In Altena ten noorden van Waalwijk kennen we twee uit de middeleeuwen daterende veldnamen die beginnen met Buggel. Dat zijn de Buggelemse hoeve en de Buggeling. De hoeve bevindt zich ten noordwesten van Babyloniënbroek, de plaats waar Marianne Vos na een zoveelste wereldtitel op de fiets zich ontspant. De Buggeling bevindt zich ten zuidoosten van het dorp Eethen. Voorts kennen we een verdwenen gebied de Beugelink. Dit gebied, tussen Heusden en Waalwijk, bestaat niet meer omdat hier in 1904 de Bergsche Maas doorheen gegraven werd. De vraag is nu: wat betekent beugel respectievelijk buggel hier bij deze percelen?
Een verkenning naar beugel- en buggel
Het woord beuge(l) komt in de Nederlandse taal veelvuldig voor. Doorgaans gaat het om iets ringvormigs of gebogens. In ruimere zin gaat het ook om een handvatsel, bijvoorbeeld bij een ouderwetse strijkbout. Als men het voor concrete voorwerpen gebruikte woord beugel “vertaalt” naar het landschap, komt men uit op een kromming of een bocht. Dat brengt ons naar de plaats Beugen bij Boxmeer.
In de etymologiebank vindt men over Beugen bij de jaartallen de volgende oude namen.
1294 de Boghene, 1294 Petrus de Boghen, 1294 de Bughen, 1308 Boghen, 1500 Boegen, 1556 Beughem, 1599 Bueghen, 1665 Bueghem, 1773 Beugen, 1803-1820 Beugen; Wel te verbinden met buigen en boog, oe. beag ‘bocht in een rivier’, naar een bocht in de Maas. Ter vergelijking: het plaatsje Beugen (Dld) ligt aan een kromming van de Rijn
Als we de variant Beughem (en Bougheim komt ook voor) ontleden, betekent Beugen een nederzetting (‘heim’) in de ‘bocht’ (van de Maas). Het woord buchel komen we tegen in de historische woordenboeken onder bochelen I en bochel. Een bochel heeft in zijn algemeenheid te maken met een verhevenheid, een bult. Vergelijk het Duitse bucheln, bugeln: zich in bochten bewegen, kronkelen. Waarschijnlijk een jongere afleiding van Bochel; evenwel komt reeds in het Oudhoogduits een werkwoord buchelôn, zich krommen, voor: een rechtstreekse afleiding van buigen is dus ook denkbaar.
In de etymologiebank lezen we dat bochel in het Nederlandsch uit Proto-Germaans *bug-lo, met verscherping der g tot ch vóór de l, bochel (buchel) ontstaan zou kunnen zijn. Het woord zou dan verwant met het ohd. buhil, mhd. nhd. bühel, heuvel, enz.
De grootste gemene deler van de woordbetekenissen in landschappelijke context bij de interpretatie van “bochel-bugel- woorden” komt uit op iets met een bult, iets kroms, buigends, dus op reliëfverschillen, zoals een oeverwal, heuveltje of helling in het landschap.
De woorddelen beugel en buggel met alle voorzichtigheid naast elkaar zettend in een landschappelijke context, lijkt het dat een beugel is kroms is, dus een woord voor een kromming in het platte vlak, iets van een bocht, zoals bij de naam Beugen. Het woorddeel buggel lijkt meer te duiden op een bult, een verticale buiging ofwel reliëf in het landschap. We zullen kijken of deze veronderstelling klopt bij de drie toponiemen die we nog gaan bespreken.
Wat weten we van de Beugeling?
Van deBeugeling weten we niet zo heel veel, omdat al in 1904 deze akkers verdwenen. Ze zijn afgegraven voor de uiterwaarden van de nieuw gegraven Bergsche Maas.



Bovenstaande kaarten laten zien dat de Beugeling redelijk grootschalig verkaveld was. Het was er dus niet kletsnat, in tegenstelling tot de gebieden er omheen. De kadastrale kaart uit 1885 laten zien dat de Beugelingonderdeel was van een lange reeks akkers. Dat betekende in dit gebied: oeverwalgrond. Op de kaart uit 1885 ziet men dat die akkers in de Beugeling in een bocht van die serie akkers liggen.
We pakken de kaart met daarop de ligging van de historische rivieren erbij.

We zien dat ter plekke van de Beugeling de rivier de Dusse stroomde (oranje). Dat was het geval tot in de Romeinse tijd. Toen stopte deze oudere zusterrivier van de Romeins-middeleeuwse Maas (rood) te stromen. We zien dat de Dusse onder Heusden oost-west stroomde. Nabij de Beugeling maakte zij een bocht naar het noorden, om bij de Beugeling weer westwaarts te stromen. We zien het klip en klaar: de Beugeling lag in de bocht van de oude Dusse-rivier. En later in een bocht van de serie akkers op de oude oeverwal.
Conclusie: De plaats Beugen en de veldnaam Beugeling hebben qua eerste woorddeel dezelfde etymologie, een kromming of, zo men wil, een bocht.
Over de familienaam Beugelink: Volgens persoonlijke informatie van een drager van de naam Beugelink zou zijn naam afkomstig zijn van een locatie aan de Overijsselse Regge. Nadere informatie ontbreekt, maar wel is bekend dat de Regge een erg bochtige rivier is.
Wat weten we over de Buggelemse Hoeve?
De oudste vermeldingen zijn: Buggelemse Hoeve A: – die Bugghelemsche hoeve, 1395 (drie vierdel van eenre hoeven lands, die gheheite is die Bugghelemsche hoeve, ende die drie vierdel houden vijftien marghen ende drie hont lants…; Korteweg, 1948, r. 212) (als vrije gift overgedragen door de fam. Van Veen aan Deken en kapittel van de Dom te Utrecht) – Bugereinse Hoeve (!) 1368 (een vierde van een hoeve in het Broek in het Land van Altena, genaamd Bugereinse hoeve, strekkend van Holland tot de Midgraaf; Kort, 1998, nr 11). (Bon: B.W. Braams: Oude Topografische elementen in het Land van Heusden en Altena (Heusden 2000).
Op onderstaand kaartje, met dank aan Karel Leenders, zien we gecombineerd de kadastrale grenzen van de omgeving van de Buggelemse hoeve gecombineerd met de hoogtekaart (AHN, Algemeen Hoogtebestand Nederland). En dwarsslootjes die de grens tussen hoge akers en lage weides markeren. De hoge gronden zijn tot ca. 5000 jaar geleden neergelegd door historische rivieren.

Wat weten we over de Buggeling?
De oudste vermeldingen zijn: Achterste Hoofdveld (oorspronkelijk Hoogveld) A: – Achterste Hoogveld, 1509 (Kort, 1999, nr 52) – dat afterste hoochvelt, 1557 (RAZH, koh. 10e penning, 1557) – den Buggeling opt Achterste Hoochfelt 1624 (RANB, Taxatie van de verponding) – (l) Achterste Hoofdveld (!), 1865 (Kuyper). Rond 1262 komt in de aantekeningen van Abt Willem van Rijkel de naam Bucgenincgen voor. (Bron : Braams, zie eerdere bron)

Het Achterste Hoofdveld wordt aan de noordzijde begrensd door de Nieuwe Steeg. Vroeger heette deze de Beeksteeg. Ooit liep hier water ter plekke van deze weg: de rivier de Dusse, een oudere zuster van de Romeins-middeleeuwse Maas. De Dusse stroomde tot de Romeinse tijd. De nieuwe steeg was de interlokale weg Genderen Eethen, daterend vóór 1531; het was de landweg naar de (niet exact te positioneren) Buggeling.

Hoogtekaart AHN van rechts-midden het Achterste Hoofdveld. Donkergroen is laag gebied, geel is hoger liggend gebied met oeverwalafzetting.
Wat is er bij de Buggelem en Buggeling zo specifiek aan de oeverwal dat deze ‘buggelen’?
De Buggelemse Hoeve bevindt zich in een nog kleinschalig gebied, waar de eigenaren zo min mogelijk last van de ruilverkaveling wilden. In het veld en bij opmeting van de hoogte via satellietgegevens blijkt dat de oeverwal wat abrupt ophoudt ver van de oude rivier die hier wel 6000 jaar geleden stroomde. Met over een korte afstand een maaivelddaling van 40 cm. Het oogt alsof er een ‘keerwand’ stond. Een verklaring zou kunnen zijn dat een (inmiddels verdwenen) veenpakket het overstromingswater met zanderige materiaal tegenhield. Waar de oeverwal plots ophoudt is er een bodem van veen-klei, en ligt het maaiveld onder 0 NAP. Een ideale plek voor veengroei!

De verklaring dat de oeverwal – anders dan veelal gebruikelijk in het buitengebied – niet volledig ‘uitglooit’, maar als het ware bijna met een steil randje ophoudt, zou het woord buggel kunnen verklaren. Een oeverwal, die, toen het veen verdwenen was, als het ware met een traptrede begint. Dat maakt de oeverwal extra zichtbaar, als een bult, een bochel in het landschap. Met bovendien van de ene op de andere meter een andere soort bodem en onkruidvegetatie.
Bij de Buggeling is het landschap grootschaliger en daardoor moeilijker in het veld te lezen. Uit hoogtemetingen via satellietdata blijkt evenwel dat ook hier op korte afstand ineens hoogteverschillen optreden, tot meer dan 50 cm. Ook in dit geval ziet men op de hierboven weergegeven oude kadasterkaart naast hoge akkers dwarssloten met ten zuiden daarvan smalle perceeltjes met vele afwateringsslotentussen weilanden. Deze lage perceeltjes liggen het dichtst bij de kom waar kwelwater uit de hoge Brabantse zandgronden omhoogkomt en waar na 1421 grootschalig veen is weggeslagen. De gedachte komt op dat hier een veenpakket de Dusse belemmerd heeft haar zanderig materiaal echt glooiend te doen afzetten. Het materiaal stuitte waarschijnlijk ook hier op een veenpakket. Waardoor de oeverwal als bult ‘met traptrede’ begon en niet met een minieme glooiing.
Conclusie
Het is te vroeg om al over een wetenschappelijk bewezen wetmatigheid te spreken als in een handvol gevallen de oude woorden buggel en beugel in een landschapshistorische context bestudeerd worden. Als er al een lijn te constateren valt, is het de volgende.
Het woord buggel in de veldnamen Buggelhemse hoeve en Buggeling verwijst naar de scherpe verschillen in reliëf in het landschap door afzettingen van overstromingen van historische rivieren, die stopten bij veenpakketten. Zo men wil, een kromming op het veld.
Het woord beuge(l) in de toponiemen Beugen en Beugelinkverwijst naar een kromming in het veld door een bocht in de rivier.
Toegift: Beugelsdijk en Buggenum
Op zoek naar meer houvast rond de begrippen beugel en bugge werden de toponiemen Buggenum en Beugelsdijk bestudeerd. De Beugelsdijk in Rotterdam heet tegenwoordig Beukelsdijk, in oudere documenten treft men de naam Beugelsdijk aan.

Weliswaar heeft de Beugelsdijk krommingen die de associatie met een beugel zou kunnen verklaren, de etymologische oorsprong ligt evenwel volgens onderzoekers bij het Rotterdamse stadsarchief elders. De naam Beukelsdijk verwijst naar de naam van de familie Bökel, die enkele eeuwen geleden de heren waren van het hof van Weena, en daarmee over grote delen van het hedendaagse Rotterdam de scepter zwaaiden. Waarbij we aantekenen dat ook de familienaam Beugelsdijk regelmatig optreedt. De vraag rijst dan of Beugelsdijk een verbastering is, of dat men daadwerkelijk dacht aan de beugelvormen in de dijk.
De Limburgse plaats Buggenum heet, afgaande op de etymologiebank, naar ene Buggo.
Buggenum (Leudal, Lb)
Limburgs Bögkeme. 1230 Bugnem1, 1240 Buchnem1, 1243 Bugenheijm1, 1263 Buggenheym2, 1275 Buggenom3, 1294-1295 Johanni de Buggenheym4, 1306 Bugghenhem5, ca. 1550 Bogghenum6, 16e eeuw Buggem7, 1803-1820 Buggenum8; → heem ‘woonplaats, woning’ van de persoon Buggo. De verklaring van het eerste deel als ‘beuk’9 is onjuist.
Lit. 1Veldeke 59 (1984) 21, 2OBGZ 1263.08.31 1, 3Veldeke 59 (1984) 21, 4Meihuizen 1953 16, 5Schrijnemakers 2014 630, 6LIKP 21, 7krt Van Deventer, 8krt Tranchot, 9MVN 43 (1967) 19.
Op Wikipedia staat, zonder bronvermelding, dat de naam afgeleid kan zijn van Bug Hemus, wat ‘heem in de bocht’ betekent. Daar waar Buggenum een hoger gelegen Buggenums veld kent en sowieso op de oeverwal van de Maas gelegen is, is het, gelet op wat hiervoor over het woorddeel buggel gezegd is in relatie tot een kromming op het veld, of de betekenis niet kan zijn ”huis op de helling”. De oude vermeldingen geven ook aanleiding te denken aan deze landschappelijke toepassing van het woorddeel buggel.
Bronnen:
- B. W. Braams: Oude Topografische elementen in het Land van Heusden en Altena (Heusden 2000)
- Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010), Etymologiebank, op https://etymologiebank.nl
- Historische woordenboeken op https://gtb.ivdnt.org/search/
Met dank aan Karel Leenders voor zijn inbreng.
Laat een reactie achter