Voornamendrift 88
Vinden Nederlandse ouders andere voornamen mooi dan Belgische ouders? Dat kan maar beperkt onderzocht worden. Want waar in Nederland de populariteit van voornamen vanaf 1790 in de Nederlandse voornamenbank gegeven wordt, staan die voor België pas vanaf 1995 online bij Statbel. Nu heb ik vroeger al eens jaarlijkse gegevens gekregen van de Belgische Algemene Directie Statistiek over 1982-2003. Dat maakt het mogelijk om een aantal typische karakteristieken van de Belgische voornaamgeving tussen 1982 en 2020 onder de loep te nemen voordat ik de vergelijking met Nederland maak.
Beter dan de voornaamgeving in België kun je die in de Vlaamse, Waalse en Brusselse gewesten afzonderlijk onderzoeken. Taal en cultuur speelt een belangrijke rol in de keuze van ouders, en dat maakt nieuwsgierig naar de Belgische gewesten met Nederlands en Frans als voertaal. Ik laat het Brusselse gewest buiten beschouwing omdat de voornamen daar een mix zijn van de Vlaamse en Waalse voorkeuren, met daarnaast veel meer internationale, en vooral Arabische, voornamen dan in Vlaanderen en Wallonië.
Hierboven staat de top-20 van voornamen voor meisjes in 1982 en 2020 voor Vlaanderen en Wallonië. Wanneer een naam meer dan vijf keer voorkwam dan in het andere gewest, en dan toch wel typisch Vlaams of Waals genoemd kan worden, is dat met kleur weergegeven. In 1982 hebben in Vlaanderen 13 van de 20 namen kleur en maar 5 in Wallonië. Blijkbaar worden Franse voorkeuren in Wallonië gemakkelijker overgenomen in Vlaanderen dan andersom.
In 2020 zijn in Vlaanderen nog maar 5 van de top-20 meisjesnamen specifiek Vlaams en in Wallonië 3 specifiek Waals. Bij de Vlaamse voorkeuren zitten opvallend genoeg de Franse namen Marie en Amélie. De populariteit van die namen staat in figuur 1, met ter vergelijking de populariteit in Nederland en Frankrijk. Marie was zeer populair in Frankrijk (tot 20% van de meisjes kreeg daar vroeger de naam), en de neergang ervan is na 1982 ook in Wallonië te zien. Maar met die neergang nam in Vlaanderen juist de interesse toe. Ook in Amélie zien we een grote overeenkomst in populariteit tussen Wallonië en Frankrijk, zowel rond de top als in de daling. Vlaanderen (en Nederland) krijgt pas na 2000 echt interesse in Amélie, op het moment dat die in Wallonië sterk tanende is. De populaire film “Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain“ (2001) kan daarbij een rol hebben gespeeld.
In 2020 zijn er in de top-20 van Wallonië nog maar drie meisjesnamen die specifiek gewestelijk genoemd kunnen worden. Dat duidt er op dat de voorkeuren van de gewesten convergeren, wat ook te zien is in de met Vlaanderen gedeelde topnamen Olivia, Mila, Emma, Louise, Lina, Juliette en Camille. Deze namen scoren ook in Frankrijk (2020) behoorlijk hoog: Olivia (37), Mila (12), Emma (3), Louise (2), Lina (6), Juliette (19) en Camille (33). In Nederland (2021) is dit lijstje Olivia (5), Mila (2), Emma (3), Lina (29), Juliette (188), Camille (4500). Hier zijn Olivia, Mila, Emma, en Lina Europees populair te noemen, terwijl het Franse Juliette en Camille in heel België populair zijn.
Iets dergelijks zien we bij de jongensnamen, tabel 2. In 1982 zijn er van de top-20 namen 13 typisch Vlaams te noemen, en maar 7 typisch Waals. Dat is in lijn met de meisjes. In 2020 zijn dat er 8 voor Vlaanderen en 9 voor Wallonië (waar er nog maar 3 voor de meisjes zijn). De in de top-20 tussen de gewesten gedeelde jongensnamen zijn Noah, Arthur, Jules, Lucas, Louis, Adam en Victor. Hiervan is in Frankrijk (2020) de populariteit: Noah (11), Arthur (4), Jules (6), Lucas (2), Louis (5), Adam (13), Victor (28) en in Nederland (2021): Noah (1), Arthur (99), Jules (167), Lucas (9), Louis (126), Jules (167), Adam (13), Victor (200). De met Nederland gedeelde populariteit is met Noah, Lucas en Adam Europees; de andere namen tonen, net zoals bij de meisjes, Franse invloed in heel België.
De gedeelde populariteit in de gewesten zien we in het verloop tussen 1982 en 2020 voor Christoph en Louis in figuur 2, met ter vergelijking die in Frankrijk en Nederland. Het verloop is in beide gewesten gelijk, zij het met hogere populariteit in Wallonië. Die ontwikkeling zien we ook in Frankrijk, waar Louis traditioneel erg populair was (meer dan 5% van de jongens), maar rond 1980 een dieptepunt had – maar inmiddels weer op plaats 5 staat.
Figuur 2. Populariteit van Christoph en Louis in Vlaanderen, Wallonië vanaf 1982 en ter vergelijking in Frankrijk en Nederland vanaf 1960.
Bij de vergelijking van Vlaanderen en Wallonië zijn er duidelijke taalgebonden verschillen tussen de gewesten. Gemeenschappelijk zijn voornamen die enerzijds internationaal populair zijn, en anderzijds Franse namen die het ook in Vlaanderen goed doen – soms gelijktijdig, soms wat later. Nu we een indruk hebben van de naamgeving in België kan in een volgende aflevering in meer detail de naamgeving in Vlaanderen vergeleken worden met die in Nederland.
- Gewestgegevens tussen 1982 en 1995 heb ik geschat uit de gegevens die ik voor heel België heb, met per naam een gewestelijke verhouding zoals die tussen 1995 en 1999 bekend is. Die verhouding is wel foutgevoelig wanneer ontwikkelingen in de gewesten niet parallel lopen, zoals bij Amélie in figuur 1.
WebredMiet zegt
Je zult dit ongetwijfeld wel weten, maar voor alle zekerheid: in België is er pas 1987 echt vrije keuze om de voornaam te kiezen. Daarvoor was men gebonden aan lijsten toegelaten namen. https://elfri.be/artikel/25522-vrijheid-van-voornaam
In Nederland bestaat die vrijheid al veel langer: http://www.naamkunde.net/?page_id=152
Dit gaat ongetwijfeld ook zichtbaar worden in de statistieken
Gerrit Bloothooft zegt
Nederland kreeg inderdaad in 1970 die vrijheid al. Er waren in Nederland voor 1970 echter geen officiële lijsten, men was afhankelijk van de opstelling van de ambtenaar van de burgerlijke stand. In de praktijk werden voor 1970 ook al veel ‘nieuwe’ namen geaccepteerd. Ik vermoed dat dit in België niet anders was. De Belgische wet van 1987 verlangt – in tegenstelling tot Nederland – dat het geslacht uit de naam moet blijken. Ook hier is de praktijk dat gender neutrale namen geaccepteerd worden, wat bijvoorbeeld blijkt uit Lou. Al met al zijn geen ‘schokkende’ veranderingen rond 1987 in België te verwachten, net zo min als dat in 1970 in Nederland gebeurde.