Dr. G.E.H.I. Franssen (1977) is benoemd tot hoogleraar Nederlandse letterkunde en intermedialiteit aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam.
Gaston Franssen doet onderzoek naar hedendaagse literatuur en cultuur. Zijn interesses zijn schrijverschap, beroemdheid en representaties van ziekte en gezondheid. In twee van zijn lopende projecten doet hij onderzoek naar gezondheidsnarratieven van beroemdheden en naar romans en memoires waarin psychoses een rol spelen.
‘Wat ik heel interessant vind is hoe verhalen over mentale gezondheid en mentale ziekte vorm krijgen en via media worden verspreid’, vertelt hij. ‘Onderzoek doen naar verhalen van en over mensen die ziek zijn levert kennis op over de samenleving als geheel: hoe denken we na over wat het betekent om gezond te zijn? Of over stigmatisering van mensen die ziek zijn?’
Franssen is sinds 2008 verbonden aan de UvA als docent Nederlandse letterkunde. De letterkundige is coauteur van Literatuur in de wereld: handboek moderne letterkunde met Jan Rock en Femke Essink en van Celebrity Authorship and Afterlives in English and American Literature met Rick Honings. Hij heeft colleges gegeven aan de Universiteit Tilburg en Universiteit Utrecht en was de managing director van de Netherlands Research School for Literary Studies (OSL).
Taal uit het vacuüm halen
Binnen de nieuwe leerstoel richt Franssen zich op Nederlandse letterkunde en intermedialiteit. Hij wil de leerstoel invulling geven door aandacht te besteden aan hoe talige creativiteit zich verspreidt over verschillende media. ‘Ooit ging letterkunde vooral om romans, poëzie en misschien nog theater, maar je vindt talige creativiteit natuurlijk overal. Kijk bijvoorbeeld naar documentaires, films, muziek en sociale media.’ Ik wil studenten opleiden tot talige duizendpoten die zich thuis voelen in onze gemediatiseerde wereld.
‘Taal bestaat niet in een soort vacuüm: taal is vervlochten met media en alle grote maatschappelijke kwesties. Het liefst zou ik studenten willen opleiden tot talige duizendpoten die zich thuis voelen in onze gemediatiseerde wereld en met hun taal die wereld ook kunnen verbeteren.’ Ook de schrijver van literatuur is vaak niet meer exclusief schrijver, legt Franssen uit. ‘Schrijvers van nu treden op, maken documentaires, houden zich bezig met spoken word, combineren tekst met beeld. Als je onderzoek wil doen naar het werk van die schrijvers, zul je ook het multimediale aspect ervan moeten begrijpen.’
De staat van de Nederlandse taal en cultuur
De nieuwe hoogleraar is binnenkort te zien bij SPUI25 in het eerste deel van de lezingenreeks De staat van de Nederlandse taal en cultuur. In vier lezingen gaan onderzoekers, journalisten en artistieke professionals met elkaar in gesprek over de vraag: hoe staat het eigenlijk met onze taal en cultuur?
De eerste lezing vindt plaats op 11 april en gaat over het snel veranderende landschap van de Nederlandse letterkunde. Gaston Franssen gaat in gesprek met twee andere letterkundigen, Aafje de Roest en Jeroen Dera, en presenteert nieuw onderzoek naar de impliciete regels die gelden voor het lezen van omstreden schrijvers. ‘Soms komt er opeens iets controversieels aan het licht over een schrijver, hoe ga je dan om met diens werk?’ Een voorbeeldcasus die wordt besproken is die van Carl Friedman, een schrijfster die schreef over het trauma van de Holocaust en de indruk liet bestaan dat ze van Joodse komaf was. ‘Uiteindelijk bleek dat zij helemaal geen Joodse achtergrond had. Lezers gingen toen aan haar werk twijfelen, want dit had ze er niet bij verteld. Tast zoiets dan achteraf de waarde van dat boek aan, of is het nog even waardevol?’
Laat een reactie achter