Een zomer met Manon Uphoff (42)
Toen ik deze ‘zomer met Manon Uphoff’ begon, was mijn idee dat de relatie tussen lichaam en denken een belangrijke leidraad zou zijn. Jullie kunnen dat teruglezen in de eerste stukjes (welkom terug van vakantie!) Ik heb me daarin niet vergist: lichaam en denken zijn belangrijke onderwerpen voor Uphoff, waarnaar ze steeds terugkeert. De laatste weken heb ik daar minder over geschreven – maar dat kwam ook doordat ik allerlei andere lijntjes ontdekten die óók de moeite waard waren om iets over te zeggen.
Maar met de Joost Zwagermanlezing die Uphoff afgelopen november gaf, heeft ze volgens mij een belangrijke nieuwe stap gezet in haar denken over dit onderwerp. Het is sowieso een heel interessante lezing, ik kan hem hier samenvatten, maar je kunt hem ook hierboven bekijken. Doe dat als je jezelf een plezier wil doen!
De lezing is geworteld in een periode van vijf jaar geleden toen Uphoff nauwelijks iets met haar lichaam kon. Vanwege een hernia lag ze een groot deel van de tijd alleen op de vloer in haar huis in Utrecht (ze beschrijft dat ook, maar korter, in Vallen is als vliegen). Ze raakte er, door die ogenschijnlijke bewegingsloosheid, in eerste instantie gedeprimeerd, tot ze beseft dat ze feitelijk nog steeds in contact staat met de werkelijkheid: ze ziet het licht dat van buiten naar binnen valt, het licht dat eerst de bomen heeft aangeraakt, en nu ook haar aanraakt. Ze wordt erdoor bewogen, zoals omgekeerd ook haar eigen aanwezigheid, daar roerloos op de grond in haar appartement, aanraakt. Het licht kaatst ook weer van haar af, en raakt daarmee een ander.
Neurale netwerken
Ze beschrijft een bijna mystieke ervaring van eenheid met het al:
We kijken naar de wereld en de wereld, in al haar schoonheid, woestheid en verschrikking, kijkt naar ons terug.
Hoe woest en verschrikkelijk deze wereld ook is, Uphoff lijkt vooral vertroosting te vinden in deze gedachte. Maar het interessante is dat deze mystiek geheel en al een lichamelijke basis heeft. De verbondenheid komt weliswaar alleen tot stand door het zien, maar dat zien is zelf een puur lichamelijke sensatie. Ze haalt er ook niet voor niets Cajal bij, de Spaanse arts die zo’n honderd jaar geleden fascinerende tekeningen maakte van de neurale netwerken in de hersenen.
Al het contact met andere mensen dat Uphoff in de lezing beschrijft is puur ‘geestelijk’ – haar man is niet meer dan een ‘hekwerk’ van zijn benen als ze daar op de grond ligt, van aanraking is kennelijk geen sprake, behalve dat er wél sprake is van aanraking, doordat in deze wereld alles nu eenmaal alles aanraakt. in Vallen is als vliegen wordt aan het eind een soortgelijke tournure – de uitweg uit de versplintering van alles is de eenheid van alles.
Benauwde werkelijkheid
Het leidt Uphoff tot een manier van kijken naar kunst die deze verbondenheid benadrukt – zonder dat het zweverig wordt,. Ik zei toch al, luister zelf naar de lezing! Neem dan meteen ook het interviewtje na afloop mee waarin Uphoff onder andere zegt:
Ik geloof dat kunst een uitnodiging is en niet alleen maar zenden vanuit de maker: ik maak iets en dat heeft betekenis, en vind daar maar wat van, maar niet te veel want ik heb het gemaakt, en ik weet waar het over gaat. Voor mij is het echt een uitnodiging: kom binnen in een wereld waar ik iets van weet, kom binnen bij ervaringen en beelden die ik kan maken, die ik je kan geven.
Dat zijn natuurlijk bemoedigende woorden voor iemand die commentaar op het werk probeert te geven! Terug dus naar de lezing. Een interessant aspect vind ik ook dat Uphoff er verschil maakt tussen de ‘lineaire tijd’ en de ‘werkelijke tijd’. Die werkelijke tijd is die van het geheugen, uiteindelijk onze enige bron van tijdsbeleving (anders dan de wiskundige abstractie van de lineaire tijd, die een constructie achter af is) waarin herinneringen niet per se na elkaar gebeuren – ze zijn er tegelijkertijd. Zoals ook de ruimte er in deze echte werkelijkheid anders in elkaar zit dan die van de fysica: je neemt de herinnering van de ene plaats mee naar de andere, en dus vloeien beide plaatsen in elkaar over.
Kunst is bij dat alles dus een ‘uitnodiging’, een manier om kennis te maken met iemand anders ‘werkelijke tijd’ en ‘werkelijke ruimte’. Omdat de enige werkelijkheid de fysieke is van ons eigen geheugen in onze eigen hersencellen, is dat de beste manier om in beweging te komen, onze eigen benauwde werkelijkheid uit te treden. Dat lijkt me een goede beschrijving voor de ervaring van de Uphoff-lezer.
Robert Kruzdlo zegt
“Omdat de enige werkelijkheid de fysieke is van ons eigen geheugen in onze eigen hersencellen, is dat de beste manier om in beweging te komen, onze eigen benauwde werkelijkheid uit te treden.”
Er is ook nog een andere werkelijkheid: De werkelijke- werkelijkheid. De natuurlijke werkelijkheid die wij ook zijn. (Zie onder*)
De fysieke werkelijkheid is NIET hét geheugen, het denken of de geest. Waar de geest ontspringt, weet niemand. Geest is nu juist iets dat Niet alleen lichamelijk is. Wel, zoals je kunt lezen bij Manon Uphoff, “beïnvloed” een ziek lichaam het denken en de geest. (Of een lichtervaring.) Maar het denken of de geest is NIET puur fysisch. Dat is alleen de werkelijke-werkelijkheid. Die is dan ook weer niet de enige werkelijkheid, maar het heeft wel met het leven te maken. Er valt nog véél te schrijven Manon¡ Dat is ook het mooie van creativiteit.
Tot slot: De fysieke werkelijkheid kan nooit benauwd zijn. De natuur is niets anders dan natuur. Alleen de mens als Tussenmens kan zich benauwd voelen tussen denken en de natuur.
Ik vind Uphoff soms erg veel Lacaiaanse trekjes hebben: Er is altijd een tekort dat terugkijkt.
Lees ook:
(*) https://neerlandistiek.nl/2018/03/joost-zwagerman-en-de-werkelijke-werkelijkheid/
Robert Kruzdlo zegt
Lichaam, vlees en bloed, terug in het vleesraam, reïncarnatie, etc: Bram Vermeulen: https://youtu.be/iAoxPIrcRr8?t=1256