Female agency in moderne sprookjes
In het eerste deel van dit artikel is er een onderzoek gedaan naar de hoeveelheid agency die vrouwen hebben in de traditionele sprookjes. Er kon geconcludeerd worden dat over het algemeen vrouwen in die sprookjes maar weinig agency hebben, hoewel er zeker uitzonderingen te vinden zijn. Vrouwen kunnen vaak niet zelf hun echtgenoot kiezen, zijn doorgaans na het huwelijk vooral bezig met het huishouden en moederschap, hebben niet veel handelingsvrijheid in benarde situaties en gaan gebukt onder ideale vrouwelijke eigenschappen als gehoorzaamheid. In dit vervolgartikel zal er gekeken worden hoe het er voorstaat met de female agency in sprookjes in de 21e eeuw. Daarvoor zal er een onderscheid gemaakt worden tussen heruitgaven van traditionele sprookjes en de moderne bewerkingen van sprookjes. Omwille van de continuïteit is er in dit artikel wederom voor de term (female) agency gekozen. Er waren enkele vragen naar aanleiding van het eerste artikel over het gebruik van de Engelse term agency. De opties ‘handelingsvrijheid’, ‘eigenaarschap’ of ‘vrijheid’ dekken echter de lading van het begrip nog niet naar tevredenheid.
Doorfluisterspel
Er was een jonge prinses die, als ze moe was geworden van haar vergeefse gevecht tegen de mannelijke machtsstructuren in het kasteel, zich graag ontspande door te wandelen in het bos en bij een vijvertje te zitten. (Finn Garner, 1995, p. 65)
De meeste herschrijvingen van traditionele sprookjes zijn niet zo opvallend woke als bovenstaande versie van ‘De Kikvorsprins’ uit Politiek correcte verhaaltjes voor het slapen gaan. Meestal lijken de sprookjes nog relatief veel op hun traditionele voorgangers. We blijven volksverhalen herkennen doordat de thema’s en motieven zich steeds herhalen, zo illustreren onder andere de zeer uitgebreide Aarne-Thompson-Uther Index (catalogus van volksverhaalthema’s) en de Stith Thompson Motif-Index (catalogus van volksverhaalmotieven). Echter bewijzen diezelfde catalogi dat volksverhalen en dus sprookjes maar zelden woord voor woord hetzelfde doorverteld worden. Vooral in de mondelinge verteltraditie kunnen verhalen van verteller op verteller bewust en onbewust veranderen. Een simpel doorfluisterspel met een klein groepje mensen kan al illustreren hoe snel zoiets onbewust gaat. Echter is er altijd een herkenbare kern die geconserveerd blijft tijdens het overleveringsproces.
Hoewel bij sprookjes al lange tijd een wisselwerking plaatsvond tussen de mondelinge en literaire overlevering, heeft er tegenwoordig schijnbaar een definitieve verschuiving plaatsgevonden naar het literaire medium. Verreweg de meeste sprookjes worden alleen nog voorgelezen of zelf gelezen. Bovendien is er steeds meer aandacht voor de visuele weergave van sprookjes; namelijk in films en series. Dat alles heeft gevolgen voor de vorm van de verhalen. Het geschreven verhaal, wanneer letterlijk voorgelezen, zal weinig variëren van verteller op verteller. Bij de mondelinge vertelcultuur waren er echter veel invloeden die een verhaal konden doen veranderen, waaronder de zogenoemde tijdsgeest. ‘With each retelling the tale touches on basic instincts and moral codes and also adapts itself to the environment in which it is produced,’ schrijft onderzoeker Jack Zipes (2006, p. 131). Deze morele codes, die een grote (soms verborgen) rol spelen in sprookjes, worden bewust en onbewust geconstrueerd door de op dat moment heersende ideeën over goed en kwaad, recht en onrecht, mooi en lelijk, enzovoort. In het geval van sprookjes hebben we in het vorige artikel gezien dat de manier waarop vrouwelijke personages werden weergegeven sterk beïnvloed is door de patriarchale samenleving. Of dat in alle versies van de sprookjes gebeurde is lastig te zeggen. Waar een sprookje precies vandaan komt en welke vorm de originele vorm is blijkt namelijk moeilijk om te onderzoeken (Zipes, 2006, p. 3). De vraag is of het zozeer van belang is welk sprookje het origineel is, of dat we willen onderzoeken wat een bepaalde vorm ons kan vertellen over de periode waarin het sprookje zich heeft gevormd. Op hedendaagse bewerkingen van sprookjes mag uiteraard kritiek geleverd worden, maar het argument dat iets niet meer het originele verhaal is, misstaat in een genre dat doorlopend aan verandering onderhevig is. De sprookjes die in dit artikel besproken zullen worden, kunnen ons daarom vanzelfsprekend veel vertellen over de normen en waarden die in een samenleving vandaag de dag belangrijk worden gevonden.
Perrault, Grimm & Andersen
Wanneer we kijken naar de 21e-eeuwse maatschappij als het gaat om sprookjes moeten de werken van Perrault, Grimm en Andersen genoemd worden. In een land als Nederland, waar in de Efteling de sprookjes van Perrault, Grimm en Andersen centraal staan en vele kinderen nog opgroeien met hun verhalenbundels, moet erkend worden dat de bekendste sprookjes vandaag de dag de klassieke verhalen van Sneeuwwitje, Assepoester, Doornroosje en Roodkapje zijn. Deze sprookjes komen we natuurlijk ook tegen in de populaire Disney-films en andere films en tv-series. Theo Meder (2013) heeft reeds een onderzoek gedaan naar de moderne filmbewerkingen van een aantal traditionele sprookjes zoals Roodkapje. Hij illustreert tevens hoe sprookjes zich aanpassen aan de tijd waarin ze verteld worden en hoe de hedendaagse sprookjesfilms daarom de normen en waarden van het heden weerspiegelen. Zo kennen steeds meer verfilmingen van sprookjes onafhankelijke en strijdbare vrouwen die zelf over hun lot beslissen. Oftewel, de vrouwen in de visuele vertelcultuur krijgen steeds meer agency, hoewel ook daar bepaalde traditionele thema’s en motieven blijven terugkeren.
Als je in de gemiddelde boekwinkel bij de sprookjesboeken kijkt (op de kinderafdeling), zijn veel van de boeken daar heruitgaven van Perrault, Grimm of Andersen of losse uitgaven van sprookjes als Roodkapje of Assepoester. Daarnaast wagen veel bekende auteurs en illustratoren zich aan het sprookjes-genre, zoals Vivian den Hollander, Jacques Vriens en Thé Tjong-Khing. Er verschijnen tevens steeds meer moderne bewerkingen van traditionele sprookjes en geheel nieuwe sprookjes, maar daarover later meer. De welbekende bundels van Perrault, Grimm en Andersen worden dus nog altijd uitgegeven en verkocht, in zowel hun ongecensureerde vorm als in de voor kinderen geschikt gemaakte varianten. Voornamelijk de klassieke, geïnfantiliseerde sprookjesboeken, waarin weinig expliciet geweld voorkomt en de meest controversiële elementen zijn weggepoetst, vinden we terug in de boekhandels en bibliotheken. Die boeken kennen met name de traditionele prinsessen die gered moesten worden door prinsen en vooral passief, gehoorzaam en mooi moesten zijn. Er zijn geen plotwendingen te vinden waardoor de prinses ineens zichzelf redt of niet met de prins trouwt aan het einde van het verhaal. Desondanks zou er beargumenteerd kunnen worden dat het goed is dat kinderen deze versies van de sprookjes leren kennen, zodat ze begrijpen hoe men vroeger dacht over de verschillen (en overeenkomsten) tussen mannen en vrouwen. Naast die kennis kunnen de huidige culturele gedragsnormen en de discussies daaromtrent beter in perspectief geplaatst worden.
Terugkeer naar het ‘oer-sprookje’
Er worden tegenwoordig allerlei sprookjesboeken uitgegeven met andere versies dan de kindvriendelijk gemaakte sprookjes van Perrault, Grimm en Andersen. Zo zijn er hervertellingen te vinden die de bekende sprookjes van hun opvoedingsidealen ontdoen en de sprookjes inclusief gruwelijkheden presenteren. Deze rauwe, expliciete varianten worden wel nog steeds met name geschreven voor een volwassen publiek. Antropoloog Marita de Sterck verhaalt met haar Beest in Bed negen ‘echte’ volkssprookjes. Zij gaat terug naar de tijd van Perrault en Grimm voordat hun verhalen geïnfantiliseerd werden en poogt om de sprookjes hun ‘ruigte, narratieve oerkracht en rauwe energie’ terug te geven (De Sterck, 2012, p. 14-20). De grote vraag voor dit onderzoek is wat er gebeurt met de agency van de vrouwelijke personages in zulke verhalen.
De Sterck geeft bijvoorbeeld een oude versie van ‘Koning Varken’ weer, een sprookjestype (ATU 441 Hans My Hedgehog) dat reeds in het vorige artikel is besproken (De Sterck, 2012, p. 25-40). In deze versie wil prins Varken met een mooie, jonge vrouw trouwen. Zij wordt na het verzoek van de koning en koningin feitelijk door haar moeder gedwongen tot het huwelijk. Voor hun eerste nacht samen neemt de dochter zich voor om prins Varken te doden, maar die hoort haar en vermoordt de vrouw voor zij haar plan uit kan voeren. Hetzelfde lot is haar zusje beschoren. Ook het derde zusje trouwt met prins Varken, al hoeft zij niet gedwongen te worden. Zij en prins Varken worden verliefd en al gauw komt de waarheid boven tafel over het ware, menselijke uiterlijk van de prins. De koning is uiteindelijk degene die de betovering verbreekt middels het laten verscheuren van de varkenshuid. In deze versie van het sprookje zijn er redelijk wat vrouwelijke personages die een actieve rol spelen. Toch zijn het wederom de mannen die hun macht over de vrouwen uitoefenen. Prins Varken dwingt zijn huwelijken af; vooral zijn moeder en zijn eerste twee vrouwen kunnen niet tegen hem ingaan. Hoewel het lijkt alsof het jongste zusje gewillig met prins Varken trouwt, is er hier geen sprake van een gelijke machtsrelatie. De vrouwen schijnen misschien wat agency te hebben, maar bewegen zich zo goed ze kunnen door patriarchale machtsstructuren. Hetzelfde geldt voor de overige sprookjes in het boek. De vrouwen hebben iets minder passieve rollen dan in sommige andere varianten van de sprookjes, maar de welbekende structuren waarin de mannen de baas zijn komen in elk sprookje toch weer duidelijk naar voren.
Ook dichter Bas Belleman heeft met De drift van Sneeuwwitje enkele sprookjes herverteld zoals ze vóór de infantilisering circuleerden (2014). In Bellemans ‘Koning Lijsterbaard’ (ATU 900 King Thrushbeard), een sprookje dat thematisch verwant is aan The Taming of the Shrew (ATU 901), wil een trotse prinses met geen van haar huwelijkskandidaten trouwen. Ook niet met een rijke koning, die ze spottend koning Lijsterbaard noemt. Ten einde raad geeft haar vader haar daarom weg aan een rondzwervende minstreel. De minstreel leert de verwende prinses een lesje door haar flink aan het werk te zetten. Pas wanneer hij de prinses totaal heeft vernederd, openbaart hij wie hij werkelijk is: koning Lijsterbaard. Daarop trouwen ze, maar wederom niet zonder tegenstribbelen van de prinses.
Je zag me niet staan, je zou me nooit zien staan.
Begrijp je dan niet dat ik je trots moest kraken?
Je was zo mooi, dwars door je verveling heen.
Ik nam je mee en putte je uit.
Ik deed je pijn en trapte je neer.
Ik vernederde jou, zo erg als ik kon.
Ik moest en zou je gelukkig maken. (Belleman, 2014, p. 19)
Deze wederom vrij traditionele versie van een bekend sprookje illustreert de op geslacht gebaseerde machtsstructuren zoals ze in het vorige artikel zijn geanalyseerd. De prinses lijkt aanvankelijk agency te hebben en zelf te mogen kiezen met wie ze trouwt, maar uiteindelijk is het weer de vader die bepaalt en zijn dochter weggeeft. Vervolgens oefent koning Lijsterbaard volledig zijn macht over haar uit; eerst door haar te laten werken om haar gedrag te veranderen en daarna door haar opnieuw tot een huwelijk te dwingen. Oftewel, de vrouw wordt door de man met harde hand ‘getemd’. Dusdanig worden de vrouwelijke idealen van gehoorzaamheid en nederigheid afgedwongen.
Bovenstaande sprookjes zijn teruggebracht naar hun vorm van voor de infantilisering en bevatten daardoor weer gewelddadige en erotische elementen. De man is in die versies nog de baas, doordat hij fysiek sterker is en sociaal-maatschappelijk gezien de macht over de vrouw heeft. Hetzij sprookjes in deze vorm worden verteld hetzij in hun kuise vorm maakt dus weinig uit voor de agency van vrouwen.
Sprong naar het moderne sprookje
Naast de besproken herdrukken van de bekende sprookjesbundels en de herschrijvingen die teruggaan naar de vroegere volksverhalen worden er steeds meer moderne bewerkingen van sprookjes uitgegeven. Auteurs geven hun eigen draai aan de verhalen en laten de sprookjes met de tijd mee veranderen, zoals niet ongebruikelijk is bij volksverhalen. In het enigszins atypisch ogende prentenboek Rood Rood Roodkapje van Edward van de Vendel en Isabelle Vandenabeele wijst de door de kleur rood geobsedeerde Roodkapje de wolf per ongeluk de weg naar haar oma, die vervolgens smakelijk wordt opgepeuzeld. Roodkapje is echter in dit verhaal geen naïef, hulpeloos meisje. Enkele bladzijden later lost Roodkapje namelijk zelfstandig met een hoop fonetisch kabaal en een bijl haar wolven-probleem op. Op de laatste pagina is ze uitgebreid aan het fantaseren over wat ze wil gaan doen met haar leven nu ze in elk geval nooit meer bij haar oma langs hoeft. Dit Roodkapje is een goed voorbeeld van een meisje met agency. Ze moet dan wel verplicht regelmatig bij haar oma op bezoek, maar ze redt zichzelf helemaal zelfstandig uit de benarde situatie waar ze in terecht komt. Haar dromen kan ze na het verslaan van de wolf eindelijk waar gaan maken. Het is bijna een symbolische vertelling over hoe een meisje zichzelf verlost van een mannelijk roofdier en maatschappelijke, familiale onderdrukking en daarna zonder restricties haar eigen leven kan gaan leiden.
Voor de iets oudere kinderen zijn er de sprookjesboeken van Janneke Schotveld, ook wel bekend van boeken als Superjuffie. In De kikkerbilletjes van de koning en andere sprookjes, Het kattenmannetje en andere sprookjes en Avonturen van de dappere ridster heeft Schotveld enkele bekende sprookjes drastisch herschreven en een aantal sprookjes zelf verzonnen. In De kikkerbilletjes van de koning bijvoorbeeld, wordt het bekende sprookje ‘De kikkerkoning’ gekoppeld aan een ecologisch thema over de bio-industrie. De koningin in Schotvelds versie leert haar man af om kikkerbilletjes te eten door een deal met een tovenaar te maken. Het thema van de prinses die geen prins wil of kan kiezen (denk aan ‘Koning Lijsterbaard’ bijvoorbeeld) keert terug in ‘Prinses Ishana van Overzee’. Na zevenhonderd-en-één prinsen waar de prinses niks voor voelt, komt er nog een laatste huwelijkskandidaat langs: een prinses. Tussen hen springt wél een vonk over en de twee trouwen. In de boeken van Schotveld hebben de vrouwen aardig wat agency gekregen. Ze hebben inbreng als het gaat om hun huwelijkspartner, kunnen uit eigen beweging beslissingen maken en hun levensloop veranderen en worden niet altijd in de standaard rolpatronen gedrukt. Zo heeft Schotveld de ‘ridster’ tot een terugkerend thema gemaakt. Dat is het vrouwelijke equivalent van de ridder, die mannen in nood redt op haar fiets en allerlei andere spannende avonturen beleeft. Nog steeds gebruikt Schotveld mooie jonge prinsessen, machtige koningen en stoere ridders als personages en draaien de meeste verhalen op een huwelijk en ouderschap uit; maar als geheel lijkt het een evenwichtige sprookjeswereld te zijn als het gaat om de female agency. Hoewel Schotvelds boeken wellicht wat extreem woke lijken, moet er toch gezegd worden dat het er juist in Schotvelds boeken niet al te dik bovenop ligt. Veelal worden de moderne thema’s impliciet met de verhalen verweven.
Ook Annet Schaap heeft subtiel zeven traditionele sprookjes op moderne wijze weten te bewerken in De meisjes (2021). Haar versie van ‘Repelsteeltje’ is grotendeels herkenbaar als het traditionele sprookje, maar heeft wel een drastisch ander einde. De molenaarsdochter kiest er namelijk voor om alleenstaande moeder te worden en niet bij de tamelijk onaantrekkelijke koning te blijven die haar naam niet eens blijkt te weten. In ‘Kikker’ brengt een kikker, zoals vanouds, de gouden bal van het meisje bij haar terug. Een prins wordt hij echter niet, zelfs niet na een heleboel kussen. Het meisje besluit daarom maar om zelf een echte prins te gaan zoeken. Uiteindelijk vindt ze haar prins, maar komt ze er ook achter dat ze eigenlijk haar kikker het leukste vindt. Dit hoofdpersonage heeft wederom veel agency. Ze maakt haar eigen keuzes, vooral wat betreft haar levenspartner, en krijgt de kans om al haar opties zelf te onderzoeken. In de andere verhalen worden soms de meisjes gered door een prins en soms redden de meisjes zichzelf of elkaar. In elk geval hebben de meisjes van Schaap veel keuze-, handelings- en bewegingsvrijheid. Ze maken weloverwogen hun eigen beslissingen en kunnen meestal zelf reageren op de vervelende dingen die hen overkomen. Niet elk sprookje eindigt bovendien in een lang en gelukkig huwelijk met een knappe prins.
Een blik in de spiegel
Het is geen gemakkelijke opgave om, vanuit een samenleving die nog steeds wordt beïnvloed door patriarchale denkbeelden, een geheel objectieve meting te doen van de hoeveelheid agency die vrouwen hebben in sprookjes. Tegen de richting in zwemmen betekent namelijk niet dat je aan de rivier ontsnapt. Soms lijkt het of vrouwen vrijheid hebben, maar bewegen ze zich nog steeds vooral binnen de bestaande kaders. Bovendien is het losbreken uit gevestigde geslachtspatronen niet zo simpel als het lijkt. Want wat zegt het over ons wanneer we een vrouw alleen als heldin beschouwen wanneer ze breekt met haar ‘vrouwelijke’ passiviteit door ‘mannelijke’ eigenschappen als moed te laten zien? Historicus Els Kloek omschreef bijvoorbeeld in een interview hoe juist de mannelijkheid van bekende historische vrouwen ‘elementair’ was voor hun roem, omdat zij daarmee de grenzen van hun sekse overschreden (Van den Broek & Diercks, 2007, p. 120). De meeste vrouwen die we daarom in de geschiedenisboeken zien staan, gedroegen zich niet volgens de gestelde verwachtingen.
In het geval van sprookjes lijkt het alsof voorheen gold dat precies de stereotype verhalen waarin de bekende geslachtspatronen werden gemanifesteerd de tand des tijds doorstonden (Sturm & Kuykendal, 2007, p. 39). Het eerste deel van dit artikel onderbouwt die theorie. Vandaag de dag zien we echter, vooral dankzij de literaire traditie, meer en meer uitzonderingen op die regel ontstaan. In veel feministische moderne bewerkingen van sprookjes breken de vrouwelijke personages, net als dus de beroemde historische vrouwen, volledig met de verwachte geslachtspatronen. Hun ‘vrouwelijkheid’ kan tijdens dat proces nog wel eens verloren gaan. Het paradoxale is echter dat het geliefde thema The taming of the shrew er nog steeds voor zorgt dat zelfs de meest vrijgevochten vrouwen uiteindelijk met een man trouwen en zich naar hun echtelijke rol schikken. Dat zien we niet alleen in sprookjes, maar ook in veel films en tv-series. Het traditionele, heteroseksuele huwelijk blijft een dominant thema. Of dat goed of slecht is valt natuurlijk te betwisten; sommige thema’s zijn nou eenmaal favoriet bij het sprookjespubliek en sommige cultuurelementen wíllen we graag behouden. In Groenkapje en de bekeerde wolf heeft Naema Tahir traditioneel westerse sprookjes omgetoverd tot islamitische sprookjes waarin ze kritiek lijkt te leveren op de patriarchale wereld die zij kent. Iris Stofberg (2019) laat echter uitstekend zien in een artikel op Neerlandistiek dat het werk van Tahir geen simpele satire is. Tahir beschrijft namelijk juist hoe vrouwen ervoor kunnen kiezen om binnen hun eigen cultuur keuze-, bewegings- en handelingsvrijheid te creëren voor zichzelf.
Sturm en Kuykendal (2007, p. 40) leggen uit dat het simpelweg omdraaien van de geslachtsrollen niet voldoende is om een goed feministisch sprookje te schrijven, zoals in moderne westerse sprookjes nog wel eens gebeurt. Het gaat er niet alleen om dat vrouwen zich mannelijke eigenschappen toe-eigenen, maar dat alle patriarchale ideologieën en waarden worden herdacht. Dat kan door vrouwen – letterlijk – een stem te geven, vrouwelijke én mannelijke personages te herschrijven of vrouwelijke eigenschappen en talenten hernieuwde waarde toe te dichten. In ‘Het vogelmeisje’ uit De kikkerbilletjes van de koning van Schotveld bijvoorbeeld lijkt er sprake te zijn van een simpele rolverwisseling. Het verhaal begint met: ‘Er waren eens een arme schoenmaakster en haar man’ (en niet het meer traditionele ‘de [beroepsbeoefenaar] en zijn vrouw’). De geschiedenis wordt alleen niet verdoezeld, want er wordt verwezen naar het feit dat het schoenmaken een mannelijke traditie in de familie was. De man van de schoenmaakster is daarnaast geen vermannelijkte vrouw die thuis alleen het huishouden doet. Hij heeft met zijn ‘bijzonder groene vingers’ van hun tuin een waar paradijs gemaakt. Beide ouders hebben bovendien, zo blijkt later, een even grote en gelijkwaardige rol gespeeld in de opvoeding en verzorging van het meisje. Een jongeman maakt de dochter uiteindelijk hof, maar haar ouders willen beide nadrukkelijk dat ze zelf toestemming geeft. In dit sprookje worden een aantal bekende rolpatronen overhoop getrokken en soms omgedraaid, maar tegelijkertijd wordt er op subtiele maar sterke wijze gelijkheid gecreëerd tussen de geslachten. Bovenal verdwijnen niet álle bekende structuren, bijvoorbeeld doordat de man nog wel de vrouw ten huwelijk vraagt. Zoals besproken valt er te betwisten of je alle bestaande structuren moet veranderen of dat er wellicht een deel wel behouden kan worden (misschien omdat sommige sprookjesthema’s gewoon heel geliefd zijn?). Het belangrijkste is – en dat was ook het doel van deze twee artikelen – dat we ons bewust zijn van de agency die vrouwen hebben én hadden in onze sprookjes. Volksverhalen dichten we nog altijd een opvoedende functie toe en daarom zal het in ieders voordeel zijn wanneer alle soorten mensen meer agency krijgen in sprookjes, ongeacht geslacht, seksuele voorkeur, afkomst, uiterlijk, levensovertuiging, enzovoort.
Conclusies
Heel globaal gezien hebben de vrouwen in de moderne bewerkingen van sprookjes meer agency dan hun voorgangsters. Ze hebben meer in te brengen als het gaat om hun partner- of beroepskeuze, het gebeurt vaker dat de vrouwen op avontuur mogen gaan en ze worden steeds beter in het redden van zichzelf (in beide betekenissen van het woord). Vooral het beeld van de flauwvallende prinses die bevrijd moet worden door een sterke prins komt steeds minder vaak voor in de hedendaagse sprookjes. Daarnaast zien we de voorheen vrouwelijke ideale eigenschappen als gehoorzaamheid en nederigheid steeds minder terug.
Maar, zoals gezegd zijn de sprookjes over het algemeen nog steeds herkenbaar. De bekende thema’s en motieven blijven terugkeren, zij het in bewerkte vorm. Sommige geslachtspatronen zijn hardnekkiger dan andere. Bovendien blijven bepaalde stereotype personages en verhaalstructuren nu eenmaal zeer geliefd bij het publiek. Sierlijke prinsessen en stoere ridders zullen de sprookjesboeken voorlopig niet gaan verlaten. Desondanks kan er vastgesteld worden dat vertellers en schrijvers zich bewuster worden van de agency die ze aan hun personages geven. Dat sprookjes (ook) een educatieve en moraliserende bedoeling hebben, wisten we al heel lang, maar welke geslachtsstructuren er eigenlijk verstopt zitten in onze volksverhalen weten we tevens almaar beter. De rigiditeit van deze binaire geslachtsstructuren komt daarmee steeds verder onder druk te staan. Het gevolg is dat de boekwinkels en bibliotheken een gevarieerdere selectie aan sprookjesboeken aan kunnen bieden met traditionele, ongecensureerde en modern bewerkte sprookjes. Oftewel, elke sprookjesliefhebber zal dus een geschikte poort naar de sprookjeswereld moeten kunnen vinden.
Literatuur
Belleman, B. (2014). De drift van Sneeuwwitje. Amsterdam: Van Gennep.
Broek, A. van den & Diercks, L. (2007). Waar zijn de heldinnen? Interview met Els Kloek. Leidschrift: Helden Des Vaderlands. Heldenverering In Nederland Door De Eeuwen Heen 22, 119-123.
Bruce, J. (2020). Stoere sprookjes over superhelden. Amsterdam: Volt.
Garner, J. F. (1995). Politiek correcte verhaaltjes voor het slapen gaan. Amsterdam: De Boekerij.
Meder, T. (2013). Roodkapje en Sneeuwwitje als strijdbare meiden. De meest recente sprookjesfilms voor (jong)volwassenen. Literatuur Zonder Leeftijd 27, 103-132.
Perrault, C. (1869). Asschepoester, of het glazen muiltje. Amsterdam: K.H. Schadd.
Schaap, A. (2021). De meisjes. Amsterdam: Querido.
Schotveld, J. (2021). De kikkerbilletjes van de koning en andere sprookjes. Amsterdam: Van Holkema & Warendorf.
Schotveld, J. (2019). Het kattenmannetje en andere sprookjes. Amsterdam: Van Holkema & Warendorf.
Sterck, M. de (2012). Beest in Bed. Antwerpen: De Bezige Bij.
Stofberg, I. (2019. Groenkapje en de bekeerde wolf: hoe sprookjesfiguren zich weten te emanciperen. Neerlandistiek.nl.
Sturm, B. W. & Kuykendal, L. F. (2007). We said feminist fairy tales, not fractured fairy tales! Children and Libraries, 38-41.
Tahir, N. (2008). Groenkapje en de bekeerde wolf. Amsterdam: J.M. Meulenhoff.
Tjong-Khing, T. & Verroen, D. (2010). De prinses en de paradijstuin en andere prachtige prinsessenverhalen. Amsterdam: Leopold.
Vendel, E. van den & Vandenabeele, I. (2016). Rood Rood Roodkapje. Wielsbeke: De Eenhoorn bvba.
Vriens, J. (2005). Grootmoeders grote oren… Den Haag: Unieboek.
Zipes, J. (2006). Why Fairy Tales Stick. The Evolution and Relevance of a Genre. New York: Taylor & Francis Group.
Dirk Steyaert zegt
Ik heb met bijzonder veel belangstelling gelezen! Onwillekeurig heb ik gedacht aan het Halewijnlied en aan het gedicht van Roald Dahl getiteld Little Red Riding Hood and the Wolf.
.
Celeste van Veenen zegt
Bedankt Dirk! Dahl’s sprookje doet inderdaad erg denken aan Rood Rood Roodkapje. Het Halewijnlied kent een vrouwelijk personage met best veel agency en is daarom vanuit het liederengenre een mooie lees- en luistertip (met name bij het eerste artikel gezien de leeftijd).
Arnold den Teuling zegt
Ik miste L-P Boon’s Blauwbaardje.Waar past die in ditverhaal?
Celeste van Veenen zegt
Helaas heb ik nu geen toegang tot dat boek.. Mogelijk reageert Theo Meder nog op uw vraag!
Theo Meder zegt
Blauwbaardje in Wonderland van Louis Paul Boon is een lange, grappige en erotische parodie voor volwassenen waarin een hele parade aan Grimm-sprookjes voorbij komt. We herkennen de Kikkerkoning, Doornroosje, Roodkapje, de Magische Vlucht, Vondevogel, Sneeuwwitje, Assepoester, Hans en Grietje, de Zes Dienaren, Vrouw Holle, Slimme Grietje, de Slimme Boerendochter, Repelsteeltje, de Duivel met de Drie Gouden Haren, Hans-Mijn-Egel en de Jongen die niet Wist wat Griezelen Is.
Blauwbaardje heeft wel enige ‘agency’ in de zin van bewegingsvrijheid, en ze is soms brutaal, maar ondanks de parodie ademt het sprookje van Boon toch nog vooral de sfeer van de traditionele ‘male chauvinist’ sprookjes, waarin vrouwen – de gemene oude heksen en stiefmoeders soms daargelaten – uiteindelijk weinig in te brengen hebben, en voorbestemd zijn bedgenoot te wezen.
Even wat Boonse citaten, er mee rekening houdend dat Blauwbaardjes leeftijd aan het begin niet veel hoger ligt dan een jaar of vijf, zes: “De wolf zag haar aankomen en zou het echt lekker hebben gevonden met haar in het bed van grootje te liggen.” (p. 16) En even later zegt de wolf tegen Blauwbaardje: “Ik zal leuk met u in bed mogen spelen en toch geen stenen in de buik gestopt krijgen.” (p. 17).
Nog weer later verschijnt Blauwbaardje naakt op het bal, met alleen een fonkelend sterretje tussen haar beentjes, dat meteen de belangstelling van meneer de Baron trekt: hij gaat in de slaapkamer glazen dansschoentjes met haar passen (de metaforen worden allengs concreter). In een volgende episode bewonderen zeven kabouters haar sterretje en mag Blauwbaardje bij hen blijven wonen, als ze kookt, naait en wast. Hier reageert Blauwbaardje wel assertief op: “Is de vrouw dan in hoofdzaak een wasmachine?” (p.32).
In de loop van alle avonturen beginnen Blauwbaardjes borstjes te groeien van kleine peertjes naar ferme appelen – tot vreugde van menig edelman. In de spiegel ziet ze een blauwe gloed rond haar schaamhaartjes verschijnen. “O!” zei ze. “Nu begrijp ik plots waarom ze mij Blauwbaardje hebben genoemd.” (p. 55).
Zo tegen het einde lezen we: “De Koning kon nu Blauwbaardje voor zich alleen houden en benoemde haar tot zijn officiële bedwarmster, een soort madame de Pompadour uit Sprookjesland.” (p. 68)
Afijn, van dit laken een pak.
Arnold den Teuling zegt
Leuk. Dank u wel!