Een zomer met Manon Uphoff (15)
Je zou kunnen beweren dat het sprookje en de brief de polen vormen waartussen het proza zich beweegt, al het proza, en in ieder geval het proza van Manon Uphoff. Sprookjes zijn het domein van de fantasie en brieven dat van het verslag van het dagelijks leven. Sprookjes hebben geen waarneembare verteller en meestal ook geen aangesproken persoon, ze zijn er van en voor iedereen, terwijl een brief alleen van mij is, en alleen voor jou. Sprookjes staan in een traditie en brieven kennen weinig conventies behalve de aanhef en de ondertekening. Sprookjes lopen goed af en brieven eindigen met tot snel.
Beide genres zijn prominent aanwezig in het werk van Manon Uphoff. In sommig van haar beste werk, en met name in Vallen is als vliegen, verbindt ze ze met elkaar. Over de sprookjes een andere keer, maar nu over de brieven.
Zonder de lezer
Ik schreef al over de brieven die Uphoff schreef aan haar stervende collega Herman Franke: hoe anders haar stijl daarin leek dan in haar literaire werk, ook als dat de vorm heeft van brieven, maar hoe in de basis toch ook hetzelfde. De ‘ware’ Uphoff in die brieven is niet zo heel anders dan de ‘ware’ Uphoff in haar verhalen. Er is wel één belangrijk verschil: die brieven waren duidelijk aan één persoon gericht, haar literaire brieven hebben geen vastomlijnde geadresseerde.
Vaak staat er alleen maar zoiets boven als Lezer! of, in het geval van het stuk dat ‘Brief’ heet en dat in 2002 in De Revisor verscheen, ‘Beste ….,’, waar iedere lezer, zo stel ik me voor, haar eigen naam op de puntjes mag zetten.
Of eigenlijk spreekt ze de lezers daar aan in het meervoud, en zegt ze dat ze (we) een horde zijn. Om preciezer te zijn richt ze zich tot de critici, maar ze zegt over hen dat ze (over ons dat we) vooral belangrijk zijn als lezers. Interessant is dat ze het literaire werk definieert aan de hand van de belangrijkste functie van de brief: contact:
Als wat je maakt goed is, zal het nooit, nooit autonoom zijn. Hoe beter het is, hoe meer het streeft naar contact. Het kan alleen gekend worden in dit contact. Alleen zo bestaat het. Het roept en lokt en vraagt naar de lezers of speelt ‘hard to get’. Het wil die best mogelijke lezers, maar zal als het echt niet anders kan (een tijd) genoegen nemen met de mindere lezer.
Waar een sprookje als het ware geen lezers nodig heeft omdat het eeuwige waarden uitdrukt, ook als niemand er kennis van neemt – en een sprookje dus autonoom is. kan de brief niet zonder de lezer.
Bui
Toch is dat contact slechts relatief, want de schrijver trekt zich op een Barthesiaanse manier terug uit zijn werk. Zij doet daar verder het zwijgen over toe:
Het is een ongeschreven wet dat een schrijver, nadat hij het boek heeft prijsgegeven aan de openbaarheid, aan andere ogen, andere geesten, zich niet meer opwerpt als verdediger van het werk waarvan hij, bij volle bewustzijn mag je hopen, ‘afstand’ heeft gedaan.
Communicatie één kant op (richting de horde) is natuurlijk geen echte communicatie – het is kunst. De communicatie komt als het boek af is van de lezer: die moet zijn best doen.
Uphoff begint ‘Brief’ met het citeren van een andere brief, namelijk een die ze kreeg van de redactie van het tijdschrift Elegance:
Beste Manon,
Dank voor je korte verhaal. De hoofdredacteur en ik waren er zeer van onder de indruk en ik heb het ook met veel plezier gelezen. Het is van hoge kwaliteit en goede lengte, maar, je voelt de bui misschien al hangen, helaas: we kunnen het niet plaatsen.
De reden is dat de wereld die jij beschrijft (Manga, Tokioscène, Kill Bill, Tarantino, onthoofding op tv) niet refereert aan de wereld van de lezeres. Het staat gewoon te ver van haar af. We vinden het ontzettend jammer, want nogmaals, het verhaal is prima en het onderwerp ook razend interessant, maar de lezer moet er wel iets van zichzelf of de wereld om haar heen in herkennen.
Dus Manon, we keuren het niet af, maar plaatsen het niet. Toch zouden we dolgraag een kort verhaal van je willen plaatsen. Zie jij kans om een nieuw verhaal te schrijven, met bv 10 februari als uiterste inleverdatum?
Nogmaals Manon, ik vind het heel vervelend maar ik hoop toch dat je de tijd en de moeite nog wil nemen.
Ik hoor het graag!
Hartelijke groet
Uphoff geeft daar geestig commentaar op:
Godzijdank dat het verhaal in ieder geval ‘van hoge kwaliteit’ en vooral ook ‘van goede lengte’ was geweest. Verheugend ook dat ze het niet ‘afkeurden’, maar het gewoonweg niet plaatsten. Het omgekeerde, bleek ook, zou geen enkel probleem zijn geweest. Een ‘afgekeurd’ verhaal, beroerd geschreven maar naadloos aansluitend bij de kort te houden leefwereld van de lezeressen van de Elegance.
Onthoofding
Die redacteur van Elegance had op een bepaalde manier toch ook wel gelijk. “Zoals jullie zoeken en hunkeren naar het beste en scherpste boek,” schrijft Uphoff aan de critici, “zo hunkeren en zoeken wij ons hele schrijversleven naar iemand die lijkt op onze beste, gedroomde lezer.” Ze citeert dan Anthony Burgess die beweerde dat de beste lezer eigenlijk zijn achtergrond zou moeten delen en zijn godsdienst, en de zelfde boeken zou hebben gelezen. Dan vervolgt Uphoff: “De werkelijk ideale lezer zijn wij zelf, maar wij zijn op grond van verhouding en band met ons werk nogal verdacht.” Je kunt een tekst alleen goed begrijpen als je lijkt op de schrijver, als je haar preoccupaties, haar achtergrond, haar interesses, haar ervaringen deelt.
Maar dan moet die lezer bereid zijn een andere wereld binnen te treden! “Lezen is een daad van overgave”, schrijft Uphoff ook nog in haar ‘Brief’. Jawel, maar als de lezeres van Elegance geen belangstelling heeft voor ‘Manga, Tokioscène, Kill Bill, Tarantino, onthoofding op tv’, is het de vraag of je je gedroomde lezer vindt met een verhaal dat aan die thema’s raakt.
Tot snel!
Update 24 juli 2022: Via Twitter wijst Manon Uphoff erop dat het afgewezen verhaal voor Elegance (‘Slowly’) is opgenomen in Bekentenissen, dat op zijn beurt weer is opgenomen in de verzamelbundel Schaduwvlammen.
Laat een reactie achter