Al weer enige tijd geleden begonnen Dirk Schoenaers en ik een voor iedereen bereikbare en begrijpbare Lijst van gedigitaliseerde Middelnederlandse handschriften en drukken in binnen- en buitenlandse bibliotheken. Het was en is onze hoop en bedoeling dat met name mensen die werkzaam zijn in de bibliotheekwereld en daarom dichter bij het vuur zitten dan de meeste eindgebruikers, deze Lijst helpen aanvullen.
Tot onze vreugde gebeurt dit ook. Recentelijk werd er een gebedenboek aan de Lijst toegevoegd dat te vinden is in de Digital Library van de University of Cambridge UK: Benedictional of Robert de Clercq (Ms Nn.4.1). Het is een handschrift uit de rijke bibliotheek van de abdij Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen nabij Koksijde, België. Zie hier het ex libris alsook de beschrijving van het handschrift door de bibliotheek van Cambridge University. Zoals u ziet, gaat het om een zeer luxe Latijns gebedenboek van bisschop Robert de Clercq, geschreven in het eerste kwart van de 16e eeuw. Ja, ook na de uitvinding van de boekdrukkunst ging men ‘gewoon’ door met het maken van luxe handschriften, omdat men in aristocratische kringen zo’n gedrukt boek maar hoogst ordinair vond.
Dat dit Latijnse gebedenboek toch een plaatsje op deze Lijst verdiend en gekregen heeft, komt omdat het een Middelnederlandse tekst bevat, en wel een trouwbelofte. Het uitspreken van deze belofte zal een onderdeel geweest zijn van een middeleeuwse huwelijksmis. De bijbehorende liturgie begint op fol. 98 recto met deze prachtige miniatuur, geschilderd door, naar men denkt, Simon Bening, de laatste grote Vlaamse miniaturist:
Eerst worden de beide echtgenoten gezegend: “Sequitur benedictio super Sponsum et sponsam” (fol. 98v), daarna de ring: “Benedictio annulli” (fol. 100r) die vervolgens door de priester met hulp van de bruidegom aan de (ring)vinger van de bruid geschoven wordt: “Post orationes hanc asperget sacerdos annulum aqua benedicta et cum adiutorio sponsi imponit digito sponse.” (fol. 100v) Hierna gaat de tekst over van Latijn in Middelnederlands. Waar een .N. staat, moet men zijn ‘nomen’ (Latijn voor naam) invullen:
(Priester tot bruidegom) “Secht naer my: Inde name des Vadere, des Zoons, des Helighen Gheests, amen. Ic .N. bem hier ghecommen mijns dancs (zonder dwang), mijns wille (uit vrije wil) om te trauwene ende te eene wettelike wive te nemene .N., die ic bijder handt hebbe. Ic gheve hu (u) mijne trauwe, die ic Gode sculdich bem, die belove ic (fol. 100v) hu te houdene ziec, ghesondt, lustich ende onlustich. Ic en sal hu nemmermeer ofgaen (verlaten) om scoonder noch om rijckere noch om edelder (vrouw) noch om eenigherande zake dat herte ghepeinsen oft mont spreken mach. Also helpe mij God ende alle Gods helighen. Amen. God gheve hulieder gracie dat ghijt wel houden muecht. Amen.”
Voor het geval dat één van beide of allebei de echtelieden het Middelnederlands onvoldoende machtig zijn, volgt hierna een Franse vertaling van deze trouwbelofte (fol. 101v):
“Ou nom du Pere, du Filz et du Sainct Esperit, amen. Je .N. suis cy venu de mon gré et de ma propre voulenté pour espouser legittimement prendre a espuese N. laquelle je tiens par la main .N. la foy que je doy a Dieu je le vous donne et vous promectz de entretenir ne jamais laisser pour quelque maladie, sainte ou aultre accident, ne pour plus belle, ne pour plus riche, ne pour plus noble, ne pour quelque (fol. 102r) chose du monde que ceur peult penser et bouche parler. Ainsy me veulle Dieu aydier et tous ses saincts.”
De taal van de trouwbelofte is onmiskenbaar West-Vlaams. Zo zal men in Koksijde gesproken hebben.
Wij mensen van nu groeien op met het beeld dat middeleeuwse mensen dom, vies en bijgelovig waren. Daar voelen wij ons heel prettig bij. Zo zijn wij helemaal niet, waandenken wij. Maar als ik deze trouwbelofte vergelijk met de mijne dan vind ik de middeleeuwse mooier.
Naschrift
Toen ik voor alle zekerheid – je weet maar nooit – meneer Google naar een paar kenmerkende woorden uit deze trouwbelofte liet zoeken, vond ik tot mijn blijde verbazing in de Inventaris van de Middelnederlandse handschriften van de Koninklijke Bibliotheek van België vol. 2 van Jan Deschamps en Herman Mulder, Tweede aflevering, Brussel 1999, een jongere redactie van deze trouwbelofte in hs. IV 929, fol. 17v:
Secht naer mij IN den name des vaders: des zuens: des helichs gheests. Amen. lc .N. bem hier ghecommen mijns dancs mijns willens: om te trauwene ende teenen wettelicken wijue te nemen. N. die ic bijder handt hebbe. N. Ic gheue v mijn kerstelicke trauwe die ic god sculdich bem: die beloue ic v te houdene siec ende ghesont lustich ende onlustich Ic en zal v nemmermeer of gaen: noch om scoondere: noch om rijckere: noch om heeldere: noch om eenegherhande zake dat herte ghepeinsen of mondt ghespreken mach. So helpe mij godt et alle gods heleghen.
Jan Uyttendaele zegt
Mooie bijdrage! Maar wat u vergeet te vermelden is, dat de miniatuur het huwelijk van Maria met de veel oudere weduwnaar Jozef laat zien, met wie ze verloofd was, en dat Maria op dat moment al ‘draagmoeder’ was, zonder dat Jozef dat wist. Ze was namelijk al zwanger van God (van de H. Geest). Achter Jozef staan de afgewezen huwelijkskandidaten en achter Maria twee andere maagden (de getuigen). Maria en Jozef leggen daarbij de beide handen zachtjes in elkaar als symbool van de eeuwige trouw. De handen in mekaar leggen betekende in de middeleeuwen: een verbintenis aangaan, een contract afsluiten. Dat had een juridische betekenis: het bevestigde de rechten en de plichten van het huwelijk. De priester legde daar de stola overheen als symbool van het sacrament van het huwelijk. De menselijke liefde werd immers beschouwd een weerspiegeling van de goddelijke liefde en door het christelijk huwelijk nam de mens deel aan de goddelijke heilsgeschiedenis.
Willem Kuiper zegt
Dat ben ik niet vergeten, Jan Uyttendaele, dat heb ik bewust achterwege gelaten, omdat ik dan zoveel moet uitleggen aan mensen die nooit middeleeuwse teksten over de verloving van Maria en Jozef gelezen hebben. Maar u heeft gelijk, middeleeuwse ogen zullen in het ‘bruidspaar’ de oudere Jozef en de jonge Maria ‘herkend’ hebben. Wat mij opvalt, is dat zij geen hoofddoek draagt, maar heur haar los draagt. Of Simon haar hier zwanger geschilderd heeft dan wel van een ‘Bourgondische buik’ voorzien, durf ik niet te zeggen. Zal kunsthistorica Martine Meuwese eens vragen of er achter ‘Jozef’ een ring op de grond ligt. Ook vond ik de entourage rond het ‘bruidspaar’ onvoldoende deuterocanoniek aandoen, om het hier eens over te gaan hebben. Vandaar.
Jan Uyttendaele zegt
De miniatuur deed me ook denken aan het ‘Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw’ (1434) van Jan van Eyck. Dat schilderij werd vroeger ook de ‘Hymne aan de echtelijke trouw’ genoemd, omdat het de symbolische uitbeelding van het christelijk huwelijk is met zijn sacraal en sacramenteel karakter. Het is een soort ‘geschilderde huwelijksakte’, zou je kunnen zeggen, d.w.z. de uitbeelding van de huwelijksbelofte. Ook op dat schilderij ziet men het tedere gebaar van de in mekaar gelegde handen. Maar of de gezwollen buik laat zien dat de vrouw nu al zwanger is, is niet duidelijk. Die buik zou op symbolische wijze ook kunnen verwijzen naar het vruchtbaarheidsdoel van het huwelijk. Volgens sommigen hoeven we er zelfs geen speciale betekenis aan te geven, maar was het gewoon een schoonheidsideaal van die tijd. Dat is wat u noemt de ‘Bourgondische buik’, denk ik.
Willem Kuiper zegt
In de Bourgondische periode grossierden machthebbers in maitresses: Een nieuwe lente, een nieuwe vrouw. De oude maitresse kreeg nadat zij zwanger en moeder geworden was een kasteeltje om op stand verder te kunnen leven. Totdat er een maitresse kwam die zich niet liet wegsturen, ook niet toen zij opnieuw zwanger werd. Om niet als enige aan het hof met een dikke buik rond te lopen verordonneerde zij dat alle vrouwen onder hun jurk een kussen op hun buik moesten binden. Zo zouden de Bourgondische buiken in zwang gekomen zijn. Zie verder de miniaturen van mijn favoriet, de Meester van Jean de Wavrin: https://fr.wikipedia.org/wiki/Ma%C3%AEtre_de_Wavrin
Jan Uyttendaele zegt
Ik denk dat dit een broodjeaapverhaal is. Of bestaan er ook middeleeuwse bronnen die het kunnen bevestigen?
Willem Kuiper zegt
Weet niet meer waar ik dit gelezen heb. Wel dat ik het gelezen heb. En dat het een serieuze primaire of secundaire bron was.