Achter het achtervoegsel (23)
De eerste christenen waren hun leven niet zeker. Machthebbers zagen in de aanhangers van deze nieuwe godsdienst een bedreiging voor hun positie en voor de stabiliteit in hun rijk. Vele gelovigen stierven een gruwelijke dood als martelaar. Enkelen van hen verwierven de status van heilige. Schilderijen en heiligenbeelden hielden de gedachte aan hen levend. Om de talrijke heiligen van elkaar te kunnen onderscheiden werden zij voorzien van kenmerkende attributen. In veel gevallen ging het daarbij om het martelwerktuig waarmee zij om het leven waren gebracht, maar ook momenten uit het leven van een heilige boden daartoe inspiratie.
Interessant, maar – zo hoor ik u denken – wat heeft dit alles uit te staan met het suffix -ette? Welnu, deze aflevering van Achter het achtervoegsel staat geheel in het teken van het woord barbette. En het zal u niet verbazen dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen dat woord en een vrouwelijke heilige: Barbara.
Barbara
Als ik het heb over de heilige Barbara, dan bedoel ik Barbara van Nicomedië, die aan het eind van de derde of het begin van de vierde eeuw de dood vond. Over haar leven en over haar sterven zijn geen feitelijkheden bekend. Alles wat we daarover weten is afkomstig uit legendes. Een beknopte samenvatting: Barbara was de dochter van een rijke heiden uit Nicomedië, die haar liet opsluiten in een toren om haar te beschermen tegen ongewenste invloeden, van mannen die om haar hand dongen én van het christendom. Toch weerhield deze opsluiting Barbara er niet van zich te laten bekeren tot christen. Haar heidense vader kwam daar achter toen zijn dochter vroeg om in haar toren een derde venster aan te brengen ter ere van de Heilige Drie-eenheid. Dat kon hij niet over zijn kant laten gaan: hij liet zijn dochter folteren om haar te dwingen het christelijk geloof af te zweren. Maar omdat zij dat weigerde, onthoofdde hij zijn dochter. Ongestraft bleef deze actie niet, want direct na deze daad werd hij getroffen door een bliksemschicht en stierf.
In de kunst wordt de heilige Barbara vaak afgebeeld met een toren. Soms staat er ook een kanon aan haar voeten. Dat heeft alles te maken met haar rol als schutspatroon. Haar voorspraak werd namelijk ingeroepen door mensen die zich wilden wapenen tegen een onverwachte dood. Niet voor niets is zij de beschermheilige van onder anderen mijnwerkers, artilleristen, kanonniers en soldaten. De opsluiting in de toren maakte dat zij ook de patroon is van vestingwerken en torens.
Te land
Een duidelijk voorbeeld van een woord dat nauw verbonden is met de heilige Barbara en haar patronaat van vestingwerken is barbette, ‘onderstel van geschut’. Dit Franse woord is volgens etymologische woordenboeken namelijk of een verkleinwoord van Barbe of Barbara of een troetelnaam van Barbara, met toevoeging van respectievelijk vervanging door het suffix -ette.
Blijkens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) heeft het Nederlands deze militaire barbette rond het midden van de achttiende eeuw ontleend aan het Frans. De voor zover mij bekend oudste Nederlandstalige definitie van barbette geeft Egbert Buys in zijn tiendelige Nieuw en volkomen Woordenboek van Konsten en Weetenschappen (1769-1778):
Barbettes, (in de Vestingbouw) verhévene Plaatsen op welken men het Kanon plant, om daar méde over eene Borstweering die geen Schietgaten heeft te konnen vuuren
Dat het woord barbette nog niet ingeburgerd was in het Nederlands, zien we aan de cursivering ervan in de oudste Nederlandstalige krant waarin ik het heb aangetroffen. De Diemer- of Watergraafs-Meersche courant van 28 mei 1783 bericht uit Frankrijk over de bouw van een fort op een eiland: “Dit Fort zal voorzien zyn van eene recht opgaande en opene Batery, en met eene andere a Barbette.”
Aan het eind van de negentiende eeuw raakt deze oude betekenis van barbette in Nederland steeds meer in onbruik. De voornaamste oorzaak daarvan was dat bij het barbettesysteem een stuk geschut zichtbaar was boven de borstwering: “dit had het groote gebrek dat de stukken voortdurend blootgesteld waren aan het vijandelijk vuur en de bediening daaraan even zeer blootgesteld was gedurende het laden en ritten van het stuk”. Omdat de precisie van nieuwe wapens zozeer was toegenomen, kon met een goed geplaatst schot een artilleriestuk op een barbette eenvoudig uitgeschakeld worden. Een ander nadeel was dat de stukken niet van boven werden beschermd, wat door het opkomend gebruik van gevechtsvliegtuigen problematisch werd.
Ter zee
Op land verdwijnt de barbette dus uit beeld, maar op zee begint het woord aan een tweede leven. Veel marineschepen worden rond die tijd namelijk uitgerust met een barbette, door het WNT omschreven als
Ringvormige pantsering om een of twee zware, op een draaischijf opgestelde stukken scheepsgeschut; pantserstalen, vaste koker van den geschuttoren van een oorlogsschip.
De wendbaarheid van de barbette zorgde ervoor dat de marine vanuit een veel grotere hoek vuurkracht kon inzetten. Heel wat anders dan de zeventiende-eeuwse oorlogsschepen met kanonnen aan de zijkant, waardoor in een zeeslag twee vijandelijke schepen langszij moesten varen.
Hoofdbedekking
Behalve het bovengenoemde barbette bestaat er nog een ander lemma barbette in het WNT. Het is ook aan het Frans ontleend, maar dan in de middeleeuwen. Toch komt het woord in het Middelnederlandsch Woordenboek niet voor. Het is Johan Huizinga die het in zijn wereldberoemde Herfsttij der Middeleeuwen (1919: 78) bezigt als historische term:
Wanneer men Madame de Charolais, Isabelle de Bourbon, den dood van haar vader heeft medegedeeld, woont zij eerst nog den lijkdienst bij te Couwenberg, en blijft daarna zes weken in haar kamer, altijd te bed liggende, door kussens gesteund, maar gekleed met barbette, kap en mantel
Het WNT omschrijft het als een “[k]leedingstuk dat den hals bedekt en het gezicht omlijst, gedragen door nonnen, oudere vrouwen en weduwen’. Zou de heilige Barbara er misschien ooit een hebben gedragen?
Luchtacrobaat
De hierboven beschreven barbette is een soortnaam, maar Barbette komt in Nederlandse teksten ook geregeld als eigennaam voor. Denk bijvoorbeeld aan de in zijn tijd zeer gevierde zeventiende-eeuwse arts Paul Barbette (1620-1655), die patiënten van alle ziekten wilde genezen door ze flink te laten zweten. Deze Paul had geen invloed op de keuze van deze achternaam. Daarom wordt Barbette als eigennaam pas echt interessant als iemand zélf deze naam kiest.
Dat deed de geboren Texaan Vander Clyde Broadway (19 december 1899–5 augustus 1973). Al op jonge leeftijd raakte hij bij een bezoek aan het circus gefascineerd door de koorddansers en na het voltooien van de ‘high school’ werd hij luchtacrobaat als lid van The Alfaretta Sisters. Toen een van de twee zusjes van dat duo plotseling was overleden en hij er geen bezwaar tegen had om zich te verkleden als meisje – het uitvoeren van stunts door vrouwen zou het dramatisch effect vergroten – kon hij haar plaats innemen. Na een aantal jaren in het circus werkzaam te zijn geweest, ging hij solo verder als travestiet, koorddanser en trapezewerker. In die tijd nam hij de artiestennaam Barbette aan.
Exotisch
Die naam zal hij niet voor niets hebben uitgezocht. Zelf zegt hij daarover dat Barbette klonk als een exotische, Franse naam en bovendien zowel een voor- als achternaam kon zijn. Dat hij voor een vrouwenvoornaam koos, zal ook te maken hebben gehad met het feit dat hij als vrouw optrad; pas aan het eind van zijn optreden onthulde hij aan de ongetwijfeld verraste toeschouwers dat hij in werkelijkheid een man was. Wat bij de naamkeuze misschien ook een rol zal hebben gespeeld, is dat de heilige Barbara de beschermvrouw was van mensen met gevaarlijke beroepen. We hebben het hierboven al vermeld.
Nu bespreken we in de rubriek Achter het achtervoegsel in principe alleen ette-woorden die in het Nederlands of in Nederlandstalige teksten teksten. De Amerikaanse artiest Barbette voldoet daar zeker aan. In de jaren twintig maakte hij voor de eerste keer de oversteek naar Europa, waar hij optreedt in Londen en in Parijs. De daaropvolgende jaren zal hij nog verschillende malen in Europese steden te bewonderen zijn. Daarbij doet hij ook enkele Nederlandse steden aan.
Optredens in Nederland
Van die Nederlandse tournees zijn in Delpher nog bewijzen te vinden. Zo adverteerde theater Carré in de Telegraaf van 5 januari 1924 voor twaalf bijzondere attracties waarbij Barbette, “La Grande Vedette du Casino de Paris”, als een van de drie met naam wordt genoemd. Later is hij bijna een week lang dé publiekstrekker van Concertgebouw Mille Colonnes en ook in het Haagse Scalatheater treedt hij – “die gedurende 2 maanden geheel Parijs naar het Casino de Paris deed stroomen” – op. Dat deze aanprijzing niets te veel gezegd was, blijkt uit de lovende recensie die het optreden van Barbette ten deel valt in de Haagsche Courant van 17 januari 1924:
Het laatste nummer vóór de pauze brengt Barbette, aangekondigd als de groote attractie van het Casino ter Parijs. Dit nummer is wellicht het beste van het programma. Deze oefeningen aan het rek overtreffen alles, wat wij op dit gebied hebben gezien. Somwijlen houden wij ons hart vast, dat Barbette bij de meer dan gedurfde toeren vallen zal en schijn-vallen krijgen we dan ook genoeg – maar die maken een deel uit van de verbluffende praestaties. Het spreekt vanzelf, dat ’t geheele nummer correct wordt uitgevoerd. Als Barbette niet den trek naar Scala weet te krijgen, wie dan wel?
Zes jaar later is Barbette opnieuw in Nederlandse theaters te bewonderen. Theater Tuschinski kondigt dit optreden op de volgende wijze aan in de Telegraaf van 8 mei 1930: “Barbette. Een nummer zooals alleen een wereldtheater als Tuschinski kan aanbieden”. Ook het Citytheater kan zich in zijn handen wrijven: de Haagsche Courant van 24 mei 1930 schrijft een lovende recensie over de act van Barbette die daar te zien was:
Op het tooneel zien wij Barbette, den vliegmensch, in zijn verbluffende evoluties aan trapeze, rek en ringen. Wat Barbette in dit opzicht aan vlugheid, lenigheid en durf te aanschouwen geeft grenst aan het ongelooflijke. Een zeldzaam mooi variété-nummer, dat begrijpelijkerwijze uitbundig succes had.
Enige teleurstelling klinkt door in het verslag dat het Vaderland op 24 mei 1930 plaatst over Barbettes optreden:
Op het tooneel: Barbette, de beroemde. Gisterenmiddag behaagde het Barbette niet ’t incognito op te heffen, dat eigenlijk de clou van alles is. Respecteren wij dat, want ’t is een interessant nummer, dat menigeen in verbazing zetten zal!
Vier jaar later viert Barbette opnieuw triomfen in Nederland. Ditmaal is hij onder andere te bewonderen in het Asta-theater aan het Spui in Den Haag. Vol trots vraagt dit theater in de Haagsche Courant van 26 juli 1934 dan ook aandacht voor “het grootste en kostbaarste VARIÉTÉ-NUMMER, hetwelk wij U ooit hebben kunnen presenteeren”. De recensent van de Haagsche Courant die bij deze avond aanwezig was, besluit anders dan zijn collega van het Vaderland niet te onthullen dat Barbette eigenlijk een man is:
Op het tooneel verricht Barbette acrobatische toeren op het slappe koord; aan de rek en de ringen en stelt het publiek nog voor een bijzondere verrassing, welke wij niet wenschen te verklappen.
De journalist van De avondpost laat zich evenmin uit over de travestieact maar gelet op de woordkeus was hij tamelijk geschokt toen Barbette zijn ware identiteit onthulde:
Op het tooneel: Barbette? Buitengewoon attractief, deze figuur in trapèze-werk, koorddansen en voltigeeren te aanschouwen, met tenslotte een totale ontgoocheling.
Na 1934 komen we in Nederlandse kranten geen aankondigingen meer tegen van shows waarin Barbette optreedt. De meeste (Amerikaanse) bronnen houden het er op dat Barbette ergens in het midden van de jaren dertig is gestopt met optreden. Was het een ziekte, was het een ongeval? Daarover bestaat onduidelijkheid. Wel is bekend dat Barbette – bewonderd door kunstenaars als Jean Cocteau en Man Ray – de laatste jaren van zijn leven veel pijn had, voordat hij in 1973 de hand aan zichzelf sloeg. Een leven lang had de heilige Barbara hem aan de trapeze en op het koord behoed voor dodelijke ongevallen, maar tegen zelfmoord kon zij geen bescherming bieden.
Laat een reactie achter