Een tijdje geleden een onderzoekje gedaan via internet: hoe spreek je letterwoorden uit? Zeg je kaa-er-oo of kroo tegen de KRO? En tee-er-oo-es of tros tegen de TROS? Spreek je met andere woorden iedere letter uit, of maak je er één woord van? Zoals uit deze omroepnamen blijkt, kan dat verschillen: ik geloof dat iedereen kaa-er-oo en tros zegt.
Nu is het probleem bij die namen dat mensen ze kennen, en mogelijkerwijs dus de uitspraak van elkaar overnemen. Misschien is wel ooit iemand zus begonnen bij de ene omrpeo en zo bij de andere. Dan zegt het niet zoveel. Hoe zouden mensen reageren op onbekende letterwoorden? Om dat uit te zoeken deed ik een onderzoekje waarbij we mensen geheel nieuwe letterwoorden voorlegden met de vraag ‘hoe zou je dit uitspreken’?, samen met mijn collega Xico Torres – we presenteren de eerste resultaten vandaag bij het afscheid van een collega. Het onderzoek gaat niet alleen over het Nederlands, maar hier bespreek ik alleen die resultaten. In grote lijnen komt dat overigens overeen met hoe het in andere talen zit.
(Eerlijk gezegd ging het meestal om bestaande letterwoorden in het Spaans, maar deze bleken bij de Nederlandstaligen voldoende onbekend.)
Bewust
Als je iets kunt uitspreken als een tweelettergrepig woord, lijken mensen dat in meerderheid te doen: TALGO, INEF of MUNPAL, dan zeggen maar een paar procent van de mensen tee-aa-el-gee-oo, ie-en-ee-ef of em-uu-en-pee-al. Vrijwel iedereen maakt er [tálgo] van, [ínef] en [múnpal]. Ja, met klemtoon steeds op de eerste lettergreep. In het Spaans, dat we ook onderzochten, leggen mensen de klemtoon op de laatste lettergreep als die door een medeklinker gesloten wordt (dus Spanjaarden zeggen ook [tálgo], maar [inéf]). Bij Nederlanders zie je dat effect wel (slechts 5% gaf [talgó] als antwoord, tegenover 25% [inéf]) maar het is kleiner.
Dit valt overigens te begrijpen als je kijkt naar waar de klemtoon normaliter ligt. In de overgrote meerderheid van de Nederlandse tweelettergrepige woorden ligt klemtoon op de eerste lettergreep; in het Spaans is er in de woordenschat een verschil tussen woorden eindigend op een open en woorden eindigend op een gesloten lettergreep. Mensen kennen die patronen dus op de een of andere manier, al zijn ze zich er niet per se van bewust, en ze laten nieuwe woorden in datzelfde patroon vallen.
Intrigerender is het bij kortere vormen, vormen die je eenlettergrepig zou kunnen uitspreken. Mensen hadden daar alleen een voorkeur voor bij letterwoorden als PUL, die beginnen en eindigen met een medeklinker (zoals TROS). Ontbrak de klinker aan het begin (AL), dan spraken ze de letters in meerderheid apart uit (aa-el), en datzelfde deden ze als juist de slotmedeklinker ontbrak (PA is pee-aa). Alleen als er dan weer twee medeklinkers aan het begin stonden, stapten mensen weer over naar eenlettergrepigheid: KRA is [kraa]. (De naam van de KRO is dus een uitzondering.)
Pincodes
Ook dit patroon vonden we weer terug in andere talen. Het lijkt erop dat alles wat uit twee letters bestaat, wordt uitgesproken met de losse letters, maar alles wat langer is als het kan, als een gewoon woord: ANWB heeft natuurlijk meer dan twee letters, maar daarmee valt niet veel te beginnen.
Ook als een naam letter voor letter wordt uitgesproken, valt er wel iets te zeggen over de klemtoon: die ligt dan meestal op de laatste lettergreep (aa-en-wee-béé, pee-áá), al zit hier meer variatie in. We denken dat dit komt doordat zo’n vorm niet echt een woord is, maar meer een rijtje woorden (letternamen) achter elkaar. Het heeft dus de klemtoon van een rijtje, en in rijtjes hebben we sowieso een voorkeur voor klemtoon op de laatste. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor telefoonnummers en pincodes: de laatste cijfernaam krijgt meestal de nadruk in vijf-drie-zes-ácht.
Frans Daems zegt
Misschien is het in deze context wel handig om in de terminologie te onderscheiden tussen verschillende types van afkortingen:
– initiaalwoorden: KRO, hiv (haa-ie-vee)
– letterwoorden: TROS, hiv (hief)
– redactionele afkortingen: a.u.b., A.D., bijv.
– verkortingen: airco, Benelux, horeca
Bernard Heijne zegt
A.D.A.C. aa-dee-aa-see of Adak.
Persoonlijk ervaren dat in de jaren ’80 een duitssprekende collega (stagiair) met ‘onze’ uitspraak Adak in een lopend project niet begreep waar het over ging.
Vele jaren later bij toeval op een Duitse televisiezender het woord Adak horen gebruiken.