dus minstens evenzeer voort op de pragmatiek als andersom.
Dat was veel mensen al duidelijk voor woorden als ik en hier. Wat betekenen die? Het is, in het eerste geval, afhankelijk van wie de zin uitspreekt, en in het tweede geval van waar de woorden worden gezegd. De woorden verwijzen heel rechtstreeks naar de situatie waarin ze worden gezegd. Er is geen ‘letterlijke betekenis’ die daar los van staat.
Tafels
Maar zo is het, zegt Legg, eigenlijk. in ieder geval met alle zelfstandig naamwoordsgroepen. Neem ‘de tafel’. Stel dat je een papiertje op straat zou vinden met daarop alleen de tekst ‘de tafel is solide’. Omdat je geen idee hebt waar ‘de tafel’ naar verwijst, begrijp je ook die zin eigenlijk niet. Hij heeft buiten de situatie waarvoor hij bedoeld is, eigenlijk geen betekenis. Feitelijk wijst het in een zin als deze naar een object waarover vervolgens wordt medegedeeld dat het solide is.
(Legg lijkt te denken dat dit ook geldt voor tafels in de zin ‘Tafels zijn solide’, maar dat begrijp ik niet zo goed. Dit is toch een uitspraak die je kunt begrijpen zonder ooit kennis te hebben genomen van enige tafel?)
Frans Daems zegt
Ik denk dat de semantiek van deiktische woorden en/of anafora niet bepaald kan worden zonder pragmatiek.