Hoe verder je terug in de tijd gaat, hoe belangrijker literatuur wordt. In tijden van teruglopende studentenaantallen, sluitende boekhandels en hardnekkige ontlezing is het moeilijk voorstelbaar dat literatuur ooit met twee benen in de maatschappij stond, een spilfunctie vervulde, zelfs onmisbaar was. Dit inzicht kwam als een klap in het gezicht van een kersverse studente Nederlands die zich bij haar studiekeuze vooral had laten leiden door een voorliefde voor de autonome verzen van Gorter. Zoals voor veel jeugdige lezers was ook voor mij literatuur een manier om even te vergeten, te verdwalen in andere realiteiten (en dan, zodra de laatste pagina bereikt, weer genadeloos te worden uitgespugd in de desillusie van alledag). We schrijven 2006. Setting: een eerstejaarscollege over de refreinen van Anna Bijns. Ronkende taal en vlijmscherpe maatschappijkritiek konden dus moeiteloos hand in hand gaan.
Bijns bleek een begin. Het is veelzeggend dat een groot aantal dichters uit de vroegmoderne tijd zich vroeg of laat aan de politiek of diplomatie waagden of zelfs een overheidsbetrekking bekleedden. Een greep: Hooft werd in 1609 drost van Muiden, zijn vriend Laurens Reael bracht het tot gouveneur-generaal van Oost-Indië, Constantijn Huygens was persoonlijk secretaris van maarliefst drie stadhouders en Jacob Cats schopte het tot raadpensionaris. Dat is geen toeval. Tegenwoordig houdt de literatuur zich liefst verre van de politiek, en vice versa. Schrijvers worden onder politici niet gevonden; hun politieke engagementen (als die er al zijn) en afhankelijkheden houden schrijvers vaak liever stil. Dat was in de zeventiende-eeuwse Republiek dus wel anders. Staatsbedrijf en dichterschap waren als magneten tot elkaar aangetrokken. Dat kwam niet alleen omdat een ambtenarenpostje voldoende vrijetijd bood om te schrijven (sommige zaken veranderen dan weer niet). Er waren grotere belangen: landelijke en lokale overheden hadden grote behoefte aan de geletterden, die de publieke zaak overtuigend en welsprekend konden uitdragen.
Eén pen bleek bijzonder goed geslepen voor deze doeleinden. Joost van den Vondel ontpopte zich als propagandist en luis in de pels van de Republiek. Hoe groot het gewicht van zijn woorden werd geacht blijkt zonneklaar uit zijn ‘Vredewensch aan Constantijn Huygens’ uit 1633. Het gedicht volgde op een vraag van secretaris Huygens naar nieuwe propaganda poëzie voor de stadhouder. Eerder had Vondel de militaire strijdtocht van Frederik Hendrik bewierrookt met klinkende verzen als ‘Verovering van Grol’ uit 1627 en ‘Zegezang’ uit 1629. Het verzoek kwam ditmaal op een penibel moment: het maatschappelijke draagvlak voor de oorlogswandel van de Prins van Oranje was tanende, met name onder de Amsterdamse belastingbetalers. Vondels woorden moesten daar verandering in brengen, maar hij weigerde. De slepende strijd was ondertussen zelfs Vondel te gortig. Hij zou voortaan een pacifistische pen voeren, en riep Huygens op hetzelfde te doen.
Dat net het handschrift van dit gedicht – amper meer dan een velletje – heel recent voor het duizelingwekkend bedrag van 42.500,- (excl. veilingkosten) onder de hamer ging, is niet alleen – zo denk ik graag – te danken aan de reputatie die Vondel als ongekroond eerste ‘dichter des vaderlands’ nog altijd geniet. Het is ook een subtiele knipoog naar een tijd waarin literatuur nog op waarde werd geschat.
Lieke van Deinsen is als postdoctoraal onderzoeker (FWO) en docent verbonden aan de KU Leuven.
Jona Lendering zegt
Ik neem de vrijheid een link naar Vondels gedicht toe te voegen:
https://www.dbnl.org/tekst/vond001dewe03_01/vond001dewe03_01_0073.php
Ton Harmsen zegt
Wat mooi dat dit zoekgeraakte Vondelhandschrift boven water is gekomen! Een foto van de reeds bekende versie (die als brief aan Tesselschade is verzonden) is te zien in neerlandistiek.nl:
https://neerlandistiek.nl/2019/01/vondel-helpt-de-oranje-snoeren-vlechten/
Het nieuwe manuscript is als brief aan Huygens verzonden. Aan enkele doorhalingen zien we dat Vondel nog aan het zoeken is naar de goede formulering. In het voorlaatste vers zet hij een streep door ‘aensien’ en maakt er ‘draegen’ van. Niet alleen allitereert dat mooi, maar de oorlog verdragen klinkt ook veel emotioneler dan het bekijken ervan. Een uitvoerige beschrijving van het handschrift en de provenance ervan is te vinden op de website van Bubb Kuyper:
https://www.bubbkuyper.com/index.php?option=com_virtuemart&view=category&virtuemart_category_id=386&abcveilingnr=76&Itemid=3&limitstart=120