Wat doen vrouwelijke politieke leiders anders in hun toespraken dan hun mannelijke collega’s? Bestaat er een vrouwelijke retorica?, zo vraagt hoogleraar Bestuurskunde Hans de Bruijn zich af. Eerder schreef Hans de Bruijn een serie lezenswaardige boeken over framing in de taal van politici. En de bondige columns die hij al tien jaar in Trouw publiceert over framing in politieke en alledaagse taal genieten een zekere bekendheid. Zijn aandacht richtte zich vaak op de toespraken van Wilders, Trump en andere zich als Sterke Mannen profilerende politici. Deze sprekers kon hij in zijn nieuwste boek mooi contrasteren met de vier vrouwelijke leiders die hij uitkoos voor zijn studie: de conservatieve politici Angela Merkel (Bondskanselier van Duitsland) en Kaja Kallas (minister-president van Estland) en progressieve Jacinda Ardern (premier van Nieuw-Zeeland) en Alexandria-Ocacio-Cortez (deze Amerikaanse socialistische politica die de degens kruiste met Trump staat bekend als AOC).
Het heeft zeker voordelen dat De Bruijn geen retoricus is maar een Delftse hoogleraar Bestuurskunde. In een bondig en onderhoudend boek bespreekt hij zonder retorisch jargon te gebruiken veel van de opvallende keuzes die deze politieke leiders maken in hun toespraken. Typerend voor zijn benadering is de grote aandacht voor de inhoud van de speeches. Bij hem dus veel passages over win-win, win-lose-benaderingen, movement building, Merkels politieke conservatieve filosofie, het verschil tussen transformational en transactional leadership en weinig analyses van de retorische vorm (de opbouw, stilistische finesse, muzikaliteit van de tekst en uitvoering). Zo verrijkt hij de gebruikelijke retorische analyses met bestuurskundige inzichten.
Jammer dat Nederlandse spreeksters als Femke Halsema, Sigrid Kaag, Caroline van de Plas en Sylvana Simons buiten de studie zijn gevallen, maar de vier spreeksters die De Bruijn wel bespreekt zijn met hun iconische optreden en met recht historische toespraken beslist de moeite waard.
Witte moeder
Hij behandelt van elke spreekster persoonlijke, biografische elementen in hun speeches zodat de lezer zich snel een beeld kan vormen van hoe deze politici zich profileren met hun persoonlijke levenservaringen die ze allemaal koppelen aan hun politieke visie en beleid. Zo verbindt voormalig DDR-burger Angela Merkel haar authentieke ervaring van vrijheid toen de Berlijnse muur viel aan de mogelijkheid en de noodzaak van veranderingen: “Ik kon de grens oversteken en de weidse openheid binnentreden. Gedurende die maanden heb ik uit eigen ervaring geleerd dat niets hoeft te blijven zoals het is.” De bestuurskundige De Bruijn beschrijft vervolgens hoe zij in speeches vorm geeft aan de politieke conservatieve filosofie van ‘kleine stapjes’ en compromissen: “Minacht het compromis niet want het compromis is het antwoord op het feit, dat wij mensen uniek zijn, dat iedereen anders is”. Een retoriek die sterk contrasteert met die van de strong men politics de “masculiene politici die precies weten hoe het verder moet met hun land, en hun opponenten als vijanden bejegenen, van politici die een compromis gelijkstellen met verraad of ten minste met zwakte.”
Bestaat er een vrouwelijke retorica? De toespraken van de vier vrouwen hebben een aantal dingen gemeen – bijvoorbeeld de relatie die elk van de vier legt tussen persoonlijke ervaringen van toen en de politiek van nu. Maar – zo werpt De Bruijn zelf al tegen – dat komen we ook bij veel mannelijke politici tegen. “Barack Obama werd er groot mee: ‘ik ben de zoon van een zwarte vader uit Kenia en een witte moeder uit Kansas’”.
Zonder de pretentie van een uitputtende, systematische vergelijkende studie probeert De Bruijn toch een “eerste antwoord” te geven op basis van deze vier spreeksters, wat zij gemeen hebben dat niet of minder bij mannelijke sprekers voorkomt. Alle vier politici spreken veel over vriendelijkheid, over empathie – over het vermogen om door de ogen van anderen naar de wereld te kijken. Het enkele feit dat ze die woorden veel en zonder terughoudendheid gebruiken, vindt hij veelzeggend. Maar hij onderbouwt het verder:
“Wees sterk, wees vriendelijk”, zegt Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Ardern. Vriendelijkheid betekent dat je geïnteresseerd bent in de ander en rekening houdt met de ander. Zij noemt als drijfveer voor haar handelen: liefde voor kinderen. De Amerikaanse democratische senator AOC doet een sterk beroep op waarden als empathie en liefde. ‘Kom terug’ zegt ze tegen een witte suprematist – ‘we zullen weer van je houden’. Ze heeft het over het belang van naastenliefde, de verplichting om ieder mens lief te hebben. President van Estland, Kaja Kallas roept de Esten op om begrip voor elkaar te hebben. Als dat niet lukt – Estland is het land met een grote Russische minderheid – om dat dan op z’n minst te proberen. En Merkel onderstreept juist na zestien jaar politieke machtsstrijd het belang van vriendelijkheid.
En van empathie. Ardern wijst daarop: als je de grote, complexe problemen van deze tijd analyseert, is empathie de belangrijkste eigenschap die we nodig hebben. Bij AOC is het ook een thema: ‘je moet je de vraag stellen welke perspectieven worden momenteel niet gehoord – en ervoor zorgen dat die op tafel komen.’ Kallas hamert op het belang van democratie tegenover de dictator Poetin. Het is Estland wel gelukt een vrije, democratisch samenleving op te bouwen, waarin ruimte is voor pluraliteit en een variëteit aan inzichten.
Kallas en Merkel benadrukken het belang van sterke, democratische instituties, juist in het uur van diepe crisis. Dat is een bijzonder geluid, in tijden van de politiek van de sterke man.
Samenwerking
Democratische instituties zijn de belichaming van wederzijds respect, de erkenning dat het perspectief van de ander waardevol is. Ardern werkt aan versterking van de overheid – na de jaren van privatiseren en dereguleren. De overheid moet weer betekenisvol voor de burger worden. AOC heeft het over het bouwen van een beweging – in lijn met wat Martin Luther King deed. Een beweging betekent dat wie niet gehoord wordt, wie niet aan tafel komt – ook het respect en de erkenning verdient, die iedereen toekomt.
In zijn conclusie komt De Bruijn toch ook op het taalgebruik in de speeches terug. Vaak wordt er verondersteld dat er duidelijke verschillen tussen mannelijk en vrouwelijk leiderschap en dus mannelijk en vrouwelijk taalgebruik is. Masculien taalgebruik refereert dan vooral aan macht, confrontatie, conflict – is sterk analytisch. En feminien refereert aan eenheid, samenwerking, compromis.
Systematische vergelijking
De Bruijns observaties kunnen tot de conclusie leiden dat we vooral feminien taalgebruik zien – maar hij noemt dat ‘het halve verhaal’. De Bruijn is masculien taalgebruik meer dan eens tegengekomen. AOC zoekt de confrontatie, het conflict – ‘ik ben blij dat ik een gevaarlijke vrouw ben’. Je moet met de vuist op tafel slaan, zegt ze. ‘Waarom voelen jullie de daar zo ongemakkelijk over?’ Kallas – ‘Europa’s nieuwe ijzeren dame’ – doet hetzelfde: geen compromis met Poetin, want hij is een gevaarlijke dictator, die op alle fronten bestreden moet worden. Merkel wordt niet voor niets ‘Machtsfrau’ genoemd – als geen ander weet ze het spel met en om de macht te spelen. Jacinda Ardern is ‘solace and steel’ – ‘troost en staal’. AOC pakt Donald Trump stevig aan. Arderns oneliner ‘wees sterk, wees vriendelijk’ is de korte samenvatting van haar stijl en die van de andere vrouwen.
De Bruijn constateert dat de taal van vriendelijkheid, empathie en liefde dus goed samen gaat met de taal van de confrontatie. Juist dat geeft de toespraken stuk voor stuk veel kracht.
Dit eerste antwoord op de vraag naar het bestaan van een vrouwelijke retorica is beslist de moeite waard – en smaakt naar meer. Meer vrouwelijke en ook Nederlandse sprekers, meer retorische analyses en meer systematische vergelijking met mannelijke sprekers. Het boek is inspirerend voor politieke sprekers: vrouwen en mannen.
Hans de Bruijn Wees sterk, wees vriendelijk. Vier vrouwelijke politici van onze tijd: speeches en frames. Historische Uitgeverij.. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter