De canon is in beweging. In Nederland en Vlaanderen opende schrijverscollectief Fixdit anderhalf jaar geleden het debat over ontbrekende vrouwelijke auteurs in de canon met een opiniestuk in Trouw. Er volgden essays, podcasts, interviews over en heruitgaven van het werk van onder anderen Mary Dorna, Virginie Loveling, Carry van Bruggen en Lin Scholte.
Nu is er een Fixdit-manifest, Optimistische woede geheten, en een nieuwe literaire canon. In de nieuwe canon, die is samengesteld door tweeduizend lezers, is het aantal vrouwen meer dan verdubbeld ten opzichte van de canon die in 2002 werd bepaald door de leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Er stonden 8 vrouwelijke auteurs in de oude top 100 met de meest gewaardeerde Nederlandstalige werken, nu zijn het er 18. Dat is winst. Maar als je inzoomt op de onderzoeksgegevens, die te vinden zijn op www.canonfestival.org, blijkt dat er minder is veranderd dan je op het eerste gezicht zou denken. 76% van de werken in de nieuwe canon staat ook op de lijst uit 2002. De Grote Drie zijn zelfs een paar plaatsen opgerukt ten opzichte van 2002 en domineren in de auteursranglijst nu de top 4. Hermans steeg van plaats 3 naar 2, Mulisch van 12 naar 3 en Reve van 6 naar 4. Pas op de 12e plaats staat een werk van een vrouw: Oeroeg van Hella Haasse. Twintig jaar geleden stonden de eerste vrouwen op de 14e plaats: Betje Wolff en Aagje Deken met Sara Burgerhart.
Brede basis, smalle keuzes
De vorige Nederlandse canon kende een veel smallere basis dan de huidige. Alleen leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde werd twintig jaar geleden om hun literaire voorkeuren gevraagd. 299 enquêteformulieren werden ingevuld. De respondenten waren overwegend mannelijk (73,9 procent). Bij het bepalen van de nieuwe canon mochten alle literatuurliefhebbers meedoen en zijn vrouwelijke respondenten in de meerderheid. Van de 1977 respondenten die de Canonenquête 2022 invulden identificeert 49,3% zich als vrouw en 45,7% zich als man. De overige respondenten gaven aan non-binair te zijn (0,8%) of onthielden zich van antwoord (4,2%). 57,9% van de respondenten is afkomstig uit Nederland, 36,8% uit België, 3,2% uit Suriname, Indonesië en de Caribische gebieden en 2,1% kwam elders vandaan. Vlamingen zijn statistisch gezien over vertegenwoordigd als je naar het inwonertal van Nederland en Vlaanderen kijkt. Wat opvalt, is dat bijna 43% van de respondenten docent Nederlands is. Gemiddeld lezen de respondenten 25 boeken per jaar, wat overeenkomt met het aantal boeken dat volgens het onderzoek ‘De lezende leraar’ (2018) van Jeroen Dera 60% van de leraren Nederlands per jaar leest. Bijna 30% van de leraren Nederlands leest trouwens nul of één boek per maand.
Op grond van de grote diversiteit van de respondenten zou je een diversere canon verwachten. Van de vijf schrijvers van kleur in de nieuwe canon is er maar één vrouw (Cynthia McLeod) en die staat op plaats 100. Bea Vianen en Astrid Roemer ontbreken in de lijst. Waardering is er wel voor Vallen is als vliegen van Manon Uphoff, dat buiten alle literaire prijzen viel. Wie nog verder inzoomt op de enquêteresultaten en ziet welke boeken uit de 19e, 20e en 21e eeuw het meest gewaardeerd worden, komt in de top 10 van deze eeuwen slechts één werk van een vrouw tegen: Oeroeg (1948) van Hella Haasse. Dat betekent dat de waardering voor de romans van vrouwen nog steeds zeer laag is, ook van vrouwen, ook van leraren Nederlands.
Leraren Nederlands
Wie dieper in de antwoorden van de docenten Nederlands duikt, ziet dat ook zij vrouwen negeren en zelfs nog conservatiever zijn dan de andere respondenten. Bij de vraag wat het belangrijkste werk van de Nederlandstalige literatuur is, noemen docenten Nederlands pas op de 19e plaats een boek van een vrouw: Het Achterhuis van Anne Frank. Respondenten die geen leraar Nederlands zijn, noemen Het Achterhuis als achtste werk. Oeroeg van Hella Haasse wordt door de leraren Nederlands helemaal niet genoemd bij de vraag naar het belangrijkste werk uit de Nederlandstalige literatuur. Bij de niet-docenten staat Oeroeg op plaats 21,
In de top 100 van de docenten Nederlands staan slechts 16 vrouwelijke auteurs, terwijl er in de lijst van alle respondenten 18 staan. Filter je de docenten Nederlands eruit dan ontstaat een top 100 met 20 vrouwelijke auteurs. De beroepsgroep die het literaire erfgoed moet doorgeven en jonge lezers enthousiast moet maken over hedendaagse literatuur onderschat de literaire kwaliteit van vrouwen die schrijven dus nog meer dan de algehele respondentenpopulatie. Dat er in de klas vooral witte mannelijke auteurs worden gelezen, concludeerde Jeroen Dera in 2020 al in zijn onderzoek ‘De helaasheid der leeslijsten’. In de top 10 van de leeslijsten van havo- en vwo-leerlingen die Dera onderzocht staat één werk van een vrouw: Sonny boy van Annejet van der Zijl.
Ook op het gebied van etnische diversiteit doen leraren Nederlands het slechter dan de niet-leraren. De docenten weten 17 teksten uit de voormalige koloniale gebieden van Nederland en België te noemen die in de canon zouden moeten. Respondenten die een ander beroep hebben 25. Werken als De tolk van Java van Alfred Birney en Winarta van Basuki Gunawan waarin het Indonesesische perspectief op de kolonisatie en rekolonisatie van Nederlands-Indië aan bod komen, ontbreken bij de werken die de leraren Nederlands noemen. Niet-docenten noemen deze titels wel. In de top 100 van auteurs die een plaats in de canon verdienen, noemen de docenten Nederlands drie namen van overzeese auteurs: Frank Martinus Arion, Anton de Kom en Cynthia McLeod. De niet-leraren noemen er vier, naast de auteurs die de docenten noemen vinden zij ook Astrid Roemer canoniek.
Manifest
De optimistische woede van Fixdit is niet overbodig. Het is nog steeds zo dat ‘het nog immer niet goed genoeg is, wat (…) vrouwen schrijven’, zoals Manon Uphoff in 2020 op Facebook haar teleurstelling uitdrukte over de shortlist van de Boekenbon Literatuurprijs. Vrouwen moeten dus nog ‘veel beter [hun] best (…) doen om het Hele Hoge niveau te halen dat voor anderen nog weleens bereikbaar is’, schreef Uphoff cynisch.
In een essay in Optimistische woede dat ‘Lezen om te groeien’ heet, schrijft Yra van Dijk over de vermeende universaliteit van literatuur en de helden met wie de lezer kennismaakt.* Een vrijwel unaniem mannelijk wereldbeeld, noemt zij eenzijdig en de leeslijst ‘een joekel van een gemiste kans’. ‘Hoeveel docenten hebben inmiddels Wij slaven van Suriname of Het jongensuur gelezen?’ vraagt Van Dijk. Met Anton de Kom zit het wel goed volgens de Canonenquête 2022, maar Het jongensuur van Andreas Burnier wordt door de leraren Nederlands pas op plaats 207 genoemd van werken die in de canon moeten worden opgenomen. Deelnemers met een ander beroep zetten de novelle over de onderduikperiode een Joods meisje dat liever een jongen is op plaats 88.
Natuurlijk zijn leraren Nederlands ook gewoon mensen. Misschien vertrouwen ze hun eigen literaire oordeel te weinig om romans en dichtbundels van vrouwelijke auteurs hoger te waarderen. Misschien zijn zij zelf in hun school- en studietijd vooral beïnvloed door mannelijke schrijvers. Schrijver en Fixdit-lid Annelies Verbeke liet de kans schieten om Een revolverschot (1911) van Virginie Loveling in de KANTL-canon te krijgen. Juist omdat het werk nog niet gecanoniseerd was, twijfelde zij of haar oordeel dat Een revolverschot een meesterwerk is, ‘een unieke naturalistische roman met gothic elementen, vol contrasten, strak gecomponeerd, ambigu, humoristisch en donker, met een onverbiddelijke blik in het hoofd van het hoofdpersonage’, wel gerechtvaardigd was.
Omdat leraren Nederlands voor de meeste jongeren de belangrijkste mensen zijn bij hun lees- en smaakontwikkeling is het wel belangrijk dat zij breed belezen zijn en over genoeg letterkundige expertise beschikken om zelfverzekerd een breed scala van romans en dichtbundels van vrouwelijke, mannelijke en non-binaire auteurs van diverse afkomsten aan hun leerlingen te adviseren zodat in de toekomst ‘de scenario’s, de mogelijke werelden, de uiteenlopende geschiedenissen’ niet langer ‘grotendeels bevolkt en bekeken [worden] door dezelfde species.’
Wat het betekent om kennis te maken met schrijvers die op je lijken vertelt Shantie Singh. Pas toen zij in 2011 Gharietje Choenni ontmoette, die net als zij van Hindostaans-Surinaamse afkomst is, durfde zij ervan te dromen zelf schrijfster te worden.
Pas toen ik mijn rolmodel ontmoet had besefte ik: de wereld betreden met zelfgecreëerd werk is niet alleen iets voor een ‘ander soort mensen’, nee, dat kan ik zelf ook.
Aanvullen en niet aanvallen, is volgens Verbeke in Optimistische woede het devies om tot een diversere canon te komen. Het is niet zo dat De avonden van Gerard Reve, De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans en Max Havelaar van Multatuli geen geweldige boeken zijn. Maar er zijn zoveel meer geweldige boeken, van vrouwen en van auteurs van kleur, en die worden systematisch vergeten, ondergewaardeerd en uitgesloten, ook in de 21e eeuw in een canonenquête waaraan werkelijk iedereen mee mocht doen.
* Ik word ook in dat essay genoemd omdat Yra van Dijk en ik een stuk over het wereldbeeld van de winnende jeugdromans van de Jonge Jury schreven.
Marianne Ribbens zegt
Wat ook niet meehelpt, is dat vooral feministische auteurs worden gerehabiliteerd. Dat is niet alleen beledigend voor vrouwen – alsof schrijven op zichzelf al geen feministische daad is -, maar ook zonde. Polemisch werk doorstaat de tand des tijds veelal minder goed. Hilda van Suylenburg is heus een belangrijk boek, maar literair gezien is er veel op aan te merken. Auteurs als Elisabeth Zernike en Clare Lennart blijven nu verscholen, terwijl juist hun werk zo vreselijk tekort is gedaan.
Frank Mijnders zegt
Het is voor docenten Nederlands van groot belang om de literatuur bij te houden, dus telkens nieuw verschenen literaire werken te blijven lezen. Leerlingen die actief moeten lezen hebben docenten nodig die dat ook doen. Recent verschenen werken, veelal van auteurs die in verschillende opzichten diverser zijn dan de auteurs die nu in de top 10 van de canon staan, komen op die manier het klaslokaal in en verhogen het leesplezier van leerlingen.
De meest gelezen romans in mijn 6 vwo’s waren vorig jaar Confrontaties, De terugkeer en Wij zijn licht. Deze boeken worden niet in de eerste plaats graag gelezen omdat ze door vrouwen geschreven zijn, maar omdat het steengoede, actuele boeken zijn die leerlingen met plezier lezen. En nee, ik ben niet van de school die vindt dat leerlingen lekker moeten lezen waar ze zin in hebben; het betreft hier immers serieuze literaire romans. En ja, daarnaast lees in ook Kaas, De donkere kamer van Damokles en fragmenten uit Max Havelaar in de klas. Wat de docent leest en ‘verkoopt’ is dus een essentiële factor in het leesplezier van leerlingen.
Tot slot: de indruk wil nog wel eens ontstaan dat ‘de canon’ hetzelfde is als ‘de verplichte leestlijst’ in het voortgezet onderwijs. Dat is absoluut niet het geval en bovendien is er op veel scholen al lang geen sprake meer van een verplichte lijst, maar van moderne lijsten met ruime keuzemogelijkheden voor leerlingen. Dat de gebruikelijke klassiekers in de canonlijst nu weer de boventoon voeren, zegt denk ik vooral iets over de persoonlijke smaak van leraren Nederlands en niet per se over wat ze hun leerlingen laten lezen. Althans, dat hoop ik: laat je leerlingen als docent vooral zien dat ze literatuur net zo dynamisch is als het leven zelf.