Een bijdrage aan de vakvernieuwing van het schoolvak Nederlands
Het meesterschapsteam Nederlands heeft in de afgelopen jaren diverse visiedocumenten gepubliceerd over een mogelijke verrijking van de inhoud van het curriculum Nederlands. Die visiedocumenten waren vooral conceptueel in detail uitgewerkt. Maar wat is nu eigenlijk de kern, als het gaat om een concrete invulling op alle niveaus? Wat willen we voor alle leerlingen aan doelen en inhouden? In een serie korte artikelen op Neerlandistiek wil het meesterschapsteam die essentie vangen in een paar eenvoudige concepten waar iedereen zich in zou moeten kunnen vinden. In deze tweede aflevering: waarom zou er in het curriculum en de eindtermen van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs speciale aandacht nodig zijn voor het literatuuronderwijs?
Bij dit stuk hoort ook de nieuwe forumfunctie op de site waarop we alle docenten uitnodigen te discussiëren over alle onderwerpen die te maken hebben met het schoolvak Nederlands.
Literatuuronderwijs: waarom, wat en hoe? Nu het schoolvak Nederlands in de bovenbouw zal worden vernieuwd, is het tijd deze vragen van actuele antwoorden te voorzien. Afgelopen jaren heeft het Meesterschapsteam Nederlands onder de vlag van Bewuste geletterdheid in perspectief een visie op het schoolvak ontwikkeld en uitgedragen. Sinds 2016 pleiten we ervoor meer ruimte te schenken aan kennis en inzichten in taal, literatuur en communicatie, ijveren we voor didactische versterking ervan en willen we af van de verkaveling in domeinen. Specifiek voor het literatuuronderwijs is er de afgelopen jaren veel onderzoek verricht en didactiek ontwikkeld die de bewuste geletterdheid van leerlingen kunnen bevorderen. Hoe passen deze inzichten en initiatieven die voortkomen uit dat onderzoek en het gebruik van die didactiek in een nieuw curriculum? Als letterkundigen dragen wij graag bij aan de vakvernieuwing door de vragen naar het waarom, wat en hoe van literatuuronderwijs te beantwoorden. Het spreekt voor zich dat wij open staan voor constructieve opmerkingen, aanvullingen en alternatieven waarmee ook de Vakvernieuwingscommissie haar voordeel zou kunnen doen.
In dit eerste van drie korte artikelen bespreken we om te beginnen de vraag: literatuuronderwijs, waarom eigenlijk? We stellen vast dat de doelen van het literatuuronderwijs in wezen al voorhanden zijn in een vorm waarmee curriculumontwikkelaars uit de voeten kunnen en die voor de lespraktijk van docenten eveneens relevant is.
Waarom?
Er zijn meer goede redenen om de vraag naar de legitimatie van literatuuronderwijs aan de orde stellen, maar de beste is: leerlingen vragen erom. Onderzoek heeft uitgewezen dat bovenbouwleerlingen het bespreken van de waaromvraag beschouwen als een van de belangrijkste kenmerken van een excellente literatuurdocent, en datzelfde onderzoek heeft laten zien dat de waaromvraag een blinde vlek is bij docenten (Witte & Janssen 2016). In de praktijk borrelt de kwestie in de les doorgaans pas op als het belang van literatuuronderwijs door leerlingen zelf ter discussie wordt gesteld, een situatie waarin de leraar al met een achterstand begint. En als de docent goede argumenten in petto heeft, dan is het nog de kunst die zo te presenteren dat ze de leerlingen aanspreken en overtuigen.1
In de recente literatuurdidactiek schort het nog steeds aan handvatten om leerlingen de waarde van literatuur en literatuuronderwijs te doen inzien. Ook de slecht geïnformeerde wijze waarop het literatuuronderwijs in de media doorgaans onder vuur wordt genomen, toont aan dat er behoefte is aan een deskundig antwoord op de waaromvraag. Dat wil zeggen: beantwoording vanuit het schoolvak, de neerlandistiek en de vakdidactiek (Witte, Mantingh & Van Herten 2017 n.a.v. canondiscussie).
En dan is er natuurlijk nog een derde, meer concrete, reden: de aanstaande vakvernieuwing vraagt expliciet om zo’n verantwoording. Om de vragen naar het waarom, wat en hoe op een voor de vakvernieuwing bruikbare manier te kunnen beantwoorden, moeten we weten welke eisen er aan de inkadering van nieuwe eindtermen worden gesteld. Daarover is de Wetenschappelijke Curriculumcommissie heel duidelijk.
Vakvernieuwing
Vanaf juni 2022 bijt het schoolvak Nederlands het spits af met de Bijstelling concept-examenprogramma’s voor vmbo, havo en vwo (oktober 2021). Een commissie van docenten en vakexperts Nederlands begint aan een tweejarig traject dat moet uitmonden in een nieuw wettelijk examenprogramma, geldig voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs. Die vakvernieuwingscommissie hoeft niet vanuit het niets te beginnen, ook niet waar het gaat om de legitimatievraag. Er is al voorwerk verricht door een Wetenschappelijke Curriculumcommissie, die weer voortbouwt op het Eindrapport van Curriculum.nu en er ligt voor Nederlands ook een Startnotie van de SLO.
Om voor eenheid in verscheidenheid te zorgen bij de vakvernieuwing is door de Wetenschappelijke Curriculumcommissie een ‘Rationale van het funderend onderwijs’ opgesteld. Deze moet richting geven aan alle nieuwe concept-examenprogramma’s, dat wil zeggen dat de nieuwe kerndoelen en eindtermen moeten voldoen aan deze algemene opdracht voor het onderwijs. Deze Rationale biedt in feite een bekend stramien. Het zijn de drie doeldomeinen die dankzij Gert Biesta het afgelopen decennium wijd verbreid zijn geraakt in onderwijsland: kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Anders dan vaak wordt verondersteld, is het uitgangspunt dat deze drie doeldomeinen ‘onderling verbonden en altijd tegelijkertijd aan de orde’ zijn. Dit zal dus eveneens gelden voor het onderdeel literatuur binnen het schoolvak Nederlands.
Belangrijk is verder dat de Wetenschappelijke Curriculumcommissie pleit voor een rijke schakering aan eindtermen en daarbij aanbeveelt vakonderdelen te integreren om overladenheid te voorkomen. Dit is in lijn met onze visie.
Doelen van het literatuuronderwijs
De vraag naar het waarom – ook wel: waartoe – van literatuuronderwijs is vaker gesteld door onderzoekers, en er is een grote verscheidenheid aan antwoorden op gegeven. In 2018 deed Theo Witte voor het eerst een poging de vele vaak genoemde doelen van het literatuuronderwijs in te delen naar de drie doeldomeinen kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming (Witte 2018). Zijn werkwijze biedt de weg naar beantwoording van de vraag inzake het waarom/waartoe van literatuuronderwijs. Onze indeling – zie onderstaand overzicht – is dan ook gebaseerd op Wittes pionierswerk en bestrijkt dus eveneens de drie doeldomeinen.2
Persoonsvorming (subjectificatie): het ontwikkelen van een onafhankelijke positie in de wereld en zodoende zelfstandig oordelen en handelen. In staat zijn om op deze positie te reflecteren en bewust worden dat ieder blijvend in staat is om zelf richting te geven aan deze positie en daar dus ook verantwoordelijk voor gehouden kan worden. |
Ontwikkeling literaire smaak: ontwikkelen esthetisch onderscheidingsvermogen en eigen voorkeuren, leesplezier en bewustwording van (andere) affectieve effecten |
Morele ontwikkeling: persoonlijke visie ontwikkelen op morele kwesties (goed, kwaad, schuld, vriendschap, verraad, verantwoordelijkheid, etc.) – literatuur als ‘moreel laboratorium’ |
Ontwikkeling empathisch vermogen: leren om zich in anderen te verplaatsen en vanuit dat perspectief naar situaties en gebeurtenissen te kijken (‘role taking’) |
Ontwikkeling eigen identiteit: identificatie met personages en situaties (spiegelen) – zelfkennis opdoen en soms ook zelfhulp vinden |
Ontdekking en ontwikkeling van persoonlijke stem (stijl) door creatief schrijven en spreken |
Socialisatie: bekend en verbonden zijn met culturen, tradities en praktijken in de samenleving, waaronder democratische normen en waarden. |
Literaire competentie: vertrouwd raken met literaire teksten, vormen en begrippen; het analyserend lezen en verbanden leggen; het verwerven van literaire belezenheid |
Algemene ontwikkeling: vanuit meerdere perspectieven nieuwe ‘werelden’ en mensen leren kennen, in uiteenlopende situaties en tijden (intercultureel en historisch besef) |
Ontwikkeling van culturele en cultuurhistorische kennis: kennis van literatuur- en cultuurgeschiedenis, bekende verhalen, gedichten, liedjes en toneelstukken |
Ontwikkeling van sociaal-maatschappelijk bewustzijn: via literatuur reflecteren op of deelnemen aan het maatschappelijke en politieke debat |
Ontwikkeling van mediaal bewustzijn: leren lezen en herkennen van het web van verhalen en andere vormen van fictie dat zich in verschillende media kan manifesteren. |
Kwalificatie: het verwerven van basiskennis en -vaardigheden waarmee alle leerlingen hun potentieel kunnen realiseren en die nodig zijn voor toekomstige studies en beroepen. |
Ontwikkeling receptieve taalvaardigheid: het lezen van literatuur bevordert de ontwikkeling van de woordenschat, lees- en luistervaardigheid, spelling, leessnelheid |
Ontwikkeling uitdrukkingsvaardigheid: actieve omgang met literatuur bevordert de vaardigheid om ervaringen, bevindingen, gevoelens en opvattingen in taal uit te drukken |
Ontwikkeling verbeelding: het lezen en verwerken van literatuur prikkelt het voorstellingsvermogen om van taal beelden te maken en om beelden om te zetten in taal |
Ontwikkeling denk- en redeneervaardigheid: het lezen en (inter)actief verwerken van literatuur bevordert reflectie op ervaringen en bevindingen en stimuleert een onderzoekende houding (hogere denkvaardigheden) |
Ontwikkeling concentratievermogen: het lezen en actief verwerken van literatuur ontwikkelt het richten en vasthouden van de aandacht. |
Wij willen benadrukken dat in de lespraktijk de drie doeldomeinen tegelijk in het spel zijn en dat dit derhalve ook geldt voor de leerdoelen. Ter verduidelijking een voorbeeld. Of het nu gaat om Lampje van Annet Schaap, Ik ga leven van Lale Gül, ‘De volmaakte man’ van Juliana Cornelia de Lannoy of het Egidiuslied – wie een literaire tekst aan de orde stelt die leerlingen zal aanzetten zich te verplaatsen in bepaalde personages, doet daarmee niet alleen een beroep op identificatie en empathie (persoonsvorming). Tegelijkertijd versterken leerlingen door het lezen en bespreken van die tekst hun literaire competentie, leren zij verbanden te leggen met literatuur die zij al kennen en leren zij zich de beperkingen van de eigen denk- en leefwereld te realiseren (socialisatie). En bovendien wordt er een beroep gedaan op zowel het taal-, denk- en redeneervermogen als de concentratie en de verbeelding (kwalificatie).
Conclusie en vooruitblik
Met bovenstaand overzicht is de waarom-vraag van literatuuronderwijs beantwoord. Het laat zien wat het onderwijs in de Nederlandstalige literatuur zou (moeten) kunnen bijdragen aan de kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming van de leerlingen. Wij denken dat dit overzicht voor de vakvernieuwing een bruikbaar vertrekpunt zal vormen. En dat het in de lespraktijk docenten een handvat biedt om met leerlingen in gesprek te kunnen gaan over de waarom-vraag.
De vraag naar het ‘wat’ van dat literatuuronderwijs, oftewel de vraag wat de grondstoffen zijn voor nieuwe concepteindtermen van dit domein, beantwoorden we in het tweede deel van ons drieluik: de leerlingen dienen vanuit vier perspectieven inzichten in literatuur op te doen. Daarbij is, zo zullen wij betogen, de wisselwerking en samenhang tussen kennis, vaardigheden en inzichten cruciaal. Ten slotte zal in het derde deel de vraag naar het ‘hoe’ aan de orde komen. Die betreft de didactiek van het literatuuronderwijs. We willen laten zien dat er al veel literatuurdidactiek in ontwikkeling en voorhanden is die bewuste geletterdheid beoogt.
Voetnoten
1 In de lespraktijk blijkt het overigens heel productief om aan leerlingen zelf de waaromvraag voor te leggen, hen antwoorden te laten bedenken en deze te bespreken – uiteraard nadat ze al een paar keer in de les hebben ondervonden dát literatuur ertoe doet.Praktijkervaring wijst uit dat de antwoorden die leerlingen dan geven, in veel opzichten overeenkomen met wat wij hierna bespreken, ook al gebruiken ze andere bewoordingen. Bijkomende winst is dat zij vaak ook nog verrassende aanvullingen weten te bieden.
2 De omschrijvingen van de doeldomeinen hebben wij overgenomen uit Kaders voor de toekomst. Tussenrapport 1 (2021).
Met dank aan Susan Beckers, Joke Brasser, Niels Evers, Rajae el Himer en Theo Witte voor hun commentaar op een eerdere versie. De auteurs zijn (of waren) lid van het Meesterschapsteam Nederlands. Erwin Mantingh maakt bovendien deel uit van de Vakvernieuwingscommissie Nederlands
DI.