Een zomer met Manon Uphoff (6)
In het werk van Manon Uphoff wemelt het van de passages die je zou kunnen gebruiken bij een inleiding in de sociolinguïstiek. Uit onderzoek bleek een aantal jaar geleden dat het gemiddelde Nederlandse romanpersonage zeer hoogopgeleid is, maar Uphoff drukt dat percentage naar beneden. In het begin van haar carrière zei ze wel dat het haar ambitie was om een stem te geven aan mensen die zelden gehoord worden. Het is iets dat ze ook in haar hele loopbaan is blijven doen.
Daarbij laat ze dan ook herhaaldelijk de macht zien van de standaardtaal. Taal is iets waarmee je je kunt onderscheiden van anderen, en standaardtaal is iets om mensen uit te sluiten. In haar eerste roman, Gemis, uit 1997, komt een passage voor waarin een van de leden van het Uphoffiaans grote gezin, Nicolaj, thuiskomt met de mededeling dat hij “het liefst naar de LTS [zou] gaan, de MTS was toch niks.” De vader vertelt dan dat hij zelf omhoog is geklommen via avondonderwijs en zelfstudie, en begint dan aan de bijles.
Die gaat niet geheel toevallig over taal:
‘Dat is een passief-constructie,’ zei mijn vader. ‘Het subject van de zin doet niets, gebruik dan toch je hérsens.’
Hoe langer de bijles duurde, hoe minder Nikolaj van de uitleg begreep. Hij raakte verstrikt in de fuik van de taal en gaf antwoorden vol lussen en knopen. Mijn vader reageerde in ongeduldig staccato.
Parels voor de zwijnen,’ riep hij geïrriteerd. ‘Luister dan toch eens een keer. Waarom gebruikt men het passief? Omdat men soms niet weet wie iets doet. Bijvoorbeeld: er wordt hier een kerk gebouwd. maar wie dat doet, dat weet je niet. Er wordt gehuild. Wie dat doet, weet je niet. Ook kan het zijn dat je het misschien wel weet, maar het niet belangrijk vindt dat te zeggen.’
Passiefconstructies gelden vaak als formeler taalgebruik en in ieder geval als ingewikkelder dan actieve vormen. Zoals de vader uitlegt dienen ze onder andere om afstand te scheppen, om de mens die iets doet (een kerk bouwen, huilen) op de achtergrond te stellen – het zijn fuiken van taal, ook als je ze wel begrijpt (de fuik is overigens een van de vele voorbeelden van aan de visserij ontleende beeldspraak).
Grappig is natuurlijk dat de vader in zijn uitleg over de passief zelf expliciet géén passief gebruikt, maar andere onpersoonlijke constructies met de voornaamwoorden men en je (‘waarom gebruikt men het passief’, ‘wie dat doet, weet je niet’). Ze laten zien dat de uitleg net niet helemaal klopt (zoals het subject in de zin ‘het subject van de zin doet niets’ niets doet, terwijl de zin toch geen passief is).
Het verschil tussen passief je lot ondergaan en in actie komen is een van de belangrijkste thema’s in Gemis. Het eigenaardige van onze wereld is dat je meer vooruit komt als je passieve constructies en andere theoretische begrippen kent (het soort dingen dat je leert op de MTS, het huidige mbo) dan wanneer je echt in actie komt (op de LTS, het huidige vmbo). Dat zit allemaal in die scène.
Robert Kruzdlo zegt
Moest aan Beckett denken. Alles is bij hem passief. Niemand in zijn boeken kan iets actiefs ondernemen of hij wordt bedolven onder het lot: de mens is niet instaat zijn lot te veranderen. Of je moet een aanhanger van Camus of Sartre zijn. Heeft Manon Uphoff Beckett gelezen?
Robert Kruzdlo zegt
Graag nog een toevoeging: Murphy zit in de zon, (…) Hij zat daar zo omdat het hem plezier deed! Ten eerste deed het zijn lichaam plezier, het maakte zijn lichaam rustig. Verder maakte het hem vrij in zijn geest. Want pas als zijn lichaam rustig was, kon hij beginnen te leven in zijn geest (…). En in zijn geest leven deed hem plezier, een zodanig plezier, dat plezier het juiste woord niet is.’
Beckett, lichaam en taal.