In een vorig stukje voor Neerlandistiek heb ik laten zien dat er geen sprake van is dat 24% van onze 15-jarige leerlingen op grond van het PISA-onderzoek uit 2018 ‘laaggeletterd’ kan worden genoemd. De 15-jarigen in dat onderzoek hebben, anders dan in de media en in de politiek werd beweerd, geen moeite met bijvoorbeeld het begrijpen van eenvoudige mededelingen of het lezen van de ondertiteling bij film of tv, maar ze vinden het moeilijk om de kwaliteit en geloofwaardigheid van een tekst te beoordelen, en om te reflecteren op de inhoud en vorm van een tekst. In een stukje daarna, ook in Neerlandistiek berekende ik op basis van het PIAAC-onderzoek (Programme for the International Assessment of Adult Competencies) dat werkelijke laaggeletterdheid onder 15-jarigen geen 24% bedraagt, maar rond de 5%. Laaggeletterden, aldus PIAAC, beschikken over een elementair basisvocabulaire, en kunnen eenvoudige informatie uit korte zinnen en teksten halen. Ze hebben moeite om verschillende soorten informatie te vergelijken, te contrasteren of te beredeneren.
Nu circuleert een nieuwe variant: in plaats van dat het ‘feit’ van laaggeletterdheid wordt geponeerd, wordt een voorspelling gedaan over het ‘risico’ of de ‘kans’ op laaggeletterdheid. En wat erger is, zulke voorspellingen worden ook gedaan op websites van organisaties van wie betrouwbare informatie verwacht mag worden als het gaat om leesvaardigheid. Zo staat op de website van Stichting Lezen, naar aanleiding van de publicatie Leesmotivatie onder de loep: ”24% van de jongeren loopt het risico om laaggeletterd te worden.” En op de website van Stichting Lezen en Schrijven lezen we, naar aanleiding van de publicatie Peil.Schrijfvaardigheid: “Al eerder bleek uit het PISA- onderzoek dat 24% van de 15-jarigen kans loopt op laaggeletterdheid op basis van hun leesvaardigheid.” Tegen deze nieuwe variant is een nieuw vaccin nodig, en daarom dit stukje.
Hoe groot is de kans of het risico op laaggeletterdheid voor de 15-jarige leerlingen uit PISA-2018? Ik weet dat er in kringen van neerlandici en leraren Nederlands verschillend wordt gedacht over het examen Nederlands, maar het volgende uitgangspunt zal toch wel worden gedeeld:
- Een laaggeletterde behaalt geen voldoende voor het centraal schriftelijk examen Nederlands.
Van de totale populatie van leerlingen die in 2018 15 jaar waren, deden de (niet vertraagde) vmbo-leerlingen hun centraal schriftelijk examen Nederlands in 2019, havoleerlingen in 2020 en vwo-leerlingen in 2021. Als het risico op laaggeletterdheid voor 15-jarigen uit 2018 groot zou zijn, zou dit hebben moeten leiden tot desastreuze centrale examencijfers Nederlands in de periode 2019-2021. Tenminste 24% van de totale leerlingenpopulatie had dan een onvoldoende moeten halen op grond van intussen ingetreden laaggeletterdheid. Dat percentage zou zelfs flink hoger moeten zijn, want ook niet-laaggeletterde leerlingen kunnen een onvoldoende halen voor het centraal examen Nederlands. Vergelijken we nu met het werkelijke percentage onvoldoendes:
2018 | 2019 | 2021 | ||
Vwo | 18 | 24 | 16 | |
Havo | 19 | 21 | 23 | |
Vmbo gl/tl | 18 | 15 | 19 | |
Vmbo kb | 22 | 17 | 15 | |
Vmbo bb (digitaal) | 9 | 6 | 10 | |
Gemiddeld | 17,2 | 16,6 | 16,6 |
Toelichting: in 2020 zijn vanwege covid geen centrale examens afgenomen. Het jaar 2018 heb ik toegevoegd om de gelijkmatigheid van de hoeveelheid onvoldoendes door de jaren heen te laten zien. Resultaten van leerlingen in het praktijkonderwijs ontbreken omdat zij geen centraal examen afleggen. In de representatieve steekproef van 15-jarigen in PISA-2018 maken zij ongeveer 19% uit van het totaal (199 van de 3777); opmerkelijk is dat zij de enige groep vormen waarbij de leesvaardigheidsscores gestegen zijn tussen 2012 en 2018 (Resultaten PISA in vogelvlucht, p. 20).
Het voorspelde risico op laaggeletterdheid van de 15-jarigen uit PISA-2018 is in de drie daaropvolgende schooljaren geenszins geëffectueerd, kunnen we concluderen.1) Er zijn flink wat onvoldoendes voor het centraal examen Nederlands, maar de gemiddelde percentages komen niet in de buurt van wat we zouden mogen verwachten op grond van de voorspelde laaggeletterdheid. Worden die voormalige 15-jarigen dan alsnog laaggeletterd tijdens hun studie in het hoger onderwijs of het middelbaar beroepsonderwijs, of tijdens de uitoefening van hun beroep? De vraag stellen is hem beantwoorden, lijkt me.
Ik heb niet de verwachting dat dit stukje het discours over laaggeletterdheid van 15-jarigen zal veranderen in de media en in de politiek; daarin praat iedereen elkaar eindeloos na. Maar ik hoop wel dat Stichting Lezen zowel als Stichting Lezen en Schrijven de boven geciteerde zinsneden van hun website zullen verwijderen. De nobele zaak van leesbevordering is niet gediend met voorspellingen die geen enkel hout snijden.
1. En de voortijdige schoolverlaters dan, vroeg de redactie van Neerlandistiek terecht. In het voortgezet onderwijs ligt dat percentage de laatste jaren op 0,5% (https://www.nji.nl/cijfers/voortijdig-schoolverlaten). Overigens hoeven niet alle voortijdige schoolverlaters laaggeletterd te zijn of te worden.
Heleen zegt
“Worden die voormalige 15-jarigen dan alsnog laaggeletterd tijdens hun studie in het hoger onderwijs of het middelbaar beroepsonderwijs, of tijdens de uitoefening van hun beroep? De vraag stellen is hem beantwoorden, lijkt me.”
Die conclusie begrijp ik niet helemaal. Iemand die het VMBO-examen Nederlands met veel moeite haalt, kan toch later alsnog laagtaalvaardig worden? Dat niveau hou je niet als je lezen gaat vermijden omdat je het lastig vindt. Soms heb je het voor je beroep niet zo nodig en neemt een partner dit soort taken bijvoorbeeld over. Terwijl je administratieve leven steeds complexer wordt, neemt jouw leesvaardigheid af. Bij NT2-leerders zie je bijvoorbeeld ook dat een mooi examenniveau geen garantie is op langdurige zelfredzaamheid met taal.
Verder heel interessant. Als leraar in opleiding is het nuttig om dit soort cijfers in een ander perspectief te zien, ook om de moed erin te houden.
Helge Bonset zegt
Die vmbo-leerling gaat, omdat hij leerplichtig is, het mbo in. Daar is Nederlands ook een examenvak, dus hij krijgt daar weinig kans op laaggeletterdheid. Tenzij hij behoort tot de 5,4% voortijdig schoolverlaters op het mbo. (Dat cijfer is van 2018-2019; recentere staan niet in de tabel.) Dus hier heb je een punt; bij die groep zou laaggeletterdheid zich kunnen (maar niet noodzakelijkerwijs hoeven) ontwikkelen. Het is altijd lastig om te argumenteren over een kans of een risico, omdat de voorspelling daarop meestal niet preciseert op welke termijn dat zich dan voordoet….
Heleen zegt
Bedankt. Ik denk niet dat MBO-diploma op niveau 2 je per definitie beschermt tegen het proces dat ik beschreef, maar het klopt natuurlijk dat een hele stellige voorspelling vreemd is. Ik verbaas me er soms ook over dat de cijfers van de Stichting Lezen en Schrijven als voldongen feiten in de media komen. Journalisten lijken niet altijd mee te wegen dat de stichting als doel heeft om laaggeletterdheid te agenderen.
Helge Bonset zegt
Ja, maar dat is volgens mij anders gegaan, triester nog. De media hebben vorig jaar uit PISA- 2018 gedestilleerd dat 24% van de 15-jarigen laaggeletterd is of wordt, en nu is dat zelfs doorgedrongen tot de websites van achtenswaardige stichtingen. Andersom dus. En inderdaad, die stichtingen komt het waarschijnlijk wel goed uit om laaggeletterdheid te agenderen…
Melchior Vesters zegt
Dag Helge, ik snap dat je omwille van begripsnauwkeurigheid wilt vasthouden aan een bepaalde definitie van wat laaggeletterd is. De maatschappelijke discussie gaat echter in de kern om een waarderend argument. Als 24% (of wat voor percentage dan ook) onvoldoende scoort op “de kwaliteit en geloofwaardigheid van een tekst (…) beoordelen, en (…) reflecteren op de inhoud en vorm van een tekst”, dan zou je kunnen zeggen dat die kinderen te ‘laaggeletterd’ zijn om volwaardig mee te komen in onze samenleving. Veel mensen vinden dat.
Voor mij is de grotere vraag: hoe komen we van die ‘laaggeletterdheid’ af? Wat is jouw kijk daarop, en wat vind je van de analyse van opinisten zoals Truijens (los van haar hantering van laaggeletterdheid), in de krant van gisteren? https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/ook-deze-coalitie-durft-de-stap-naar-echte-verbetering-niet-aan~b86fea24/
Zelf denk ik dat het antwoord – aangenomen dat dit ligt bij literatuuronderwijs; zakelijke leesvaardigheid laat ik even buiten beschouwing – niet ligt bij ‘leesplezier’, maar dat we moeten inzetten op discipline, handhaving van een bepaalde standaard. Zittenblijven moet ook weer een normale uitkomst worden. Geen ‘geen zin’ meer accepteren als leerlingen niet willen lezen; ze doen maar gewoon hun best voor zes of acht (of X) boeken per jaar, en anders geen diploma. Ik denk dat het vooral een kwestie is van egocentrisme en luiheid: (van iemand) een vreemd perspectief innemen plus reflecteren op impliciete vragen vereist enige interesse voor een ander en kost cognitieve inspanning. Mijn leerlingen zien niet wat hun dat oplevert, dus ze werken liever wat extra uurtjes als vakkenvuller bij de Appie – daar is de beloning wel duidelijk.
Hoe zou jij literatuur(geschiedenis) verantwoorden aan 4 of 5 havo? En hoe hoog of laag zou je de lat leggen qua reflectie op de inhoud? Verder vraag ik me af of jij weet hoe het voelt om beschouwd te worden als docent van een volstrekt instrumenteel vak: niets wat ‘op zich’ het leren waard is, alles staat in dienst van kwalificatie en dus potentieel meer geld verdienen. Als mijn havisten al motivatie hebben, dan is dit het vaak. Wat voor jongvolwassenen komen er in onze samenleving?
Helge Bonset zegt
Beste Melchior, ik reageer per alinea van jouw bijdrage.
Ik wil inderdaad vasthouden aan een nauwkeurige definitie van laaggeletterdheid, en daar valt een tekortschietend vermogen tot beoordelen van en reflecteren op teksten niet onder, hoe belangrijk dat ook moge zijn.
Het stuk van Truijens heb ik gelezen, maar ik kan het helaas niet overlezen (blokkade digitale krant). Ik geloof niet dat ik het oneens was met haar (behalve dan weer die riedel over 24%).
Het antwoord op problemen met het lezen van niet-literaire teksten ligt volgens mij niet in het onderwijs in literaire teksten. Dat leerlingen gewoon hun best moeten doen in het literatuuronderwijs ben ik met je eens.
Ik vind Nederlands geen volstrekt instrumenteel vak en vraag me af of anderen jou beschouwen als docent van een volstrekt instrumenteel vak. Klaarblijkelijk doe jij dat zelf wel, en daaraan kan alleen jij iets veranderen, hetzij in je lespraktijk, hetzij in je mindset.
Melchior Vesters zegt
Even in omgekeerde volgorde: jouw conclusie klopt niet. Ik vind wat ik onderwijs niet louter instrumenteel en wel interessant, maar mijn havisten niet. De meesten hebben amper interesse in lezen over mensen die heel andere levens hebben dan zij en vinden cultuurgeschiedenis irrelevant. De reden dat ze zo’n egocentrische en leesluie houding hebben, is volgens mij dat al decennia wordt uitgedragen – waaraan jij een flinke bijdrage hebt geleverd – dat literatuur lezen iets is ‘voor je plezier’, in plaats van iets voor socialisering (waarbij reflecteren m.i. inherent is).
Het verbaast mij niet dat jij denkt dat de oplossing voor dalende leesvaardigheid ligt bij onderwijs in lezen van niet-literaire teksten i.p.v. bij literatuuronderwijs, omdat jij het als twee zeer verschillende vaardigheden ziet. De discussie hierover is al eerder op deze site gevoerd en ga ik niet overdoen. Laat ik alleen herhalen dat ik het onderscheid onzin vind; bijv. reflecteren kan je prima leren via literaire teksten.
Verder vind ik het opmerkelijk dat iemand (jij) die hecht aan leesplezier niét zou denken dat de oplossing voor beter reflecteren in literatuuronderwijs ligt, aangezien er toch in vakliteratuur wordt gesproken over een ‘wederkerige relatie tussen leesvaardigheid, leesgedrag en leesplezier’ (Dood & Gubbels 2021).
Zoals gezegd vind ik jouw hameren op een door sommige wetenschappers aangehouden definitie van laaggeletterdheid minder belangrijk dan de grotere, normatieve maatschappelijke discussie of onze jongeren ‘genoeg’ leren reflecteren. Om de discussie hierover vooruit te helpen, heb ik de vragenlijsten van PISA maar aangevraagd, zodat ik kan zien met wat voor vragen ze ‘reflecteren’ nou eigenlijk meten. Mocht jij die vragenlijsten al hebben, dan houd ik me aanbevolen.
Helge Bonset zegt
https://didactieknederlands.nl/handboek/2020/12/moeite-met-evalueren-en-reflecteren-wat-betekent-dat/
Ik heb niet de hele vragenlijsten, wel deze link naar een interessant artikel van Joyce Gubbeld.