Het leek een plausibele theorie: om veel kleurennamen te hebben, heb je technologie nodig – verfstof, of manieren om gekleurde steentjes aan een ketting te rijgen. Jagers-verzamelaarsvolkeren hebben meestal maar weinig kleurnamen: iets voor rood, iets voor zwart, iets voor blauw en groen samen. Zij hebben, zo is de redenering, ook niet veel aan zulke namen. Planten en bloemen kunnen ze ook wel anderszins uit elkaar houden. Pas als de mens zelf kleuren kan manipuleren, krijgt ze behoefte om die kleuren ook te benoemen. En alleen in hoogindustriële samenlevingen praten we over mauve en beige.
Er zaten al wel wat gaten in de theorie. Het blijkt bijzonder lastig om statistisch te bewijzen dat er inderdaad een relatie is tussen de mate van industrialisatie en het aantal kleuren dat men gebruikt. Bovendien bleken er culturen te zijn die wel verfstoffen hadden, maar slechts een armoedig kleurenvocabulaire.
Culturele wens
De doodsteek komt nu in een nieuw artikel van onderzoekers van het Max Planck Institut in Nijmegen. Zij laten zien dat in de Thaise inheemse taal Maniq er 6 of 7 duidelijk onderscheiden kleurentermen zijn zonder dat de sprekers van het Maniq ook maar ooit enige kleur lijken te manipuleren.
De onderzoekers gingen heel zorgvuldig te werk. Ze laten zien dat de kleurennamen niet geleend kunnen zijn uit bijvoorbeeld het Thai, omdat de verdeling van de kleuren net wat anders is. Ze laten ook zien dat verschillende sprekers van het Maniq in experimenten dezelfde kaartjes met een bepaalde kleurtint op dezelfde manier benoemen, en dat er in hun hele cultuur alleen met houtskool getekend wordt op gezichten, en dat vooral voor medicinaal gebruik.
Maar de Maniq hebben niet alleen van die kleurennamen, ze gebruiken ze kennelijk ook graag. Ze wonen ook in het regenwoud, waar er veel kleuren zijn, en het helemaal niet zo duidelijk is dat je bijvoorbeeld een voorbijsnellend insect wel kunt determineren – terwijl het menselijk oog kleuren snel oppikt.
Ook een bont gekleurde omgeving, en de culturele wens om over die omgeving met elkaar te praten, kan ervoor zorgen dat mensen kleurennamen gebruiken, concluderen de onderzoekers. Je hebt er geen verf voor nodig.
Marcel Plaatsman zegt
Mijn zoontje van vijf heeft er moeite mee dat er toch heel wat tinten in één kleurnaam gaan. “Rood” of “bruin”, dat is te breed. Hij lost dat op door associaties als nieuwe kleurnaam te gebruiken, er is dus naast “rood” (de warme tint) ook “bloed”. “Bruin” is gereserveerd voor het lichtere bruin, donkerbruin is “poep”. Dat anderen niet meedoen en dus dingen rood noemen die bloed zijn vindt hij ontzettend.