Mijn digitale snuistertochten door Van Dale, om taal aan studenten ‘een beetje inzichtelijk te maken’, bereid ik meestal voor met een woord dat aangebrand is door de actualiteit. Binnen de kortste keren ben ik vervolgens verdwaald, wegens doorklikken, bijsurfen en nogal ongerust nazien in bestanden die officieel boeken zijn geworden.
Ditmaal was het de tweede betekenis van ‘diversiteit’ die me van huis leidde:
verscheidenheid aan culturen binnen een groep, gemeenschap (organisatie, stad, regio e.d.) of samenleving
Op gastronomie na en zelfs dat niet altijd, zijn mensen bang voor diversiteit, ze vrezen de teloorgang van wat gewoonlijk identiteit wordt genoemd, zonder te beseffen dat identiteit niet statisch is, maar organisch en vloeibaar.
Hafid Bouazza
Het voorbeeldcitaat bracht me zelfs op een T-splitsing. Wat hier staat zegt ook iets over de ideologie van de keuzeheer. Maar eerst verbaasde ik me even over de auteur. Bouazza is amper overleden of hij bereikt het walhalla van de taal!
Of verwijlde hij al in eerdere edities van Van Dale?
Momenteel geeft zijn naam in elk geval veertien (14) treffers. Dat de ene voorbeeldzin ideologisch zo mogelijk nog frappanter is dan de andere, bewaar ik wederom voor later. Prioriteiten stellen, Marc. Laat ik me blijven verbazen over Bouazza’s snelle toetreding. Hij was stilistisch natuurlijk erg begaafd, maar heel lang publiceerde hij ook nog niet.
Toevallig stond er op YouTube recent een mooi lang gesprek met Van Dales keuzeheer Ton den Boon die geen taalkundige bleek, maar literatuurwetenschapper. Het deed om onduidelijke redenen deugd te begrijpen dat het werkwoord ‘vallen’ volgens hem extreem veel betekenissen kent. Ook werd iets zichtbaar van een letterkundige horizon. Den Boom is een fanaat die leest als een scanner.
Recent bleken onder zijn ogen romans van Ouariachi en Lanoye geweest, hij noemde meer namen van mannelijke favorieten uit de mainstream, was een boek aan het maken over Wigman… En ik besloot daarop actie te ondernemen.
Een steekproef. Welke auteurs staan in de jongste Van Dale? Gelukkig deed de computer het werk en hoefde ik alleen namen te bedenken, en het aantal treffers te noteren. [Inmiddels in volgorde]
- 42 Komrij
- 38 Krol
- 37 Bloem (J.C.)
- 27 Reve (Gerard)
- 24 De Coninck, Multatuli, Nooteboom
- 23 Nijhoff
- 21 Campert
- 20 Vondel
- 16 Vestdijk
- 15 Bomans, Van der Heijden
- 14 Bouazza, Nolens, Toonder
- 13 Brakman, Gorter, Gruwez, Kouwenaar, Mulisch, Pfeijffer
- 12 Achterberg, Carmiggelt, Gossaert, Van Schendel
- 11 Beets, Brouwers (Jeroen), Gezelle
- 10 Grunberg, Hermans, Hooft, Japin, Leopold, Rawie
- 9 Du Perron, Schmidt
- 8 Bordewijk, Claus, Van Kooten, Vroman
- 7 Van Eeden, Hertmans, Van Ostaijen
- 6 Benali, Herzberg, Kopland, Marsman (H.), Otten (Willem Jan), Van Paemel, Wigman, Zwagerman
- 5 Faverey, Palmen, Slauerhoff, Verhulst
- 4 Armando, Boutens, Ter Braak, Deelder, Elsschot, Haasse, ’T Hart (Maarten), Huygens, Kellendonk, Kousbroek, Lanoye, Lucebert, Nescio, Rijneveld, Timmermans
- 3 Abdolah, Anker (Robert), Boon, Brusselmans, Cremer (Jan), Dorrestein, Hanlo, Jansma, Van Lennep, Van Maerlant, Michel, Naeff, Paaltjens, Ramdas, Reve (Karel), Rodenko, Snoek, Voskuil, Walschap, Wilmink
- 2 Arion, Van Bruggen, De Coster (Saskia), De Hartog, Hemmerechts, De Jong (Oek), Krabbé, Marugg, Minne, Van Ruusbroec, Schippers, Streuvels, Van de Woestijne, Wolkers
- 1 Andreus, Anthierens, Ter Balkt, Ten Berge, Bernlef, Boskma, Brassinga, Bredero, Claes (Ernest), Conscience, Couperus, Debrot, Van Dis, Den Doolaard, Van Effen, Feith, Gerhardt, Harmsen van Beek, Kortooms, Lampo, Lodeizen, Van Marxveldt, Michiels, Mutsaers, Nahon, Polet, Schierbeek, Spit, Springer, Starink (Gertrude), Teirlinck, Wieringa
- 0 Amatmoekrim, Barnard, Van Bastelaere, Berckmans, Beurskens, Biesheuvel, Bijns, Bindervoet, Birney, Blaman, Van Boendale, Bosboom-Toussaint, Van den Broeck, Burnier, Burskens, Buwalda, Buysse, Cairo, Chabot, Coolen, Coornhert, Daem (Geertrui), Dermoût, Dewulf, Ducal, Duinker, Enquist, Eybers, Fabias, Ferron, Van Focquenbroch, Geeraerts, Gerlach, Ghyssaert, Gilliams, Gils, Giphart, Van der Graft, Te Gussinklo, D’haen, De Haes, Hadewijch, Hamelink, Heeresma, Heijne, Henkes, Hoste, Hotz, Jongstra, Jooris, Kessels, Van Keulen, Knibbe, Koch, Krijgelmans, Last, Lieske, Loveling, Luyken ,Mandelinck, Van Mander, De Martelaere, Mettes, Minco, Moens (Petronella), Dèr Mouw, Note, Oosterhoff, Van Oudshoorn, Ouwens, Paape, Pernath, Perquin, Pleysier, Prins (Sonja), Raskin, Reints, Robberechts, Roemer, Roggeman, Rosenboom, Siebelink, Smit (Wilfred), Spinoy, Stitou, Tepper, Thomése, Uphoff, Vaandrager, Vanhauwaert, Vasalis, Van Veldeke, Verhelst, Vianen, Vlaminck, Vogelaar, De Vos, De Waard, Weyerman, Wijnberg, Van Wilderode, Wolff/Deken
Ik weet eerlijk gezegd niet of de cijfers helemaal kloppen, omdat ik niet elk citaat aangeklikt heb. Bij een vermeende treffer voor Vogelaar deed ik dat wel en moest mijn enthousiasme meteen blussen. Dit betrof de betreurde politica, naar wier grotestedenbeleid wijken werden genoemd.
Zelf vind ik sommige getallen opvallend, zowel voor recente auteurs à la Bouazza als voor de vaste namen uit de twintigste-eeuwse literatuurgeschiedenis. Maar anderen zijn allicht beter geplaatst dit desgewenst te duiden of te relativeren.
Interessanter voor mij is een verkenninkje naar de ideologische omtrekken. Daartoe laten Bouazza-citaten zich goed gebruiken, en evengoed misbruiken:
Literatuur is er niet voor om je cultureel te identificeren of te profileren.
Een lezer is een reiziger, literatuur de wereld van zijn reislust.
De taal is het enige land waarin de schrijver zich thuis voelt. De taal is zijn identiteit, stijl zijn paspoort.
De enige zelfcensuur die een kunstenaar toepast, moet worden ingegeven door een zelfkritisch vermogen en niet door angst.
Ik selecteerde op mijn beurt uit Den Boons selectie. Dit zijn toch wandtegelwijsheden waardoorheen een conservatieve poëtica schemert die ik niet helemaal met de praktijk van Bouazza kan verbinden. Net zo min trouwens met zijn notoire getierlantijn, waarvan Van Dale ook een voorbeeldzin heeft, onder ‘kabbelen’.
Zoek zelf dan ook eens.
Laat ik kijken naar het tijdstip waarop Den Boon woorden toevoegt, die volgens sommigen modieus zijn en volgens anderen essentieel voor een rechtvaardiger wereld. Zowel ‘intersectionaliteit’ als ‘kruispuntdenken’, concepten uit het eind van de jaren tachtig die aan het begin van de eeuw de Atlantische Oceaan overstaken, haalde Van Dale pas in april 2018.
Dat was vreemd genoeg anderhalf jaar na ‘microagressie’, waarvoor het woordenboek een slordige beschrijving in petto heeft: ‘verbale agressie waarbij iemand beledigende of racistische vragen of opmerkingen krijgt’. Zelfs metaforisch vergeleek Clarice Gargard ze inzichtelijker met ‘muggenbeten die na verloop van tijd in grote bulten en opengekrabde wonden veranderen’.
Den Boon kwam betrekkelijk recent terug op deze term, ontleend aan het Amerikaans-Engels, in zijn fijne rubriek Woord van de dag, toen een SP-kamerlid in een tweet de spot gedreven had met pontificale herverdelingen, door te zeggen dat hij er ‘microagressief’ van werd. En de Van Dale-redacteur deed daar een schepje bovenop: ‘Gender, kleur, seksuele geaardheid – het heeft blijkbaar allemaal te maken met wetenschappelijke kwaliteit’.
Daarachter kon Den Boon bovendien vermoeidheid laten gelden tegenover het slechte imago van een bepaald soort manmens, over wie de jongste Van Dale uitgebreid bericht:
uitdrukking; bij diversiteitsdenkers; scheldwoord oude witte man
prototype van de blanke man van middelbare leeftijd of ouder met een conservatief wereldbeeld, die niet (of onvoldoende) openstaat voor een diverse en inclusieve samenleving
Een scheldwoord? Heus? Toont de woordenboekenmaker hier niet dat hij, net als ik, tot de gewraakte generatie behoort? En etaleerde hij zo feitelijk niet niets minder dan witte fragiliteit? Zijn bijvoeglijk naamwoord ‘blank’ is hier op het randje van polemisch.
De toeschrijving van de vermaledijde uitdrukking aan ‘diversiteitsdenkers’ lijkt me evenmin neutraal omdat ze net iets te hip klinken – en pas aan Van Dale werden toegevoegd in oktober 2020.
Ik zie nu al uit naar onvermijdelijke addenda bij het ooit zo onschuldige wit. Wat gaat Ton den Boon schrijven onder ‘bondgenootschap’, ‘onschuld’, ‘redder’, ‘traan’, ‘uitlegger’, ’verlosser’? Hoe lang wacht hij daar nog mee?
Zal hij wederom zijn toevlucht zoeken tot modale werkwoorden, zoals zich dat voltrok bij zowel mannelijk als wit privilege, waarbij zijn eigen categorie ‘maatschappelijke voordelen in westerse landen, vaak zonder het te beseffen, heeft of zou hebben’?
Of blijft in het woordenboek ‘witte onschuld’ louter een plantje, beter onbekend als Omphalodes linifolia?
Laat een reactie achter