Wat gebeurt er als iemand pakweg de zin ‘De portier was een invalide’ tot zich neemt? Zie je dan op de een of andere manier inderdaad een anders valide portier voor je? Valt dat op de een of andere manier aan te tonen? En draagt dat innerlijke oog bij aan je esthetische plezier?
Op die en dergelijke vragen promoveert Marloes Mak vandaag in Nijmegen. Op verschillende manieren bekeek ze wat er gebeurt als mensen verhalen lezen. Zo legde ze in een MRI-scanner om hun hersenactiviteit te meten, en zette ze een eyetracker in om precies te zien waar ze naartoe keken als ze aan het lezen waren. Zo bleek dat mensen inderdaad dingen waarover ze lazen inderdaad concreet ervaarden: wie las over een zachte sjaal vertoonde hersenactiviteit in ongeveer hetzelfde gebied waar ook de ervaringen huizen van, pakweg, zachte sjalen in de werkelijke wereld.
Een andere aardige bevinding is ook dat je aan iemands oogbewegingen kunt zien of er actie plaatsvindt in het verhaal: de ogen schieten dan sneller over de woorden heen dan bij beschrijvingen.
Onderdrukken
Wel was er bij dit alles veel variatie tussen mensen. Sommigen leken alles levendiger voor zich te zien dan anderen. Dat leek weinig te maken te hebben met hoe mooi ze het verhaal vonden. Ook in hoe mooi mensen de verhalen vonden en wat ze er precies mooi aan vonden (lekker droevig bijvoorbeeld, of grappig) bleek heel verschillend, maar dat is misschien minder verrassend.
Mak plaatst haar bevindingen in een recente discussie: in hoeverre is onze kennis van de wereld gegrond in onze lichamelijke ervaring met de wereld? Er zijn geleerden die beweren dat al onze kennis uiteindelijk lichamelijke kennis is, en anderen die beweren dat talige kennis puur abstract is. Volgens Mak laat haar onderzoek zien dat het misschien minstens deels een persoonlijke kwestie is: bij sommigen is de taal abstracter dan bij anderen.
Wat bij dit alles niet lijkt te werken: mensen expliciet vragen om zich voor te stellen wat ze zien. Dat had Mak gedaan in het allereerste experiment van haar onderzoek, maar het bleek nauwelijks resultaat op te leveren. Mensen kunnen zich niet dwingen om iets te zien, en ze kunnen ook wat ze voor hun geestesoog zien niet onderdrukken.
Marloes Mak. What’s On Your mind. Mental Stimulation and Aesthetic Appreciation During Literary Reading. Proefschrift. Radboud Universiteit. Komt binnenkort online te staan.
Robert Kruzdlo zegt
We kunnen tussen onze oren dingen zien. Mentale ogen in ons hoofd hebben we nodig omdat in ons hoofd dingen gezien willen worden. Plaatjes in ons hoofd vragen om aandacht. Ogen zien ook de wereld om ons heen. Er is dus niet echt iemand die kijkt. ( Tussenmens) Er is geen waarnemer van en dus kunnen mensen ook niet vertellen wat ze zien. In ons hoofd zit een andere regisseur dan wat wij zijn. Tekenen van plaatjes – wat mijn vak is – is niet moeilijk, maar ‘met een natuurlijke taal uitleggen wat je ziet’ is dat veel en veel moeilijker. Oog, hand coördinatie, tekenen, schrijven geeft minder problemen dan vertellen. ( Denk aan iets als het beschrijven van een dief die je betrapt hebt. ) Als ik dit schrijf wil iets in mij dat ik dit schrijf. Marloes Mak had moeten weten dat een scan niet meer verteld dan er al was. Het maakt ook niet veel uit waar het allemaal in ons hoofd zit, wij kunnen nooit de beschouwer worden of zijn van dit proces.