Een heel artikel over aanhalingstekens – in het tijdschrift Linguistics and Philosophy kan dat. De Amerikaanse filosoof Wayne A. Davis trakteert de lezers op een overzicht van de literatuur: de vele vragen die er nog zijn en hoe genuanceerd het allemaal is.
In het bijzonder gaat het Davis om zinnen die in andere zinnen zijn ingebed met aanhalingstekens erom heen. Hij vergelijkt ze met andere manieren om hetzelfde te zeggen.
- Lois zegt: “Superman vliegt!”
- Lois zegt dat Superman vliegt.
De tweede zin is, zou je in eerste instantie zeggen, minder letterlijk. Als Lois bijvoorbeeld zegt “die man met de rode cape, je weet wel, hoe heet hij ook weer, hangt weer in de lucht”, dan is de tweede zin wel een beschrijving van de gebeurtenis, maar de eerste niet. Toch kun je zulke aanhalingstekens ook gebruiken als het helemaal niet duidelijk is wat de letterlijke inhoud was, bijvoorbeeld bij denken:
- Jij denkt nu natuurlijk “Superman vliegt!”
Het is een beetje raar als de aangesprokene dit gaat ontkennen omdat dit niet precies de woorden zijn die hij heeft gedacht.
Er zijn andere werkwoorden die nog een veel letterlijker betekenis afdwingen dan zeggen, in ieder geval in het Engels: utter, dat je in het Nederlands in dit verband geloof ik alleen goed kunt vertalen met een combinatie van woorden (sprak de woorden):
- Lois sprak de woorden “Superman vliegt”.
Het verschil tussen zeggen en de woorden spreken blijkt als je naar Superman wil verwijzen buiten de aanhalingstekens. De tweede zin hieronder is veel gekker dan de eerste (als hij moet verwijzen naar Superman):
- Lois zei “Superman vliegt” en dat deed hij ook.
- Lois sprak de woorden “Superman vliegt” en dat deed hij ook. [vreemd]
Na “sprak de woorden” is het gesprokene als het ware een ondoordringbare klomp citaat. Je kunt in zo’n geval trouwens ook letterlijk het aangehaalde niet uit elkaar trekken:
- “Superman”, zei Lois, “vliegt!”.
- “Superman”, sprak Lois de woorden, “vliegt!” [ongrammaticaal]
Toch is zelfs na sprak de woorden absolute letterlijkheid niet vereist. Je kunt best het volgende zeggen terwijl de Franse premier Emmanuel Macron nog nooit een woord Nederlands gesproken heeft:
- Macron zei “Dat doe ik niet”
- Macron sprak de woorden “Dat doe ik niet”.
De ander begrijpt dan automatisch dat Macron iets heeft gezegd als “Je ne le fais pas”. Op de een of andere manier geldt dat als dezelfde zin.
Laat een reactie achter