Op 11 en 12 juni vieren de Catharinisten in Aalst het zeshonderdjarig bestaan van hun toneelvereniging, voorheen rederijkerskamer. En aan het filmpje waarin zij de activiteiten bij dit imposante jubileum aankondigen te zien ontbreekt het de zeshonderdjarige niet aan humor en energie. Er is een congres, een feestelijke bijeenkomst met theateroptredens, een tentoonstelling in museum ’t Gasthuys en er verschijnt een jubileumboek. De geschiedenis van deze oude rederijkerskamer is al goed gedocumenteerd maar er is zoveel archiefmateriaal voorhanden dat er voor het jubileumboek nog stof genoeg is, en natuurlijk zal ook de recente geschiedenis van de toneelvereniging vermakelijke en interessante lectuur zijn.
De Catharinisten hadden in de zeventiende eeuw concurrentie van een andere kamer, de Barbaristen, en van het jezuïetencollege dat – zoals alle jezuïetenscholen indertijd – veelvuldig optrad met schooltoneel: meestal in het Latijn, soms in het Nederlands of in het Frans; zowel bijbelse onderwerpen als lotgevallen van vorsten en martelaren. De rederijkers en de paters zorgden voor een rijk arsenaal aan ernstig en komisch toneel, want de treurspelen werden afgewisseld met kluchten, als vervolg op de voorstelling, of als intermezzo tussen de bedrijven. Aan toneel was er in Aalst geen gebrek: in Ceneton staan 48 toneelstukken uit Aalst, meestal van de jezuïeten omdat die beter gearchiveerd en onderzocht zijn. Dat is maar het topje van een gezonken ijsberg. Trouwens, later is Aalst ook prominent aanwezig in de Nederlandse letterkunde met de Kapellekensbaan, Pieter Daens en De helaasheid der dingen.
Het stadsarchief van Aalst bewaart een handschrift met dertien spelen van vader en zoon Guillaume Caudron, die in de zeventiende eeuw de leiders van de Catharinisten waren. Verder zijn van deze rederijkerskamer voor zover ik weet (misschien brengt het jubileumboek nieuwe gegevens) uit de zeventiende eeuw geen complete toneelteksten, maar wel twee gedrukte synopsissen overgeleverd: programmaboekjes bij de opvoering, met een samenvatting van de inhoud. Het ene heet Tyrannighe liefde ghedempt in Tiridatus coningh van Ponthus ende segenpraalende in Tygranus prins van Capadocia ende syne gemaelinne Polixena (1700). Het is een bewerking van het spel van Jan Harmensz Krul uit 1646. Spelen van Krul zijn vaker door Zuid-Nederlandse rederijkers bewerkt: zijn Diane werd in 1787 vertoond door De Roode Rooze in Hasselt.
Tyrannighe liefde ontleent zijn stof aan de klassieke geschiedenis, het andere zeventiende-eeuwse spel van de Catharinisten dat bewaard is gaat over een onderwerp uit het Oude Testament. Sauls vall tot David’s klimm’ (1663) behandelt een ruime passage uit het bijbelboek I Samuel, over de ondergang van koning Saul en de opkomst van koning David. Dat is een tamelijk gecompliceerd verhaal, en dat de Catharinisten dat allemaal in één theatervoorstelling behandelen betekent dat zij konden rekenen op een publiek dat met de bijbel goed vertrouwd was. Het programmaboekje bevat een argumentum (een korte samenvatting) van het spel, en een beschrijving van de gebeurtenissen in elk van de vijf bedrijven. De inhoud van beide teksten overlapt elkaar dan ook behoorlijk. Voor de moderne lezer is de tekst geen gemakkelijke lectuur, niet alleen omdat het Vlaams ver van ons staat (waarschijnlijk zelfs van de thans levende Aalstenaren), maar ook omdat de spelling en de grammatica door de auteur tot het uiterste worden gedreven. De vall en de klimm’ in de titel zetten de toon. Op de titelpagina staat verder dat het spel ‘uyt lauer-tucht’ is opgedragen aan de bestuurders van Aalst; tucht is een vorm die afwisselt met tocht, en die betekenis heeft het hier: trek in lauweren, dus roemzucht. De omvangrijke stof is uiterst beknopt weergegeven: voor een lezer zonder kennis van de bijbeltekst – die overigens snel bijgespijkerd is – is de samenvatting ronduit cryptisch.
Er is wel gesuggereerd dat rederijkers ook in de zuidelijke Nederlanden naast de katholieke een protestantse stem wilden laten horen. Alleen al de vraag of de auteurs van een katholieke of van een protestantse bijbelvertaling uitgingen is lastig te beantwoorden. De jezuïeten gebruikten ongetwijfeld altijd naast hun Latijnse vulgaat de Leuvense bijbel, maar rederijkers konden kiezen uit verschillende katholieke en protestantse vertalingen. Voor zover ik zie staan de Catharinisten het dichtst bij de katholieke Moerentorfbijbel (de verbeterde uitgave van de Leuvense, 1599), die bij google.books, maar nog niet in een transcriptie op het internet te vinden is.
Spelling, grammatica en woordenschat
De korte samenvatting bevat 321 woorden in twee vrijwel even lange zinnen. Drie punt-komma’s bieden nauwelijks soelaas, dus de leesvaardigheid van de lezer wordt danig op de proef gesteld. De tekst begint zo:
Saul eerst-ghesalvden Koning van Judeën over sijne onghehoorsamheyd inde besparinghe van Acah, ende besten roov uyt Amalech van God ontzeghent, word ghebroght tot soodanige vreese door den inval der Philistinen met den reuse Goliath, dat hy beloôvt sijne dochter Merob aen den ghenen die Goliath soude verwinnen; waer op den herder David (in stille by Samuel tot het rijk ghesalvt) den selven Reuse verslinghert ende onthoovt hebbende in Sauls teghenwoordigheyd, word daar over in volle ghenoughen voor schoon-sone aen-ghenomen, tot dat de Vrouwen van Judeën David boven hem te seer lovende, hy valt in rasery, en gheevt sijne beloôvde dochter aen Hadriel: doch weynigh bevredigt door de verschooninghe van sijnen sone Davids bevrinden Jonathas trauwt hem met synen hem-minnende dochter Michol, die hy weder daar naar af-nemt, ende belistight David in alle manieren te dooden; t’welck t’elcken by Jonathas belet ende ghewaarschouwt zijnde, is David ten lesten moeten vluchten onder den Koningh Achis, ende voorder hem houden inde gheberchten ende woestynen, alwaar Saul hem oock vervolghende, is tot tweemaal in Davids macht ghevallen, ende van sijne goedheyd bespaart gheworden.
Het duurt even voordat het de lezer duidelijk is dat het zesde woord over ‘vanwege’ betekent en dat het bij ontzeghent hoort. De spelling van de naam van de Amalekietenkoning Agag, maar hier Acah, kon ik in geen enkele bijbelvertaling vinden. Iets dergelijks doet zich voor in de naam van de stad Ziklag, die in de tweede zin van dit argumentum als Sicelech wordt gespeld. En dat komt overeen met Siceleg in de Moerentorfbijbel. Bijzonder is de spelling van beloôvt, en in de tweede zin vergheêvs. Gerard Reve wist het: ‘Het Vlaams is meer zoals het wordt uitgesproken.’ Let nog even op het mooie participium ontzeghent (van zijn zalving tot koning beroofd), direct nog overtroffen door verslinghert dat aangeeft dat David met zijn slinger een dodelijke steen tegen Goliaths voorhoofd heeft geworpen. En door belistight David te dooden: hij smeedt listige plannen voor dat doel. Dat in één zin Sauls strijd tegen de Amalekieten, Samuels veroordeling van Sauls gedrag bij die gelegenheid, de uitschakeling van Goliath, het huwelijk van David en de jaloezie van Saul, en de beide keren dat Saul in handen van David viel maar door hem gespaard werd omdat David zich niet schuldig wilde maken aan koningsmoord – dat in één lange zin een geschiedenis die zich over jaren uitstrekt wordt weergegeven laat zien hoever deze tekst van het classicistische ideaal van eenheid af staat.
De zetter verslikt zich in de tangconstructie
Dan de andere helft, de tweede zin:
Terwyl Saul van Achis onwederstrydbaar tochten vervolght alle voorsienders bevraaght, ende sijne offerhanden te vergheêvs aen God ghebrand hebbende, ten lesten heeft sijnen toevlucht ghenomen tot de tooverye, ende tot voorseg van sijn ghevall doen verschynen den gheest van den onlancx ghestorven Samuel, die den aanstaanden vall met de dood van hem ende sijne sonen hebbende voorseyd, word hy van Achis ter vlucht ghedreven, ende sijn vollen legher gheslaghen; waer inne verstaande sijner sonen dood, ende sijn voorderende met hem te door-steken, word daertoe ghedient van sekeren Amalechiet, die de Rijks-juweelen aen David brengende (terwyl hy God loôvde over de bevrijdinghe van Sicelech) ende berommende tot Sauls dood behulpigh te zijn gheweest, wordt by David doen vermoorden ende voor d’honden worpen, om Gods gesalvden t’hebben mishandelt, ende David in Sauls plaatse ghekroont Koning van Israël.
De zin begint met een tangconstructie die het geduld van de lezer op de proef stelt, en die de zetter op een dwaalspoor zet: hij plaatst achter het negende woord voorsienders een komma. Ten onrechte, want het is niet het object van het participium vervolght maar van bevraaght. De bezitter van het bewaarde exemplaar heeft die komma dan ook doorgeschrapt. Terwijl Saul, die vervolgd wordt door het onoverwinnelijk woeden van Achis, alle waarzeggers raadpleegt, wordt hij door Achis verslagen. Het einde van het spel is genomen uit het begin van 2 Samuel: de dood van Saul, die wenst te sterven en zich laat doden. Als de man die Saul op diens verzoek uit zijn lijden verlost dit als goed nieuws bij David komt melden wordt hij op diens bevel gedood en zijn lijk wordt aan de honden gegeven. Voor gruwelijke verhalen was men in Aalst niet bang! Dat dit toneelstuk volgens de archiefstukken over een lange periode verschillende malen is opgevoerd toont dat dat geen incident is. Maar nu zijn de Catharinisten ongetwijfeld een andere weg ingeslagen.
Een levend schilderij van Jan Steen
Toch doen zij ook iets dat regelrecht aansluit bij een oude traditie. In de zeventiende eeuw was het gebruikelijk dat in een tableau vivant een cruciaal moment in het spel getoond wordt. We kennen dat uit de Gysbreght van Aemstel en uit de spelen van Jan Vos; ook in de Belegering ende het ontset der stadt Leyden door Reynier Bontius kan het publiek genieten van zo’n gekostumeerde uitbeelding. Dat noemt men in de gedrukte toneelteksten vaak een ‘vertoog’. Het vijfde bedrijf wordt in de synopsis van Sauls vall als volgt omschreven:
Vyfde deel. Vertooght hoe Saul tot sijne betrachte dood gheholpen ende ghevoordert word by eenen Amalechit, die aen David (komende als verwinner vande bevrydinghe van Sicelegh) brenghende het Koninghlijck ghewaad, ende sijne ghedaan voorderinghe tot Sauls dood vertellende, word van hem doen vermoorden ende voor d’honden worpen, ende David in Sauls plaatse Koningh ghekroont.
De eerste scène van dit bedrijf wordt blijkbaar niet gespeeld, maar in een bevroren pose ziet het publiek op het toneel hoe Saul op zijn eigen verzoek door de Amalekiet gedood wordt. Dit reduceren van de gebeurtenis tot een stille pose doen de Catharinisten van nu ook. Op hun website staat een video die uitbeeldt hoe zij zich verkleden en poseren om van het schilderij van Jan Steen, Rederijkers aan een venster, een levend schilderij te maken. Ook die activiteit voeren zij vol overgave uit, met als resultaat een briljant getroffen imitatie van het schilderij. Jan Steen maakte het ver van Aalst, maar wel precies in de tijd waarin Sauls vall werd gedrukt, rond 1663:
Door dit schilderij op bewonderenswaardige manier tot leven te wekken benadrukken de Catharinisten – zelfs voor iemand die alleen maar de filmopname bekijkt – de geniale zwier van Jan Steen, die in één beeld een heel verhaal over de rederijkerskamers biedt. Daarmee geven zij ons een prachtig cadeau bij hun feestelijk jubileum.
De synopsis van Sauls vall tot David’s klimm’ (1663) is te lezen bij Ceneton. Tik op de paginacijfers om foto’s van het origineel te zien. Op de website van de Catharinisten vindt u alles over het congres, de festiviteiten en het jubileumboek. En de video over hun enscenering van het tableau vivant naar het rederijkersportret Jan Steen.
Laat een reactie achter