Het gerucht ging dat de Nederlandse regering deze zomer al zou aankondigen dat het Papiaments officieel zou worden erkend. Het is er nog niet van gekomen, maar het vermoeden is wel dat deze taal, vooral gesproken op Aruba, Bonaire en Curaçao, en door heel veel Antillianen in Nederland, binnenkort meer steun zal krijgen. Dit voorjaar besloot de regering al dat er op Bonaire een mbo-opleiding in die taal mag komen. Op Aruba en Curaçao, die onafhankelijke landen zijn binnen het Koninkrijk, is er overigens al erkenning.
De Puertoricaanse taalkundige Yolanda Rivera Castillo publiceerde deze zomer in ieder geval een omvangrijke beschrijving van de taal (A Description of Papiamentu). Er waren al wel eerdere grammatica’s geschreven – voor een kleine taal zonder veel macht is het Papiaments eigenlijk al best goed geschreven – maar Rivera Castillo geeft een uitstekend overzicht en heeft bovendien veel eigen onderzoek gedaan, vooral met geluidsopnamen van hedendaagse sprekers.
Een van de opmerkelijke eigenschappen van het Papiaments is dat het woordklemtoon heeft én toonhoogteverschillen en dat de talen deze allebei gebruikt om betekenisverschil te maken.’ Matá betekent ‘plant’ en máta ‘vermoord’. Deze verschillen in klemtoon (aangegeven met een streepje) en in de uitspraak van een hoge toon op een bepaalde lettergreep (aangegeven door een accent). In dit geval vallen die twee dingen samen; Maar woorden kunnen ook alléén van elkaar verschillen in klemtoon of in de plaats van die hoge toon. De onbepaalde wijs van vermoorden is bijvoorbeeld matá. Er zijn ook woorden die helemaal geen hoge toon hebben (er zijn geen woorden zonder klemtoon).
Het Papiaments is een zogeheten creooltaal, ontstaan op de plantages waar tot slaaf gemaakten uit heel verschillende Afrikaanse landen bij elkaar kwamen en met elkaar en de slavenhouders moesten zien te communiceren.Terwijl het de meeste woorden uit het Spaans en Portugees heeft (in mata herken je wel een Romaanse stam voor ‘dood’), komen sommige grammaticale eigenschappen uit de (West-)Afrikaanse talen van de tot slaaf gemaakten die de oorspronkelijke sprekers van de taal zijn. Dat geldt bijvoorbeeld waarschijnlijk voor de toonhoogteverschillen, hoewel er geen enkele taal precies het systeem heeft van het Papiaments.
Een van de eigenaardigheden van het boek is dat Rivera voortdurend erop wijst dat het Papiamento een heel gewone taal is, dat alles wat we in die taal vinden, we ook wel ergens anders aantreffen. Alleen de mix is bijzonder.
Staat dat dan ter discussie? Hoewel Riveraneutraal probeert te blijven, ontkomt ze er niet aan om af en toe te raken aan wat ik hier vier jaar geleden met enig understatemen ‘een onverkwikkelijk debat‘ noemde – ik had ook kunnen zeggen een van de felste polemieken die er op dit moment in de taalkunde woedt: die naar de plaats van de creooltalen in onze typologie van talen. Moeten we nu zeggen dat creooltalen bijzonder zijn, dat de bijzondere manier waarop ze zijn ‘gemaakt’ ze een uitzonderlijke plaats geeft in onze stamboom? Of zijn het heel gewone menselijke talen, met soortgelijke eigenschappen? Dat lijkt misschien een doodnormale wetenschappelijke vraag, waarop je gezamenlijk een antwoord kunt vinden door uit te zoeken hoe het zit. Maar op de een of andere manier is de vlam in de pan van dit debat geslagen, en het gaat er niet meer uit.
Yolanda Rivera Castillo. A Description of Papiamentu. A Creole Language of the Caribbean Area. Leiden, Brill, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter