Er wordt wat afhertaald.
Eline Veere, Woutertje Pieterse, Saartje Burgerhart.
En neen, dat zijn niet de namen der hertalers.
Dat zijn de namen der boekwerken.
De pieken, de klassieken der Nederlandsche literatuur.
Die niet meer geleezen worden, zo is de vreesch.
Aengesien se curieus ghespelt syn, en non-usansueel woortgebruyk besighen.
Geen koortjen, met of zonder een carillon van bellekens, meder aan vast te knoopen. Segtmen.
En die men is dan vooral de men die het juist wel kan genieten, de neder- en andersoortige landici.
Die voor anderen dochgten – ende sy dochgten: set die dingen over in modern hedendagiaans. Dan zal de lezersschaer toestromen en sy sal juichen en sich vermeien en voller vreugt rond de hervonden boekwerken de ruttiaanse polonaise reidansen.
Sulckx was hun selfgeseghde noobel streven.
Hun brillante idé.
Doch.
Welck een aberratie!
Welck een jammerlyke dwalingh!
Welck een abusievelijke wangedrochtelyke misvatting!
Gaet men een beatbox onder Mozart zetten omdat de klassieke muziek daanigh kwynende is en er geen mops meer naar luystert?
Gaet men de Piramide van Cheops opgezelligen ende -leucken en er een kermistent voor de Vooys van Hollant van maeken?
Gaet men Mondriaen herfiguratief bijkladderen want wie luscht er nu nog die peultjens van primaire legoblokjens?
Neen toch?
Alsof die zo moeielik is, die oude taele!
Doch één ding is voorzeker ende vast: hoe meer er hertaald wordt, hoe moeieliker onse verleden spraekkonst van weleer wordt.
Hoe minder menschen het n-woordt in den bek neemen, hoe schokkender dat woordt wordt, eenmaal in het wild gerencontreerd.
We leeren onszelf die taele af wanneer wij gaan hertaelen.
Tael – alle tael – is er voor ’t gebruyk, en niet om met de voddige Mantel van Amor te worden weggemoft en in de kindekens-schuyf geleit als ware het de vrught der schaemte.
Wy zijn geëmbarqueert op een spiraal ten onderenwaerts, een maelstroom die in Drie-Woorden-Lant gaet eindigen, in ’t Ryk Emoticonië – merck wat ik u segh.
Maer!
Het kan ook andersch!
Leert ons Aert Clerkx.
De meester van het Vrye Beeld.
De incomparabilis monographus et pictor peroptimus.
De vader, de zoon en de heylighe geest van het Nederlandse subversieve beeltverhaal.
Die de tekst van den geheelen Vondelens tragedië van Hippolytus van tekeningen voorzag – waerdoor het Dingh, o Wonder! nog bloedstollender is geworden dan het op de ongetwyfeld in ’t Rasphuys getimmerde tropisch hardhouten podiumplancken van het Amstelodamensische Schouwgeborghte ooit was.
Hippolytus – de Grieksche tragedie die Vondel schreef naar Seneca.
En die nu de vijfentwintig eeuwen omspant in drie, by Uitgeverije In Eigen Beer aan de Lauliegracht in Amsterdam uitgegeven, in een oplaegh van een luttele twintig hoogstens, kloeke boekwerken, met den hand geägrafeerd, op foliant-formaet, van tweeëndertig bladzijden elck, en geen woort gemist van het gantsche Drama!
En – dankens de Clerkxiaanse herculeïsische illustratieve titanenarbeid – perfect lisibel, verstaenbaar, te volgen en wat dies meer zy.
Waerom versimpelen als men oock het Reële Ding kan hebben?
_____
Verwijzingen. Den Hippolytus is op ’t Internet te vinden, in Leyen (hier) en op de Digitale Boekerije der Nederlandsche Letteren (hier). De Hippolytus van Clerkx is niet in de handel.
Deze tekst verscheen eerder op VandaagsVertaalProbleem
Ton Harmsen zegt
Helemaal mee eens: visualiseren verduidelijkt, hertalen verdoezelt. Jammer dat deze goedgeschreven strip niet in de handel is.