De laatste tijd treed ik af en toe op als deskundige voor rechtszaken, en dan gaat het altijd over dezelfde kwestie: wat behoort er al dan niet tot de detailhandel.
Het begon met een gemeente die als definitie van detailhandel het volgende gebruikte:
Het anders dan voor directe consumptie bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Een ondernemer was in aanvaring gekomen met de gemeente omdat hij een handel had waarin kennelijk niet aan uitstalling ten verkoop werd gedaan. Voldeed die handel dan aan deze definitie?
Drukinktverdunners
Het eerste wat ik leerde is: de Raad van State wil in dit soort gevallen een ‘letterlijke’ uitleg, zonder interpretatie. Dat een taalwetenschapper geen idee heeft hoe zoiets er precies uit moet zien, dat doet er niet toe in het recht.
Het probleem wordt prangender omdat de definitie verkeerd lijkt. Je zou denken dat er eigenlijk een en moet staan tussen ‘verkoop’ en het verkopen: het gaat hier om een tweeledige opsomming met ten eerste die uitstalling en ten tweede dat verkopen, verhuren, enz.Het tweede dat dan opvalt is dat die tweede opsomming het in deze contekst bevreemdende voegwoord en bevat. Zou hier echt bedoeld zijn dat je zoal moet verkopen als verhuren? Dus een bakker op de hoek die geen brood verhuurt, heeft geen detailhandel?
De feitelijke vraag is nu wat ‘waaronder begrepen’ betekent: is wat volgt een opsomming van voorwaarden waar aan moet worden voldaan of een lijst met voorbeelden? Mij lijkt dat het meestal gaat om het tweede en dat in een definitie als deze niet is vol te houden dat alleen drukinktverdunners en drukinktoplosmiddelen tot de drukinktverwante producten mogen worden gerekend. Het zijn voorbeelden waarover geen twijfel bestaat, maar je leest dat volgens mij niet als uitputtend.
Kruimels
Of de mij onbekende ondernemer in de mij onbekende gemeente iets aan mijn overwegingen gehad heeft, weet ik niet. Wel weet ik dat ik sindsdien al een aantal keer door advocaten benaderd ben door wéér een kwestie over de definitie van detailhandel in wéér een andere gemeente.
Het gekke is: al die definities zijn net een beetje anders, maar steeds zitten er ongerechtigheden in; niet alleen in het stukje waarover een geschil bestaat, maar ook elders, zoals in dit geval met die kwestie dat de bakker eigenlijk ook brood moet verhuren. Kennelijk schrijven ambtenaren die definities van elkaar over, en veranderen ze er steeds iets aan, zonder er goed over na te denken of wat ze schrijven eigenlijk wat betekent.
Advocaten verdienen daar dan weer dik geld aan. Een paar kruimels daarvan gaan naar de wetenschap. Toch nog gerechtigheid.
Berthold van Maris zegt
In rechtzaken over het beledigen van agenten (“ klootzak”, “ mierenneuker”, “pannenkoek”) of het beledigen van andere personen (“ maffiamaatje”, “seksmonster”) wordt door de rechter juist altijd heel nadrukkelijk naar de context gekeken, en daar kan een taalkundige zich iets bij voorstellen lijkt me, dat de betekenis van een woord mede door de context bepaald wordt.
Dat zouden ze hier ook moeten doen.
Marc van Oostendorp zegt
De advocaat met wie ik het meeste contact heb, heeft me uitgelegd dat de Raad van State heeft bepaald dat in het hier toepasselijke privaatrecht andere regels gelden dan in andere vormen van recht.
Arno. zegt
Moeten we in deze kwestie niet stilstaan bij het verschil tussen ‘waaronder begrepen’ en ‘waarin begrepen’? In het laatste geval lijkt er mij geen twijfel: ‘waarin begrepen’ is te lezen als ‘dat is inclusief’. Maar ‘waaronder begrepen’ kun je ook lezen als ‘waaronder verstaan’. Dan zouden we wel met een volledige definitie/opsomming te maken hebben. In die interpretatie komt er ook een ander licht te vallen op dat ‘en’. En volgens mij ook op dat “niet-en”, dat je signaleert.
Ik denk dat er ook rekening moet worden gehouden met het conservatieve karakter van juridische taal. En tegelijkertijd met het houterige taalgevoel van veel ambtenaren, zoals het gebruik van ‘welke’ als betrekkelijk voornaamwoord (om maar één van vele voorbeelden te noemen, zodat misschien duidelijk is wat ik met houterig bedoel).
willyvdw zegt
Scherp gezien! Zelf was ik er voetstoots van uitgegaan dat na ‘waaronder begrepen’ een exemplarische en geen exhaustieve opsomming volgt, net als na ‘waaronder’ zonder het participium. ‘Begrijpen’ is dan zoiets als ‘omvatten’. Maar ‘begrijpen’ kan inderdaad ook synoniem zijn van ‘verstaan’. Ook Hus & Reinsma geven in hun Voorzetselwijzer bij ‘begrepen worden onder’ de verklaring ‘bedoeld worden met’. Daarnaast geven zij bij ‘begrepen zijn onder of in’ de verklaring ‘deel uitmaken van’. Zou de Raad van State een boodschap hebben aan ambiguïteit?
Berthold van Maris zegt
Nou ja, de context is hier natuurlijk de bedoeling waarmee die regel ooit is opgesteld. Dat is verder geen taalkundige kwestie.
Anneke Neijt zegt
Uit de paar vragen over juridisch taalgebruik die me voorgelegd werden, bleek dat je kennis moest hebben van het verleden. Hoe zag de wereld er uit toen de tekst werd opgesteld? Wat waren de belangen? Welke onderscheidingen, welke grenzen tussen het een en het ander hadden de opstellers van de tekst voor ogen?