Het was even schrikken, toen Liuwe H. Westra’s biografie van de hoogleraar Fries Tony Feitsma (1922-2009) op mijn leestafel dreunde: Pionier foar it Frysk telt 720 pagina’s. En dat in het Fries, een taal waarover in het boek zelf enkele malen wordt verteld dat het ook voor moedertaalsprekers altijd lastiger te lezen is dan het Nederlands – simpelweg door gebrek aan oefening.
Maar Pionier foar it Frysk is een boek om in één adem uit te lezen. De biograaf Westra heeft de onderste steen bovengebracht om een beeld te scheppen van een dwarse, eigenzinnige, zeer geleerde, idealistische vrouw.
Westra verklaart veel van Feitsma’s leven en loopbaan uit die achtergrond. Ze werd geboren in Friesland, maar groeide op in de Wieringermeer, toen een nieuw ontgonnen gebied, waar haar ouders een boederij hadden en enige tijd een jeugdherberg. Het gezin bleef ook in Noord-Holland Fries spreken – zodat die taal voor Feitsma altijd de taal bleef van veiligheid en warmte. Op school blonk ze uit, ook weer in talen, maar was ze tegelijkertijd altijd bang om ‘fouten’ te maken in haar Nederlands. Het gymnasium in Marmellius in Alkmaar was ook een betrekkelijk elitaire school, met weinig leerlingen met wie Feitsma de boerenachtergond deelde.
Hoewel ze een groot talent had voor talen, en ze bijvoorbeeld accentloos Deens leerde spreken, hield ze in het Nederlands altijd een Fries accent, een uitdrukking van haar verbondenheid met het Fries en de Friezen.
Promovendi
Toen Feitsma begon te studeren, in de jaren vijftig, ging de belangstelling van de academische frisistiek vooral op een filologische manier uit naar het Oud-Fries en het Middelfries. Bovendien was het streven van veel frisisten, die over het algemeen ook sleutelposities innamen in de Friese Beweging, om van het Fries een taal te maken die ‘meer’ was dan een boerentaal, een taal waarin je ook specifiek formele registers had, net als in het Nederlands.
Feitsma zette daar een alternatief tegenover dat je kunt terugvoeren op haar jeugd, zo laat Westra overtuigend zien. Voor haar was het mooie van het Fries juist dat je daar géén scherpe lijnen had tussen formele en informele taal: de hoogleraar kon een taal gebruiken in haar wetenschappelijke publicaties die helemaal niet ver af lag van die van de boer. Solidariteit met de boeren was voor Feitsma dan ook een belangrijke motivatie om zich haar leven lang in te zetten voor de Friese Beweging.
Haar wetenschappelijk werk lag in zekere zin in dezelfde lijn. Hoewel ze geoefend was in het filologische handwerk, stimuleerde ze ook het onderzoek naar de sociologie van minderheidstalen als het Fries en naar de meertaligheid die de provincie Friesland kenmerkt, net als naar de toepassing van moderne inzichten in de grammatica, zoals die van Chomsky. Het Fries was in ieder geval enige tijd een van de beter bestudeerde talen vanuit dat kader, en dat kwam voor een belangrijk deel door Feitsma’s promovendi.
Aan de knoppen
Niet dat ze het daar nu gemakkelijk in had. Net als de meeste geleerden had Feitsma niet het meest dynamische leven – je zit nu eenmaal vaak op je studeerkamer te lezen en te schrijven – maar doordat ze gedurende de hele tweede helft van de twintigste eeuw zeer actief was in het wetenschappelijk onderzoek over en de politieke strijd voor het Fries kan haar biograaf via haar een beeld geven van de hele wereld rondom het Fries in die periode.
Feitsma was niet bepaald de gemakkelijkste. Ze kon zeer polemisch zijn tegen haar tegenstanders. Met sommigen van hen had ze levenslange vetes, zonder dat iemand kon vertellen waar die nu eigenlijk over gingen. Toen ze aan de VU begon als wetenschappelijk medewerker, vertelde ze haar collega Henk Meijering dat hij gerust kon zijn: als ze ooit ruzie kregen, zou iedereen weten dat het aan haar lag, want zo was het altijd gegaan. Maar wat zouden mensen dan wel niet denken als ze nooit ruzie kregen, vroeg Meijering zich af.
Westra laat ook duidelijk merken dat hij zijn onderwerp weliswaar als hoogbegaafd ziet, maar ook niet altijd kan volgen. Tientallen streed Feitsma bijvoorbeeld voor een nieuwe, ‘fonologische’ spelling van het Fries. Allerlei trucs zette ze in om die spelling erdoor te krijgen, zonder resultaat, en waarschijnlijk ook zonder dat doorvoering van die spelling iemand goed had gedaan. Op het eind geloofde ze er vermoedelijk zelf niet meer in, maar fouten toegeven, kon ze niet. Westra laat ook zien dat ze zelf, de eeuwige rebel, soms betrekkelijk autoritair kon worden als ze aan de knoppen zat.
Verduisteren
Maar het positieve overheerst. De opleiding aan de VU werd, toen Feitsma en Meijering er uiteindelijk hoogleraren werden, het modernste en interessantste centrum van de frisistiek, die helaas begin jaren negentig door bezuinigingen sneuvelde. (Westra laat zien dat die bezuinigingen misschien ook wel een oorzaak hadden in het feit dat de vakgroep heel erg op Friesland gericht was, en wat minder op de VU.) Feitsma was betrokken bij belangrijke pijlers van het Fries zoals de Fryske Nasjonale Partij en de Koperative Utjouwerij.
Biografieën van geleerden worden vaak geschreven door vakgenoten, maar ik denk dat het feit dat Liuwe Westra géén taal- of letterkundige is (maar van huis uit een theoloog en classicus) enorm heeft bijgedragen aan de leesbaarheid van het boek, óók voor taal- en letterkundige. Hij heeft zich in detail in het werk van Feitsma verdiept, maar laat zijn kijk op de mens Tony Feitsma er niet door verduisteren.
Liuwe H. Westra. Pionier foar it Frysk. Libben en striid van Tony Feitsma (1928-2009). Afûk, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
Hans Westra zegt
Een classicus die geen taal/letterkundige is?? It moat net mâlder!
Marc van Oostendorp zegt
Excuses, dat was niet zo nauwkeurig. Maar het doet niets af aan het bedoelde compliment.
Geert Booij zegt
De school in Alkmaar die mw Feitsma bezocht heet het Murmellius Gymnasium.
De reden voor de opheffing van de studierichting Fries aan de VU was dat er vrijwel geen studenten Fries waren. Studenten uit Friesland die Fries wilden studeren gingen meestal naar Groningen. Daardoor was er onvoldoende bekostiging van deze studierichting. De frisisten aan de VU, op één na, hadden dan ook alle begrip voor de opheffing, die ook door het toenmalige Faculteitsbestuur werd betreurd.
Marc van Oostendorp zegt
Een en ander wordt (uiteraard) uitvoerig toegelicht in het besproken boek, waarin ook de toenmalige decaan aan het woord komt!