Het interessantste publieke debat van de laatste jaren gaan over manieren om voorzichtiger met taal om te springen in datzelfde publieke debat: is het verkieslijk geen blank meer te zeggen maar wit, mag iemand zelf bepalen met wat voor voornaamwoorden we naar hem, haar of hen verwijzen, enzovoort?
De discussie wordt door voor- en tegenstanders soms gevoerd met een vleugje Whorfianisme – de gedachte dat taal het denken beïnvloedt en je de mentaliteit van sprekers dus kunt veranderen door de taal aan te passen. Wetenschappelijk is dat Whorfianisme, in ieder geval in zijn sterke vorm, weerlegd. Het is grotendeels andersom: je kunt mensen alleen vragen hun taal aan te passen als hun mentaliteit er klaar voor is. Dat betekent dan weer niet dat zulke discussies geen zin hebben, integendeel. Beleefdheid, mensen niet onnodig willen kwetsen, lijkt me voldoende reden om je een beetje aan te passen. Dat ik niet vloek doe ik ook niet omdat ik daar zelf religieus geïnspireerde motieven voor heb, of omdat ik me overgeef aan de religie, maar omdat het geen moeite kost dat te vermijden. Om dezelfde reden is het niet nodig om het n-woord te zeggen. Ik vind overigens wel dat ik mag citeren: godverdomme, neger.
I-woorden
In het online tijdschrift OneWorld is men waarschijnlijk binnen het Nederlandse taalgebied het verst met deze discussie. Sommigen zouden misschien zeggen: het radicaalst. Inmiddels is men daar bezig met het bestrijden van ‘validisme’ in taal – taalgebruik dat mensen met een handicap (of hoe noem je dat, dat is nu juist de vraag) in de hoek zet. Deze week plaatste Xandra Koster er een artikel over woorden als gek en gestoord: En:
Uit de vele voorbeelden van validistisch taalgebruik wil ik hier de woorden ‘idioot’, ‘imbeciel’ en ‘debiel’ onder de loep nemen. Deze woorden geven aan dat bepaalde vormen van intelligentie meer waarde hebben dan andere vormen van intelligentie. Daarbij hebben ze een geschiedenis in de diagnostiek van mensen met een verstandelijke beperking: de term ‘idioot’ werd vroeger gebruikt voor mensen met een IQ van 0 tot 25, ‘imbeciel’ was voor mensen met een IQ van 26 tot 50 en mensen met een IQ tussen de 51 en 70 werden ‘debiel’ genoemd.
Uit deze passage wordt, geloof ik, duidelijk dat de discussie over deze termen net begonnen is. De woorden zijn nog niet zo taboe dat men ze op OneWorld weigert ze te citeren, zoals dat met het n-woord geloof ik wel het geval is. Er is nog geen sprake van een d-woord of van i-woorden.
Pijn
Maar vooral valt op dat de definities die Koster hier hanteert, wel heel archaïsch zijn. Het verband tussen idiotie en een lage intelligentie ken ik niet uit mijn eigen leven, alleen uit teksten van voor mijn geboorte (‘de idioot in bad’), ook al ligt die toch al geruime tijd achter ons. Mij is altijdverteld dat je iemand met een verstandelijke beperking niet idioot noemt, want dat is een scheldwoord voor mensen die ‘stom, dwaas, belachelijk’ zijn (Van Dale). Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand zei ‘doe niet zo idioot’ en dat ik daarbij de indruk had dat iemand van de aanwezigen dacht aan iemand met een IQ van lager dan 25 (dat is een IQ waarbij iemand eigenlijk niets zelfstandig kan doen).
Koster draait de redenering om, ze lijkt te suggereren dat idioot juist alleen van toepassing is op mensen met een laag IQ en niet op mensen met stom gedrag. Misschien is ze ten prooi aan het misverstand dat de etymologische betekenis de ‘echte’ is.
Ze blijft sowieso erg aan die definities van IQ hangen:
Met validistische termen zet je mensen met een (verstandelijke) beperking in een kwaad daglicht. Je koppelt slecht gedrag aan het hebben van een beperking. Maar wie dingen doet die tegen de wet zijn, is niet ‘achterlijk’. Het is gemakzuchtig en lui om die persoon zo te noemen en er zijn veel betere woorden te bedenken, zoals crimineel of misdadiger. De snelweg blokkeren om anti-Zwarte-Piet-demonstranten tegen te houden is niet ‘idioot’: wel is het racistisch, gevaarlijk en onwettig. Een machtige man die seks heeft met vrouwen die dat niet willen is niet ‘gestoord’; hij is een verkrachter.
Met deze voorbeelden plaatst Koster crimineel en ongewenst gedrag in een morele categorie in plaats van een psychologische. Ja, iemand die vrouwen verkracht is een verkrachter – maar wat brengt iemand tot zulk gedrag? In ieder geval in mijn wereldbeeld moet er iets psychisch met je mis zijn wil je overgaan tot iets dergelijks – je ziet bijvoorbeeld de pijn van de vrouwen niet.
Lief
Het is iedereen duidelijk dat dit met een laag IQ weinig te maken heeft – je kunt lid zijn van Mensa én een verkrachter. Toch is het al sinds de klassieke oudheid een waardevol inzicht dat zulke mensen iets niet begrijpen: dat misdaad niet loont, dat het niet de weg is tot een gelukkig en evenwichtig bestaan en dat ze dus met hun criminaliteit zichzelf benadelen. Dat ze in die zin dom zijn.
Het alternatief, dat Koster aanhangt, is te zeggen dat de misdadiger alleen gekenmerkt wordt door gebrek aan moraal. Dat is, begrijp me goed, ook een eerbiedwaardige manier van alles zien, maar het is niet de mijne. En ik wil mijn kijk op misdaad toch eigenlijk ook wel kunnen uitdrukken. Wat mij betreft is een machtige man die seks heeft met vrouwen die dat niet willen wel degelijk gestoord.
Zeker: dat psychose iemand gevaarlijk kan maken voor zichzelf en zijn omgeving, betekent niet dat iedereen met een psychose ook gevaarlijk is. Iedereen die gruwelijke dingen doet is wat mij betreft gestoord, maar gestoorde mensen kunnen ook heel lief zijn.Het betekent allemaal wel dat onze terminologie over afwijkend gedrag en de psychologie die daaraan ten grondslag waarschijnlijk veel ingewikkelder is dan die over gender en ras. De taal schiet hier misschien te kort. Iemand die dingen doet die ik niet goed vind, zo iemand vind ik niet goed wijs. Maar goed onderscheid maken met het niet goed wijs zijn van ons buurjongetje dat altijd bloemen wil plukken voor zijn zusje kan ik niet goed in taal.
Sterre Leufkens zegt
Ik volg je redenering niet helemaal over waarom de i-woorden etc. verkeerd zouden zijn, of eigenlijk denk ik dat ik de oneworld-redenering niet volg.
De schadelijkheid van scheldwoorden zit ‘m gedeeltelijk in de versterking van een negatieve connotatie. Bijv. als je iemand uitscheldt voor homo bedoel je niet per se dat je denkt dat diegene homoseksueel is, maar schrijf je vooral de negatieve connotatie die kennelijk bij dat woord hoort aan diegene toe. Dat is kwetsend voor de uitgescholdene, maar vooral ook schadelijk voor homo’s, omdat die negatieve connotatie met hun geaardheid gelegd/versterkt wordt. Op een indirecte manier wordt gecommuniceerd dat er iets mis is met homo zijn, dat dat iets is wat je absoluut niet wilt zijn.
De parallel met idioot etc. zou dan zijn dat als je iemand een idioot noemt, dat schadelijk is voor alle mensen met een IQ tussen 0 en 25, omdat je een relatie legt tussen de immoraliteit van moordenaars/verkrachters en die psychologische eigenschap. Maar het verschil met het homo-voorbeeld lijkt me dat niemand zichzelf of een ander nog als ‘idioot’ of ‘achterlijk’ identificeert. Dus wie schaad je eigenlijk als je scheldt met die woorden? Bij een woord als ‘zwakbegaafd’, wel in gebruik, zou ik het bezwaar beter begrijpen.
Ergens lijkt me dit een soort bij-effect van de tredmolen van eufemismen: een woord wordt geïntroduceerd als neutrale term, verwerft in de loop der tijd een negatieve lading, is daarom niet meer geschikt als neutrale term, er komt een nieuwe neutraal bedoelde (eufemistische) term en het oude woord blijft achter als scheldwoord.
Marc van Oostendorp zegt
Ik ben het geloof ik met je eens. Er is niet alleen niemand die zich als ‘idioot’ identificeert; sterker nog, er is niet iemand die je met goed fatsoen ‘idioot’ kunt noemen. Het is wat mij betreft niet eens geschikt als specifiek scheldwoord voor mensen met een IQ lager dan 25. Hoogbegaafden kunnnen op allerlei manieren idioten zijn (wat trouwens ook weer niet betekent dat ze crimineel zijn). Zulke dingen kun je niet echt doen met scheldwoorden voor bijv. homo’s.
Het is zo’n ingewikkeld cluster (‘domheid’, ‘gekte’, ‘criminaliteit’), ook omdat er impliciet natuurlijk een begrip van normaliteit achter zit (intelligent, normaal gedrag, aangepast gedrag) dat zelf ook helemaal niet goed gedefinieerd is. Het probleem lijkt me dat we het domein psychische gesteldheid zich nóg lastiger in categorieën laat duwen dan seksualiteit, gender, ‘ras’, enz.