Een van de mysteries van het leven aan de begin van de eenentwintigste eeuw is: waarom zit er zo weinig vooruitgang in de wetenschap? Het vak is een gigantische industrie, er werken wereldwijd waarschijnlijk tienduizenden, misschien honderdduizenden mensen als beroepsonderzoeker, en toch zit er in de meeste vakken voor zover ik kan zien weinig schot. Er wordt natuurlijk gepubliceerd bij de vleet, en iedereen verkoopt zijn eigen laatste inzichtje als een grote innovatie, maar grote inzichten? Zaken die de wereld echt op hun kop zetten?
Ik ben een ijverig lezer van wetenschapsbijlagen en -tijdschriften, en ik lees er natuurlijk regelmatig interessante dingen die ik nog niet wist. Maar er zijn weinig dingen bij die de gemiddelde onderzoeker in dat gebied niet allang wist.
Het is natuurlijk denkbaar dat het een perspectivisch probleem is: de wetenschap gaat altijd traag, met heel af en toe een piek, maar als we naar het verleden kijken zien we alleen die pieken. Maar dan nog geldt dat er momenteel meer beroepsgeleerden zijn dan in de wereldgeschiedenis tot aan pakweg de Tweede Wereldoorlog. Dus waarom zien we dan nu die pieken niet?
Verankerd
Mijn vermoeden is dat het iets te maken heeft met de organisatie van de wetenschap. Dat juist alle professionaliteit, alle kijken op elkanders vingers, alle hang naar methodologie, alle veiligheidskleppen die er zijn weliswaar de geldigheid van de empirische bevindingen garanderen, maar ook de vlucht van de geest, de grote ideeën, belemmeren.
Wat er aan te doen is, is niet duidelijk. We moeten natuurlijk eerst de diagnose nog wat preciezer krijgen.
Deze zomer verscheen een interessant artikel in het tijdschrift Management Science – een wat onverwachte plek voor interessante artikelen, maar het kan dus kennelijk wel – die gaat over het fenomeen peer review: het systeem waarin vakgenoten anoniem een artikel beoordelen voor het mag worden gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. Die peer review is de betrouwbare kurk waarop de wetenschap drijft, maar de kurk zit ook zo verankerd dat diezelfde wetenschap nooit echt de wind in de zeilen krijgt.
Want wat laat dit artikel zien? Dat in peer review vooral bij innovatieve ideeën de negatieve stem wint. Als je beoordelaars elkaars oordelen laat lezen, en A is positiever dan B, en je laat daarna beiden hun beoordeling nog eens herzien, dan zal A geneigd zijn om haar oordeel naar beneden bij te stellen, terwijl B haar oordeel juist niet naar boven bijstelt, maar in plaats daarvan mogelijk iets meer de eigen autoriteit onderstreept.
Sputtert
Het is een proces dat geloof ik iedereen wel kent die werk moet beoordelen: kritiek voelt serieuzer dan lof. Als twee mensen iets lezen en de een vindt het geweldig, en de ander vindt het niks, dan heeft de ander het waarschijnlijk toch net wat beter gelezen. Ik voel me als beoordelaar altijd een beetje onnozel als ik voor een tijdschrift een artikel heb gelezen en ik vind dat het eigenlijk zo kan worden gepubliceerd. Ik moet mezelf dan echt dwingen om toch wat kleine puntjes te noemen die eventueel nog kunnen worden aangepast.
De wetenschap wordt daardoor op zijn minst trager – al die op zich irrelevante kritiek moet eerst nog verwerkt worden voor het artikel echt naar buiten kan – maar omdat het effect zich met name voordoet bij wat wildere, nieuwere ideeën, zou het ook wel eens een daadwerkelijk obstakel kunnen zijn. Je moet je idee in de standaardvormen passen, want anders gaat er altijd wel iemand sputteren – al is het maar omdat ze niet de enige wil zijn die niet sputtert.
Tegelijkertijd hebben we nog niets beter dan peer review.
Lalagè zegt
En dan heb je het nog niet gehad over het systeem van subsidies aanvragen, waarbij innovatieve ideeën het zelden redden, dus dat moeten wetenschappers in hun eigen tijd uitwerken.
Marc van Oostendorp zegt
Het artikel dat ik besprak gaat over artikelen, maar het is heel waarschijnlijk dat eenzelfde mechanisme zich voordoet bij projectaanvragen, inderdaad.
Ronald V. zegt
Hedendaagse wetenschap werkt vooral in de breedte. Grote Nieuwe Inzichten zullen daarom zelden verschijnen. Wel allerlei kleine inzichtjes. De grote lijnen zijn min of meer bekend. Het gaat nu om de “details”.
Nieuwe inzichten in de fysica? Theoretici zijn druk bezig om de kwantummechanica te verzoenen met de relativiteitstheorie. Maar daarnaast zijn nog meer, veel meer fysici bezig om de kleinere stukjes nauwgezet te onderzoeken.
Neem de virologie. De grote lijnen zijn wel bekend. Maar het gaat nu om een veelvoud van kleinere puntjes. Of neem de genetica. Ook zoiets. Hoe genen globaal werken, dat weten we nu wel globaal. Maar het gaat er nu om precies te weten hoe genen precies werken. Slechts zo valt de abiogenese wellicht te reconstrueren. Wie weet.
Nieuwe inzichten in de neerlandistiek? Lang niet elke verandering in de literatuuranalyse is een verbetering. Kijk naar het zogeheten populistisch deconstructivisme. Maar het onderzoek hoe taal daadwerkelijk werkt in ons brein, wacht wel op nieuwe inzichtjes. Maar ook hier dient er in de breedte te worden gewerkt. En dat gebeurt dan ook.
Nieuwe inzichten in de beeldende kunst? Elke mogelijke stijl is nu wel ontdekt. Zelfs sky art. Van alles valt er wel een kunstwerkje te maken.
Grote Nieuwe Inzichten in de filosofie? Nee, liever niet. De tijd van de grote metafysische systemen is wel voorbij. Gelukkig maar. Er zijn geen Eerste Beginselen die wachten ontdekt te worden. Er zijn alleen maar allerlei diverse, veelsoortige verbanden. Zowel in de zinloze natuur als ook in onze eigenzinnige binnenwereldjes.
En wat is er tegen enige onthaasting? Laten we minder hijgerig en hyperig worden. Leve de traagheid.
Robert Kruzdlo zegt
“Tegelijkertijd hebben we nog niets beter dan peer review.”
Ho, ho… intussen gebeurt er niets. Dat klopt als een peer review. Dit is biologisch te verklaren. Tussen Nicolaus Copernicus en Freud zit 400 jaar. Tussen Galileo Galilei en Charles Babbage zit honderden jaren, intussen weten we dat in de hersenen een evolutie moet plaatsvinden voor er weer een grote ontdekking . Peer reviews zijn niet sterk genoeg om te overleven, om hét biologisch te duiden, hebben geen levensvatbaarheid.
Lang leve de biologische evolutie.
De mens is nog niet zo ver om te veranderen.