Ik heb even moeten nadenken over de bundel ‘wetenschapspoëzie’ En dat was kennis, zeg je dan die is samengesteld door de Vereniging voor Wetenschapscommunicatie en -journalistiek Nederland (VWN). Dat komt niet zozeer door de relatie tussen wetenschap en poëzie, want ik ben ervan overtuigd dat poëzie overal over kan gaan, en omgekeerd dat wetenschappelijk inzicht op allerlei manieren kan worden uitgedrukt.
Het raadsel betrof de relatie tussen (wetenschaps)communicatie en (wetenschaps)poëzie.
Ik begrijp natuurlijk dat de vereniging helemaal niet per se bedoelde om poëzie ineens tot het domein van de wetenschapscommunicatie te rekenen, ze noemen het genre zelf immers alleen maar wetenschapspoëzie. Maar de vraag is dan: hadden ze dat dan wel kunnen doen?
Briljante winnaar
Wetenschapscommunicatie gaat altijd over de inhoud. Je zorgt ervoor dat bepaalde inzichten of feiten of vragen worden overgedragen. Het is niet waar dat de vorm er niet toe doet, maar die vorm staat altijd ten dienste van het overdragen van de inhoud. Wetenschapscommunicatie die nadrukkelijk aandacht vraagt voor de eigen vorm, voor de virtuositeit van de maker, lijkt mij geen geschikte wetenschapscommunicatie.
Bij poëzie gaat het altijd minstens óók om de vorm, of dat nu rijm, ritme is of regelafbreking. Dingen worden anders gezegd dan in het dagelijks leven en dat leidt dusdanig af van de inhoud dat je je kunt afvragen of het wel een functie heeft. In het verleden is er natuurlijk didactische poëzie geschreven, maar toen had het rijm ook een functie, bijvoorbeeld om de inhoud makkelijker onthoudbaar te maken.
Daar komt bij dat poëzie niet communiceert op de gebruikelijke manier. Een dichter verwacht normaliter geen weerwoord op zijn gedicht. Je kunt bijvoorbeeld niet zeggen ‘daar ben ik het niet mee eens!’ of ‘dat klopt niet!’ Een bekende karakteristiek van poëzie is dat de dichter zich richt tot iemand die helemaal geen potentiële lezer is (‘oh, oude eik!’, de apostrofe).
Er bestaat een wedstrijd Dance Your PhD, waar (Amerikaanse) net-gepromoveerden een dans maken die gebaseerd zijn op hun proefschrift. Dans is de poëzie van het lichaam. Ik zou die eigenlijk niet rekenen tot de wetenschapscommunicatie. Zeker de briljante winnaar van dit jaar niet:
De winnaar van 2019 komt meer in de buurt, maar daar dient de dans toch vooral als een illustratie bij de teksten:
De poëziewedstrijd die de VWN uitschreef, had twee winnaars. Van die twee vind ik dit gedicht het beste, en het is dan ook meteen echt een mooi gedicht:
Overview-effect
neem een denkbare ruimte in je hoofd
vul deze met een ervaring aan gewichtloosheid
bijvoorbeeld de lucht uit je longen na vijfentwintig meter
onder water schoolslag toen je boven kwamblaas een denkbeeldige dampkring om deze ruimte
zodat het een bolletje wordt in je hoofd, een bolletje
gevuld met lucht uit je longen na vijfentwintig meter
onder water schoolslag toen je boven kwambij iedere zucht beweegt het bolletje door je hoofd
Gerda Posthumus
en vult zich met een ervaring aan gewichtloosheid
toen je boven kwam met je handen op de rand van het universum
steunde, jij jezelf omhoogtilde aan het meest kwetsbare
in je hoofd: de gedachte dat je een bewoner bent van de aarde.
Dit is een mooi gedicht, met een mooi ritme en een interessant beeld van iets dat niet eens zichtbaar is: een bolletje in je hoofd. Maar wetenschapscommunicatie is het niet: ik heb wel iets geleerd, namelijk wat het overview effect is, maar dat heb ik geleerd door op Wikipedia te kijken en het lijkt me ook eigenlijk nauwelijks een wetenschappelijke term van belang (al wordt het kennelijk wel in bijvoorbeeld antropologisch werk gebruikt).
Bolletjes gevuld met lucht
Ik moet er onmiddellijk bijzeggen dat de VWN natuurlijk ook niet pretendeert dat En dat was kennis, zeg je dan zelf bijdraagt aan de wetenschapscommunicatie, al klinkt dat in wel door in het voorwoord dat Govert Schilling schreef:
Wetenschapspoëzie vormt misschien ook wel de ideale brug tussen enerzijds de ivoren torens van hypotheses, experimenten en peer review en anderzijds het grote publiek, dat vaak alleen maar klokken hoort luiden en niet eens wat dat er überhaupt klepels in het spel zijn, laat staan waar die dan hangen. In sonnetten of ollekebollekes is geen ruimte voor afschrikwekkend jargon, ondoorgrondelijke formules en discussies over statistische significantie.
De poëzieliefhebber leest hier met verheugde verbazing dat poëzie kennelijk iets zo populairs is dat het kan dienen om iets anders dichterbij het ‘grote publiek’ te brengen, maar ik kan me toch eigenlijk nauwelijks voorstellen dat iemand een sonnettenkrans gebruikt om zich nader te informeren over de nieuwste ontwikkelingen in de astronomie. (Dat je geen sonnet kunt schrijven met bijvoorbeeld afschrikwekkend jargon of ondoorgrondelijke formules, lijkt me ook geen houdbare stelling.)
Wetenschapspoëzie lijkt me in de eerste plaats poëzie. Het is misschien dichtkunst die een beeld, of een term, of een gedachte, ontleend aan de wetenschap, maar dat kan eigenlijk altijd alleen maar bij toeval zo zijn. Gedichten zijn bolletjes in je hoofd, bolletjes gevuld met lucht, en iets communiceren doen ze niet.
Laat een reactie achter