Uit romans kun je veel leren over hoe de wereld in elkaar zit. In ieder geval de wereld van de fantasie, die natuurlijk een onderdeel is van de zogeheten ‘echte’ wereld, want die fantasie komt voort uit mensenhoofden en spookt rond in mensenhoofden en doet mensenhoofden veranderen.
Als je alle romans die in een bepaalde taal in ons taalgebied verschenen zijn, krijg je inzicht in hoe schrijvers en lezers de wereld zagen. Dat geldt misschien juist met name voor het soort zaken waaraan die schrijvers en lezers niet te veel aandacht besteden: niet de in kranten besproken thematiek en stijl, maar juist het staketsel van die boeken dat nodig was bij het bouwen maar daarna niet meer gezien wordt. Zoals de sociologische verhoudingen tussen de personages: de schrijver heeft een handjevol personages nodig om haar verhaal te kunnen vertellen – hoeveel van hen geeft ze bijvoorbeeld een hogere opleiding mee en hoeveel een lagere? En van wat voor personages laat ze helemaal na iets over de opleiding mee te delen?
Gamma
Dit is het fascinerende onderzoek van mijn Nijmeegse collega Roel Smeets. Hij heeft er al veel over gepubliceerd maar komt nu met een mooi, tegelijkertijd leesbaar én geleerd, boek waarin hij de resultaten samenvat van onderzoek naar 170 romans uit 2012 – dat zijn nog lang niet alle toen verschenen boeken (het zijn de inzendingen voor de Librisprijs van dat jaar, het totale aantal gepubliceerde romans schat Smeets op 460), maar toch wel een significant aantal.
Interessant is dat Smeets die enorme stapel boeken met een combinatie van technieken te lijf is gegaan. Met de computer telde hij: hoeveel personages worden er ten tonele gevoerd,, wat zijn hun demografische gegevens, en hoe verhouden die zich tot elkaar. Daarnaast heeft hij een selectie van de boeken heel precies – volgens een moderne close reading-– gelezen, onder andere om de resultaten van de metingen goed te kunnen interpreteren.
Smeets is daarmee een alfa die heel precies leest en interpreteert, een beta die zijn computer door iedere gewenste hoepel kan laten springen én een gamma, want voor de uiteindelijke analyse ontleent hij theorieën en termen aan de sociologie.
Etnische grenzen
Zo is een van Smeets’ bevindingen dat vrouwen en migrantengroepen in Nederlandse romans minder vaak voorkomen dan op de Nederlandse straat: boeken gaan niet alleen maar over witte mannen, maar wie niet van witte mannen houdt kan beter geen Nederlandse roman lezen. Uit zijn analyse van de ‘netwerken’ die er tussen de personages bestaan – wie staat er in contact met wie – blijkt tegelijkertijd dat vrouwen en migranten vaak een centralere rol spelen in die netwerken. Dat betekent dat ze met meer andere personages contact hebben, of preciezer gezegd, dat ze relatief vaak worden genoemd in dezelfde zin als een ander personage, of een zin later, want dat is de manier waarop Smeets ‘contact’ meetbaar maakte.
Minderheden komen dus vaker voor, maar ze staan wel centraler in de boeken die besproken worden? Om dat uit te diepen, gaat Smeets uitvoerig in op Eus van Özcan Akyol. Wat de genderrelaties betreft is dat boek statistisch atypisch: vrouwen staan hier aan de periferie van de beschreven netwerken. Dat correspondeert, laat Smeets zien, met de ronduit seksistische opvattingen van hoofdpersoon Eus en zijn vrienden, die vrouwen alleen maar zien als objecten van erotische fantasieën. Waar het gaat om etnische afkomst is Eus weer wel veel kenmerkender in het cijfermateriaal, en Smeets lezing van het boek haalt naar boven dat een belangrijk thema in Eus is hoe onmogelijk het is om etnische grenzen vast te stellen –hoe deze in elkaar overlopen.
Meetlat
Het probleem dat hiermee niet helemaal is opgelost is dit: als dit de analyse is voor alle 170 romans, betekent dit dan de boeken van 2012 gemiddeld genomen de onderscheidingen tussen de genders en tussen etnische groepen relativeerden? Maar dat doet op zijn beurt de vraag rijzen waarom vrouwen en minderheden toch ondergerepresenteerd zijn. Dat lijkt me een interessant onderwerp voor nader onderzoek. Een hypothese kan zijn dat het feit dat bepaalde groepen zo centraal staan in hun netwerken (dat wil zeggen, zo vaak in samenhang met anderen genoemd worden) juist een teken is van het feit dat ze op zich nauwelijks serieus genomen worden. Ze doen er alleen toe als ze genoemd worden in verband met witte mannen.
Een probleem waar Smeets duidelijk mee worstelt is dat de analist hier al snel politieke correctheid en zelfs cancel culture wordt verweten. Schrijvers moeten toch schrijven over wie ze willen! Moet de populatie van romans dan precies die van het dorpshuis weerspiegelen! Moet dan overal een meetlat langs, en moet er met die meetlat ook nog op de vingers van politiek incorrecte schrijvers worden getikt? Als je de reactie op Smeets’ werk leest, krijg je soms de indruk dat schrijvers zich betrapt voelen – wat natuurlijk ook komt doordat het gaat over aspecten waaraan ze zelf weinig bewuste gedachten besteden. Ze schrijven een verhaal en denken na over de psychologie van de personages, niet over hun sociologie.
Vlees en bloed
Maar dat is Smeets’ punt ook helemaal niet. Zelfs het woord seksisme dat ik hierboven gebruik, zul je bij hem niet aantreffen. Het doel is een analyse te maken van wat er nu eigenlijk aan de hand is. Op deze manier leg je bloot hoe de geletterden van Nederland collectief de werkelijkheid kennelijk ervaren – wat zij de moeite vinden om eruit te lichten. Je kunt daar als onderzoeker vermoedelijk zelfs nauwelijks op sturen, vooral omdat deze kant van romans in onze cultuur zo weinig centraal staat: recensies gaan zelden in op de sociologische structuur van de beschreven groep personages. Maar ook bij de zichzelf in doorsnee waarschijnlijk als verlicht beschouwende groep schrijvers en lezers stromen oude vooroordelen kennelijk nog altijd onder de brug.
Een ander vooroordeel waar Smeets mee te maken heeft gehad en waarop hij hier nu ingaat, komt van een bepaald type postmodernistische schrijver die het nodig vindt om luidkeels te roepen dat romanpersonages natuurlijk geen echte mensen zijn, maar personages, gemaakt van woorden en niet van vlees en bloed, en dat je er dus geen normale psychologie of sociologie op kunt toepassen.
Dat lijkt mij een misverstand.
Niet-triviaal
Natuurlijk, personages hebben bepaalde eigenschappen die mensen niet hebben. Wat ik weleens geteld zou willen zien: hoe vaak personages in boeken naar de wc gaan; mijn indruk is dat zij minder vaak behoefte hebben dan echte mensen. Waarom dat zo is, is een beetje duister, temeer daar allerlei andere puur private handelingen, zoals masturbatie, wel regelmatig beschreven worden. (Het Vermoeden van Van Oostendorp: de gemiddelde romanfiguur masturbeert vaker dan dat die plast, en bij mensen van vlees en bloed is dit andersom. Dat moet iets zeggen over de gedachten die mensen aan beide activiteiten besteden.)
Maar tegelijkertijd heeft iedere lezer natuurlijk het gevoel dat ieder verhaal uiteindelijk over mensen gaat, zelfs als het ogenschijnlijk handelt over een eekhoorn en een mier, of over twee pakken sinaasappelsap in een verlaten schuur. Vraag aan een gemiddelde lezer waar een van de 170 boeken over gaat, en geheid komen daar woorden als man, vrouw en persoon in voor. Het is nu eenmaal ook het geval dat mensen uiteindelijk en in doorsnee het meest geïnteresseerd zijn in verhalen over andere mensen. Ook de ervaren non-fictieschrijver weet dat je pas een goed verhaal kunt maken van een abstract onderwerp als je er een menselijke draai aan kunt geven.
Dat je wel degelijk sociologie van personages kunt bedrijven, wordt natuurlijk ook vooral bewezen door Smeets’ boek. Het bleek mogelijk een zeer significant aantal personages te classificeren volgens traditionele sociologische categorieën als gender en opleidingsniveau (de meeste personages zijn hoger opgeleid). Bovendien blijken de resultaten van zijn analyses ook nog eens niet-triviaal: die categorieën betekenen dus ook nog eens echt wat in de romanwerelden.
En daarmee in onze gezamelijke fantasiewereld. De term ‘het collectieve onbewuste’ ontbreekt in dit boek, het is ook volkomen uit de mode, maar je zou kunnen zeggen dat door deze gecombineerde techniek van close en distant reading Smeets een manier heeft gevonden om precies dat collectieve onbewuste in kaart te brengen. Niet om erover te oordelen, maar om het beter te begrijpen.
Roel Smeets: Character Constellations. Representations of Social Groups in Present-Day Dutch Literary Fiction. Leuven University Press, 2021. Bestel/download-informatie bij de uitgever
John Marrakech zegt
“Maar ook bij de zichzelf in doorsnee waarschijnlijk als verlicht beschouwende groep schrijvers en lezers stromen oude vooroordelen kennelijk nog altijd onder de brug.”
Dit morele oordeel komt een beetje uit de lucht vallen. Waarom zouden schrijvers als bevooroordeeld en als weinig of niet verlicht moeten gelden als de personages in hun boeken qua geslacht en etnische achtergrond geen getrouwe afspiegeling zijn van de bevolking van hun land?
“Dat je wel degelijk sociologie van personages kunt bedrijven, wordt natuurlijk ook vooral bewezen door Smeets’ boek.”
Maar de vraag is toch: wat heb je eraan? Wat is het nut? Waarom zou je 170 romans doorploegen als je bevindingen steeds zo schraal zijn? In een recent essay over dezelfde boeken komt Smeets tot de conclusie dat laag opgeleide personages vaker in een conflict verzeild raken dan hoog opgeleide personages. So what? Dat lijkt me even oninteressant als de conclusie dat personages die op het platteland wonen vaker getrouwd zijn dan personages in steden. Het zegt denk ik ook niets over ‘onze gezamenlijke fantasiewereld’, want daarvoor is de populatie van romanciers niet echt representatief.
Marc van Oostendorp zegt
Dat die oude vooroordelen nog altijd onder de brug stromen is dus juist geen moreel oordeel, maar een constatering. Het idee dat dit waarschijnlijk in tegenspraak is met het morele oordeel dat schrijvers en lezers desgevraagd zouden geven, is een suggestie (mijnerzijds, niet op het conto van Smeets te schrijven).
Wat heb je eraan? Mijns inziens is het wel degelijk interessant om in te zien wat voor onderstromen er zijn te vinden in te literatuur – inclusief zo’n constatering dat het de rol van lager opgeleiden in romans is om in conflict te geraken met hoger opgeleiden. Waar u wel gelijk in hebt: dit is natuurlijk het collectieve van slechts een bepaalde laag in de samenleving, de ‘culturele elite’. Het zou ook interessant zijn om andere cultuuruitingen op deze manier te onderzoeken. Je krijgt dan bevindingen die je op geen enkele andere manier kunt vaststellen; maar de methodologie uit het boek van Smeets kun je daar vermoedelijk zo op toepassen.