Het woordgebruik van Mustafa Stitou
Een van de schokkendste verhalen in de bijbel is dat van Abraham die bereid is zijn zoon Isaac te offeren als God hem daarom vraagt. Blind geloof wordt er van je gevraagd, bereidheid om de menselijke moraal met voeten te treden uit onderworpenheid aan God: je eigen kind is minder belangrijk dan dat geloof.
Intrigerend genoeg komt dat verhaal wel voor in de bijbel, maar niet in de Koran. Vertel dat maar eens aan degene die vindt dat de islam bij uitstek de godsdienst is van blinde ongehoorzaamheid, weg van de religie. Ibrahim en Isaac zijn allebei belangrijke profeten in de Islam, de Koran vermeldt Ibrahims dankbaarheid voor Isaac, maar dat hij bereid was de jongen de keel door te snijden wordt er niet bij gezegd.
Mustafa Stitou schrijft veel over de islam in zijn nieuwste bundel die een titel heeft gekregen die ontleend is aan een vers uit het schokkende bijbelverhaal:
We hebben vuur en hout, zei Isaak,
Genesis 22:7
maar waar is het lam voor het offer?
Van alles confronteert Stitou met van alles in een bundel die stemmig zwart is en waarin de gedichten in de vette letter zijn afgedrukt die De Bezige Bij ervoor hanteert. Er wordt menig geitje gekeeld, maar kinderen worden ook geofferd, al gaan de persoonlijke relaties (voor zover je zoiets in een dichtbundel kunt kwantificeren) vaker over die van een zoon met zijn moeder dan die met zijn vader.
Ik vind het prachtig, de bundel van dit jaar. Zoals het verhaal van Abraham en Isaac gaat over de duisterste kanten van het geloof, zo raakt Stitou hier allerlei duistere kanten aan in onze wereld, Nederland vandaag, waarin juist vooral moslims nog offeren aan hun god. Het is moeilijk om er één gedicht uit te trekken, maar de bundel eindigt met een gedicht waarvan ik verwacht dat het een klassieker wordt:
Mosque shaped alarm clock
Weer schalt vanuit de minaret, die zich op het dressoir
verheft tussen de kiekjes van de kleinkinderen en het grote
scherm van de tv, de stem van de muezzin de woonkamer in,
mechanisch, robotachtig, en maakt een eind aan het gesprek.Ze wordt geroepen om te bidden, trekt zich
in een hoek van de kamer stil terug. Engelen,
profeten, openbaringen, eeuwigheid – ze twijfelt niet,
je weet het zeker, getwijfeld heeft ze nooit.Gebaard heeft ze je, opgevoed, een vreemde zien worden,
maar losgelaten nooit en jij haar evenmin; ongeduldig
blijf je wachten, kinderlijk, verongelijkt, haar onverdeelde
aandacht wil je, overtuigd dat dood is dood.
Het is een eenvoudig te begrijpen gedicht, het tafereeltje van een zoon die op bezoek is bij zijn moeder, hij heeft het geloof verlaten, zij is met haar tijd mee gegaan maar het geloof trouw gebleven en laat zich daarom door een ‘mosque shaped alarm clock’ op ieder moment wegtrekken uit het gesprek, weg van haar zoon. Het geloof is belangrijker – zoals voor Abraham, maar dan natuurlijk héél in het klein. Wat minder onverdeelde aandacht in plaats van een mes op je keel.
Maar wat het mooiste is, is Stitou’s woordgebruik, bijvoorbeeld in de eerste regels, waarin met de woorden minaret, dressoir, kiekjes heel precies verschillende werelden met elkaar worden geconfronteerd, een wereld die waarschijnlijk op die manier slechts op 1 plaats in het universum bestaat, en waarvan je je toch van alles kunt voorstellen.Verander één woord, en het slaat dood (“die zich op de buffetkast verheft tussen de kiekjes” of “die zich op het dressoir verheft tussen de foto’s”).
Of het gebruik van het woord weer waarmee het gedicht opent en dat de beginnende irritatie meteen inluidt. Of dat zinnetje ‘dood is dood’, dat betekent ‘ik ben een atheïst’, maar je er ook aan doet denken dat ze er misschien niet lang meer is, dat mensje met die minaret op haar dressoir.
En dan het gebruik van je dat hier ook meesterlijk is, omdat het net genoeg afstand schept om te kunnen kijken naar die zoon of dochter die zich daar zit te verbijten, en net genoeg nabijheid om je je erin te kunnen verplaatsen.
Mustafa Stitou. Waar is het lam? De Bezige Bij, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter