Wat bewoog Nederlandse schrijvers om zich in 1942 aan te melden bij de door de Duitse bezettingsmacht ingerichte Kultuurkamer? Hoe verging het deze auteurs toen zij zich na de oorlog ten overstaan van juristen als mr. F. Bordewijk en mr. M. Nijhoff moesten verantwoorden tegenover de Eereraad voor de Letterkunde. Het zijn twee leidende vragen die Bertram Mourits (hoofd Collecties van het Literatuurmuseum in Den Haag) stelt in zijn rijke boek De achterkant van de bevrijding.
Een stoet van destijds bekende maar tegenwoordig veelal vergeten schrijvers uit alle geledingen van de verzuilde Nederlandse literatuur passeert de revue, van Jo van Ammers-Küller en Roel Houwink tot Nine van der Schaaf en Albert Kuyle. Wie enigszins thuis is in de literaire cultuur van de jaren dertig komt veel bekends tegen – Mourits komt niet met grote onthullingen – maar nog niet eerder werd het intrigerende spanningsveld waarin schrijvers zich bewogen zo toegankelijk, compact en genuanceerd uit de doeken gedaan. Bovendien bevat het boek een aantal documenten die niet eerder het licht zagen of diep verscholen lagen. Het belang van het Literatuurmuseum als archiefinstelling kan niet genoeg benadrukt worden.
Verleiding
Tot de beste stukken in het boek behoren die over de gang van zaken in en rond de instantie die na de oorlog zorg moest dragen voor de ‘zuivering’ van het literaire bedrijf: de Eereraad voor de Letterkunde. De werkwijze van deze raad was zeker in het eerste jaar ronduit rommelig en het oordeel was niet zelden inconsequent. Mourits schrijft over ‘een nogal losjes opererend gezelschap’ (Bordewijk: “Wat is het nou, Nijhoff, ja of nee?”). Terwijl de consequenties van de uitspraken voor individuele schrijvers heel groot konden zijn (een schrijfverbod voor enkele jaren kon hele gezinnen van inkomen beroven) was de staatsrechtelijke basis zeer smal: een wetswijziging die de uitspraken van de raad juridisch bindend had kunnen maken was er aanvankelijk niet. Het zal het toch al wankele vertrouwen van de gedaagde schrijvers in de democratische rechtsstaat bepaald niet bevorderd hebben.
De achterkant van de bevrijding (waarin ook aandacht is voor ondergedoken, gedeporteerde en zich tegen het regime verzettende auteurs) is niet alleen een interessante studie, maar ook een belangrijk boek en wel om twee redenen.
Anders dan vroegere onderzoekers onthoudt Mourits zich van lof en blaam. Met veel gevoel voor context en complexiteit probeert hij de beweegredenen te achterhalen van schrijvers die de weg van de collaboratie insloegen. Telkens blijkt er een samenspel van motieven te bestaan, die worden samengenomen in de ondertitel van het boek: Schrijvers tussen angst en onafhankelijkheid in de Tweede Wereldoorlog. Angst voor verlies van inkomen in crisistijd, wantrouwen jegens de parlementaire democratie en haar instituties, bezorgdheid over het goddeloze internationale communisme (dat electoraal niets voorstelde) en vrees voor de ondergang van de beschaving. Maar ook deze angsten hadden een achterkant: de ontvankelijkheid voor de verleiding van autoritaire regimes, een verleiding waarvoor ook de toch al sterk beïnvloedbare Lucebert als zeventienjarige bezweek.
Bezieling
Al deze motieven speelden in uiteenlopende toonaarden een rol in de keuzes die de schrijver en criticus Roel Houwink maakte. Als lector van de ‘Afdeeling Boekwezen’ werkte hij actief samen met de bezetter. Voor hem, zo concludeert Mourits, ‘was de bevrijding het begin van de afrekening.’ Het is niet moeilijk om mee te gaan in wat Mourits opmerkt over de zorgen en frustraties van deze en andere schrijvers, zonder met hun keuzes in te stemmen.
Je gaat iets begrijpen als je het morele oordeel even uitstelt.
Intrigerend is dan ook de documentaire die Kees Hin en K. Schippers in 1977 maakten: De Nieuwe Gemeenschap en het ideaal, waarin zij de dichter Gabriel Smit aan het woord laten zonder hem te onderbreken of te sturen; Smit, onder wiens redactionele verantwoordelijkheid extreemrechtse teksten verschenen in het katholieke tijdschrift De Nieuwe Gemeenschap (1934-1936):
Natuurlijk was het voor een deel romantiek. Terug naar een gemeenschap die je in de wereld niet vond. Een gevoel van nationale gemeenschap, dat vorm moest krijgen. Je kunt zeggen wat je wil maar de democratie had in die tijd iets vormeloos. Er was geen bezieling en dat wat uit Italië overwaaide gaf het gevoel van geboren te zijn uit een gerichte bezieling en een sociaal verantwoordelijke broederschap.
Lucebert had het hem in 1977 na kunnen zeggen, maar deed dat niet en trok zich terug in zijn atelier en zijn bundels. Het zijn verklaringen als die van Gabriel Smit en Henri Bruning (in 1954) die nog altijd indruk maken, omdat zij getuigen van het vermogen om eigen vroegere inzichten en overtuigingen te herzien.
Feiten
Een tweede aspect dat ‘De achterkant van de bevrijding’ tot een ronduit belangrijk boek maakt, is de analogie die Mourits opspoort tussen de spanningen in de jaren 1930 en de tegenwoordige tijd. Daarmee begeeft hij zich natuurlijk op glad ijs: iedere vergelijking gaat mank, maar is daardoor nog niet zonder betekenis.
Treffend is de titel die Bertram Mourits zijn slotbeschouwing gaf: ‘De prijs van angst’. Zonder een blad voor de mond te nemen, maar met hetzelfde gevoel voor context en nuance dat in de eerdere hoofdstukken de toon zette, wijst Mourits op het gebrek aan vertrouwen dat ook anno 2022 een voedingsbodem blijkt voor totalitaire en autoritaire bewegingen. Terwijl het fascisme in het interbellum ‘een stevig verhaal’ had, waarmee het probeerde de crisisstemming te dempen, is het nu de dure opdracht van democratische en gematigde krachten om een positief vocabulair te ontwikkelen, dat mensen vertrouwen geeft in het eigen handelingsvermogen, ook en juist waar het vertrouwen in de instituties verdampt. De ontwikkeling van die taal lijkt effectiever dan een beperking tot louter feiten (de radicale islam legt numeriek net zo weinig gewicht in de politieke schaal als het gevreesde communisme in de jaren 1930).
Nu de crises over elkaar heen buitelen en angst om zich heen slaat is het veranderen van ons eigen denken, dat altijd ook een denken in taalfiguren is, van levensbelang voor mensheid en aarde.
Bertram Mourits. De achterkant van de bevrijding. Amsterdam/Antwerpen: Pluim, 2022.
Laat een reactie achter