Verwarwoordenboek vervolg (283)
In het Verwarwoordenboek zijn 600 woordparen behandeld met vaak onduidelijke verschillen: afgunst-jaloezie, bloot-naakt, geliefd-populair, plaats-plek, enz. Nog steeds worden woordparen aangedragen met het verzoek om ook die te behandelen. Vandaar deze wekelijkse rubriek. De aanvullingen worden ook opgenomen in de digitale versie van het Verwarwoordenboek op www.schrijfwijzer.nl.
Wilt u ook een ‘verwarpaar’ behandeld zien? Plaats dan een reactie onder deze rubriek. Kijkt u dan wel even op de website om te zien of de woorden al zijn opgenomen.
degelijk / gedegen
Er is overlap in betekenis, en elk woord heeft ook nog een eigen betekenis.
degelijk goed, solide, betrouwbaar; eerder ‘materieel’
- Dit is een heel degelijk kookboek, je kunt er bijna elk traditioneel gerecht in vinden.
- Is onderzoek naar covid-19 minder degelijk dan ander medisch onderzoek?
gedegen goed, grondig, vakkundig; eerder ‘verstandelijk’
- Dit is een heel gedegen kookboek, ik heb alleen wat detailkritiek.
- Gedegen voorbereiding is de sleutel tot succes.
De woorden delen de betekenis ‘van goede kwaliteit’. Maar er lijkt een klein verschil in gebruik dat doet denken aan het onderscheid ‘materie-geest’. Bij degelijk gaat het eerder om een object, bijvoorbeeld een plan. En bij gedegen gaat het eerder om een verstandelijke activiteit, bijvoorbeeld de voorbereiding op dat plan. Uit de voorbeeldzinnen blijkt dat een kookboek degelijk en gedegen kan zijn. Bij degelijk gaat het misschien iets meer om ‘goed opgebouwd’. We spreken ook over degelijk gebouwde huizen en niet van gedegen gebouwde huizen. Bij gedegen komt misschien iets meer de associatie ‘diepgaand’.
Het woord degelijk kent ook de verwante betekenis ‘betrouwbaar’ zoals in: Dat zijn degelijke mensen. Nee, niet gedegen mensen. Dat zou iets oproepen van ‘grondig’ of ‘diepgaand’. Dichtbij degelijk komt het woord deugdelijk, maar dan ligt het accent op de goede eigenschappen, op de deugden zelf: Dit is een deugdelijk boek, en geen pulpfictie. Het woord gedegen kent ook nog een heel andere betekenis in de metallurgie, de bereiding van metalen uit ertsen. Daar betekent het ‘zuiver’. Wij kennen deze betekenis voornamelijk in de combinatie gedegen goud.
Het woord degelijk kan in combinatie met wel ook als versterking worden gebruikt. Vanuit de betekenis ‘betrouwbaar’ is dat goed voorstelbaar: iets is dan ‘écht betrouwbaar’: Het is echt waar: die windturbines zorgen wel degelijk voor geluidsoverlast. Ook in het betekenisveld van gedegen bestaat een versterkend woord voor ‘grondig’, ‘diepgaand’ of ‘in hoge mate’. Dan gebruik je terdege, zoals in: Ik ben mij terdege bewust van de risico’s die ik neem.
Degelijk? Gedegen? Waar komen deze woorden vandaan? De volgende alinea’s met achtergrondinformatie kunt u ook overslaan. Maar de vermelde historische feiten zijn wel degelijk interessant, hoewel ik me terdege bewust ben van een aantal onzekerheden.
De etymologiewoordenboeken leren ons dat in deze woorden een reeds overleden werkwoord ‘dijen’ zit, dat ‘groeien’ betekent. Wij kennen dit werkwoord nog in ‘gedijen’ als ‘voorspoedig groeien’. Met als zeldzaam voorkomend voltooid deelwoord ‘gedijd’: Deze planten hebben hier in de schaduw niet goed gedijd. Maar waarom dan gedegen? Vroeger had ‘gedijen’ een sterk voltooid deelwoord, met klinkerverandering. Toen was het niet gedijd, maar gedegen, net zoals ‘gewoven’ dat verdrongen is door ‘gewuifd’. Het woord degelijk is geen werkwoordsvorm, maar hierin zit het woord ‘deeg’ in de verloren betekenis van ‘iets goeds’, dus iets dat al een tijdje ‘gedijt’. Maar hoe zit het dan met het woord gedegen in die heel andere betekenis van ‘zuiver’? Het woord in deze betekenis komt van een ander overleden werkwoord ‘diën’ voor ‘kneden van klei of deeg’ (dat andere ‘deeg’!) of ‘iets doen stollen’. Mooi, zo is die vreemde andere betekenis van gedegen ook ietwat verhelderd.
En nu maar hopen dat etymologen mij niet gaan beschuldigen van ondeugdelijk informatie, want ik heb mij gebaseerd op degelijke studies omdat ik graag een gedegen uitleg wilde geven.
Afbeelding van Giulio Perricone via Pixabay
Arno. zegt
Een paar te binnen schietende gedachten.
‘Wel degelijk’ fungeert als een krachtige bevestiging van iets wat door anderen ontkend is, de ontkenning van een ontkenning. Als je leest ‘die windturbines zorgen wel degelijk voor geluidsoverlast.’, weet je dat die geluidsoverlast ontkend is, of op zijn minst betwijfeld.
Als je het hebt over ‘een gedegen kookboek’, heeft gedegen iets van een hypallage: het adjectief hoort eigenlijk niet bij het zelfstandig naamwoord waar het grammaticaal bij staat, maar slaat eerder op de manier van tot stand komen of zelfs op de persoon (groep personen) die voor het ontstaan verantwoordelijk is.
Nog meer dan in gedijen komt het element van groeien tot uitdrukking in het woord uitdijen. Je vindt (maar misshien vooral in oudere – ouderwetse – bronnen, dijen ook wel als simplex pro composito voor uitdijen, maar dus wel toegepast zonder ‘uit’.
Ten slotte, ik vermoed sterk dat deeg samenhangt met dat werkwoord dijen; deeg immers is een goedje dat meestal bedoeld is om te rijzen. Dat kan ik overigens gauw genoeg nakijken, daar kom ik nog wel aan toe. Maar het was een aardig terzijde geweest in dit artikeltje, daarom meld ik het even.