Heel verrassend zijn de resultaten misschien niet, van een onderzoek dat een groep Europese onderzoekers – waaronder de neerlandica Alie Lassche – vorige week publiceerden. Ze vonden dat bepaalde vormen in gedichten overeenkwamen met de betekenis van die gedichten. Maar de methoden waarmee ze tot die bevindingen kwamen zijn wel interessant.
De dichters richtten zich op de metriek van gedichten in het Tsjechisch, Russisch, Duits, Engels en Nederlands. Dat zijn allemaal talen waarin in gedichten traditioneel beklemtoonde lettergrepen regelmatig worden afgewisseld met onbeklemtoonde. Als je regels begint met een onbeklemtoonde lettergreep (Natuur is voor tevredenen of legen) noem je zulke regels jambisch, als je ze begint met een beklemtoonde lettergreep (Liesje leerde Lotje lopen) noem je ze trocheïsch. Daarnaast kun je tellen hoeveel ‘voeten’ een regel heeft. Dat aantal voeten komt overeen met het aantal klemtonen in een regel: een vijfvoetige jambe begint dus met een onbeklemtoonde lettergreep waarna er vijf klemtonen komen.
Nu kun je een groot aantal historische gedichten nemen en daarvan door de computer laten bepalen in welk metrum ze geschreven zijn. Ook kun je door de computer laten bepalen waar het gedicht in grote lijnen over gaat, door woorden te tellen: in een liefdesgedicht komen vaker woorden als verlangen en mooi voor, in een religieus gedicht vaker bid en Heer. Vervolgens kun je zien of die vormelijke en inhoudelijke bevindingen met elkaar correleren. Een individueel gedicht kan best een excentriek metrum gebruiken om een bepaalde inhoud over te dragen – dat excentrieke metrum kan de inhoud juist door de excentriciteit versterken – maar de grote stroom van gedichten zouden een relatie te zien moeten geven.
Dat is dan ook precies wat de onderzoekers vonden. Jambische teksten waren verhevener, gingen vaker over plechtige zaken en bevatten meer schrijftaal terwijl trocheïsche gedichten volkser waren en gingen over aardse zaken zoals liefde, werk en plezier. Voor het Nederlands was het effect het sterkst, maar dat heeft mogelijk vooral te maken dat de voor onze taal gebruikte verzameling teksten het meest exclusief was: het bestond alleen uit liedteksten uit de vroegmoderne tijd, en bij liedjes is de associatie tussen vorm en inhoud mogelijk sowieso strakker, zoals ook voor andere talen gold dat de relatie tussen vorm en inhoud het sterkst was in oudere teksten. In de loop van de eeuwen zijn de dichters geïndividualiseerd, al blijft de stroom nog altijd voelbaar.
Dat er dat inhoudelijke verschil is tussen jambische en trocheïsche gedichten, is dus niet nieuw. Het hoort al heel lang tot de kennis van iedere poëzieanalyticus. Iemand die veel leest trekt uiteindelijk dezelfde conclusie als de computer. Maar dat je zulke duidelijke patronen als de bovenstaande kon zien – ook dus over het verschil tussen pakweg een drie- en een vijfvoetige jambe – is wel interessant om te zien.
Laat een reactie achter