Toen mij gevraagd werd de lustrumeditie van het Groot Leiderdorps Dictee te schrijven, probeerde ik zoveel mogelijk woorden te gebruiken die algemeen bekend zijn maar bij het opschrijven de nodige hoofdbrekens zouden kunnen opleveren. Een Duitse herder (met hoofdletter), een sint-bernardshond (met voluit geschreven sint, koppelteken en kleine letters) en een chowchow (kleine letters, zonder koppelteken) blijken niet alleen in het dagelijks leven maar ook bij het opstellen van een dictee trouwe viervoeters te zijn. Menigeen liet zich verleiden tot een spelfout.
Hospitium
Hoe de Duitse herder aan zijn Nederlandse naam is gekomen, behoeft eigenlijk geen toelichting. Het is een herder (voluit herdershond) van Duitse komaf. Zelfs in het Duits maakt het adjectief Duits deel uit van de naam: Deutscher Schäferhund. Interessanter is de etymologie van de sint-bernhardshond (in het Duits: Bernhardiner of St. Bernhardshund). Deze hond heeft zijn naam ontleend aan het Grote Sint-Bernardhospitium in de Grote Sint-Bernhardpas tussen Zwitserland en Italië. De Sint-Bernhard in de naam van het hondenras, van het hospitium én van de pas verwijzen alle naar Bernard van Menthon, een monnik die omstreeks 1050 aan de Col du Mont-Joux een hospitium stichtte. Overigens wordt de naam sint-bernard als naam voor het hondenras pas na het midden van de negentiende eeuw gemeengoed. Daarvoor werden deze (reddings)honden aangeduid als “alpenmastiff”, “nobele rossen”, “barryhonden” of “sinthonden”, aldus Wikipedia.
Oude China
Maar hoe zit het met de chowchow? Waar komt die hond en dat woord precies vandaan? Laat ik beginnen met het hondenras zelf. In de lijst van alle door de Federation Cynologique Internationale (FCI) erkende hondenrassen, ingedeeld in tien rasgroepen, wordt de chowchow gerekend tot de keeshonden. De vroegst bekende types van deze groep zouden als waak- en jachthonden al in het oude China hebben rondgelopen, dus ruim voor de christelijke jaartelling. Daarmee is deze hond een stuk ouder dan de twee eerdergenoemde rassen.
Toch duurde het vanwege de geïsoleerde ligging van China lang voordat het westen kennismaakte met dit hondenras. Ergens tegen het eind van de achttiende eeuw zal de eerste chowchow naar Engeland zijn gekomen. Sommige exemplaren vonden een onderkomen bij de wilde dieren van de Londense dierentuin. Koningin Victoria, die dol was op honden, kreeg in 1865 een paar chowchows cadeau, die in kooien op Windsor Castle verbleven. In Engeland nam de populariteit van deze honden hierdoor toe, maar pas in de twintigste eeuw kwam dit hondenras in de belangstelling van een grotere groep hondenliefhebbers te staan. Op 12 oktober 1957 werd het officieel opgenomen in de rashondenlijst van de FCI.
‘Zeker gerecht’
Met de oorsprong van het ras is de oorsprong van de naam nog niet opgelost. Op etymologiebank.nl vind je met chowchow als zoekterm niets, maar met de oude spelling chow-chow levert dat wel resultaat op. Zoals regelmatige gebruikers van etymologiebank.nl weten, staat achter het gevonden lemma tussen haakjes een korte betekenisomschrijving. Dit is vooral handig bij homoniemen met een verschillende herkomst. Bij de chow-chow lezen we uitsluitend ‘zeker gerecht’. Openen we het zoekresultaat, dan blijkt dat daar ook de hond met die naam wordt besproken.
In hun Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden (21997) schrijven P.A.F. van Veen en N. van der Sijs dat de naam van dit Chinese hondenras tussen 1926 en 1950 ontleend is aan Pidginengels chow-chow en dat de etymologie daarvan onbekend is. Vier jaar later komt Van der Sijs in haar Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen (2001) tot een nauwkeuriger datering. Het woord zou in 1931 voor het eerst zijn aangetroffen in het Nederlands. Ook de taal waaruit het woord voor deze hondensoort afkomstig zou zijn, heeft een wijziging ondergaan, van Pidginengels naar gewoon Engels.
‘Zeer gevaarlijk’
Voor zover mij bekend is de oudste vermelding van de chowchow als hondenras te vinden in de Leeuwarder Courantvan 14 mei 1894. Daarin beschrijft iemand die ondertekent met “E.” een bezoek aan een nieuwe kennel in de Rustenburgerstraat in Amsterdam. Hij treft daar een paar bijzondere honden aan: enkele reusachtige Duitse doggen, een zeer fraaie collie en een zwarte keeshond, “die evenals de chow-chow op de tentoonstelling zeer gevaarlijk is voor vreemden.”
De eerstvolgende vermelding in Delpher kwam ik tegen in het Rotterdamsch Nieuwsblad van 11 december 1896. De krant doet kort verslag van de jaarlijkse tentoonstelling van de “Chow-chow en Schipperkes Club”, die plaatsvond in het Londense Aquarium. Naast de chowchows, “die zeer in trek zijn”, waren er nog tal van andere rassen te bewonderen.
Real Chinaman
In Engeland hebben liefhebbers van de chowchow zich al vroeg verenigd. De club waarvan de Rotterdamse krant melding maakt is The Chow Chow Club, die op 1 juli 1895 voor het eerst bijeenkwam op 66 Carlisle Mansions, een statig appartementencomplex in hartje Londen. In de eerste jaren van het bestaan bekommerden de leden zich vooral om het vaststellen van de kenmerkende eigenschappen van het ras. Bij het opstellen van de regels voor de club baseerden zij zich op die van de Sint Hubert Schipperke Club. Er bestond een nauwe samenwerking tussen beide verenigingen en in 1895 werd de eerste gezamenlijke hondententoonstelling georganiseerd. Saillant detail: voor het vaststellen van de winnaar overwoog de vereniging een “real Chinaman” te vragen, maar de vergadering besloot daar om de volgende reden van af te zien: “the Chinaman would probably judge the dogs from an eating point of view, which would not tend towards the improvement of the breed”. Tussen haakjes: het woord Chinaman is waarschijnlijk afkomstig uit het Pidginengels. Mogelijk is het een vertaling van Zhongguoren ‘China-mens’ of ‘Chinees persoon’.
Leeuw en Beer
Het voorkomen van de chowchow heeft wel wat weg van een leeuw. De gelijkenis met de gebeeldhouwde leeuwen die in China bij de ingang van tempels – en in Nederland vaak bij de entree van Chinese restaurants – te vinden zijn, is treffend. Van de onbekendheid van het ras bij het grote publiek maakte de Duitse keizer Wilhelm II gebruik om te laten zien hoe onvervaard hij wel niet was. Op 23 december 1897 berichtte de Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant dat in de Westminster Gazette een foto stond van de keizer voordat hij in Algiers op leeuwenjacht gaat. Te zien is dat hij “zijn hart ophaalt aan het gezicht van een tammen leeuw in een reizende menagerie”. In werkelijkheid is de keizer minder moedig dan zijn “theatraal-heldhaftige pose” doet vermoeden: de zogenaamde leeuw is “eene Chow-chow of Chineesche hond”.
Dat de chowchow in het begin van de twintigste eeuw een echte publiekstrekker is, blijkt uit de Zutphense Courant van 13 augustus 1903. In de Buiten-Sociëteit van Zutphen zal namelijk een hondententoonstelling plaatsvinden waarbij onder andere een chowchow, “een Chineesche hond, allermerkwaardigst dier”, is ingeschreven. De grote vraag luidt:
“Zal hij komen? Misschien niet, maar de commissie laat den eigenaar niet met rust; heden een briefkaart, morgen een telegram: chow-chow moet present zijn!”
De chowchow met zijn karakteristieke donkerblauwe of zwarte tong blijft tot de verbeelding van hondenliefhebbers spreken. Bij de hondententoonstelling van Cynophilia in het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt behaalde Beer, de zwartharige chowchow van mevrouw Van Heil-van Deth uit Deli (Sumatra) een eerste prijs. En dat was zeker niet de eerste keer dat het beestje tijdens zijn korte reis door Nederland een bekroning ten deel viel. Ook bij de in Rotterdam gehouden Internationale Jubileum-Hondententoonstelling van 1909 stal een chowchow de show. De hond ‘Kontjoe’ ging er met maar liefst drie belangrijke prijzen vandoor: de Kampioensprijs, de Eerste Prijs en de Speciale Prijs. De naam van deze hond lijkt een verbastering van de eigennaam van Confucius: Kong Qiu (spreek uit: Khoeng Tsjioe), bestaande uit de familienaam Kong en de “voornaam” Qiu. In China zou elk gebruik en zeker dit gebruik van die eigennaam destijds uitermate oneerbiedig zijn geweest. De naam Confucius is afgeleid van de beleefde titel Kong Fuzi, Meester Kong.
Hoe ver sommige hondenbezitters gingen om een hondententoonstelling te winnen wordt duidelijk uit het onderstaande krantenbericht uit het Algemeen Handelsblad van 4 juni 1907:
Het monster
De chowchow wordt steeds bekender en gewilder in Nederland en in kranten duiken met enige regelmaat advertenties op waarin chowchows te koop gevraagd of aangeboden worden. Heel even meende ik dat het artikel ‘Het Monster’ uit Het Vaderland van 26 januari 1929 mij het definitieve antwoord gaf op de vraag naar de herkomst van het hondenras chowchow. Hierin doet Garruli Filius, directeur van het Bureau van Verloren Preciosa, een beroep op de lezers om een verloren geraakte chowchow terug te brengen.
Het woord chowchow betekent volgens de opsteller van het stuk “Bloem van den Overkant” in het West-Chinees. Zou dat waar zijn? Bij nadere lezing bekroop me al snel het gevoel dat de lezer in de maling wordt genomen. Daarvoor zijn voldoende aanwijzingen: het beest heeft een “pochette geparfumeerd met ‘Suivez-moi, jeune homme!’”, draagt ondergoed met het merkteken “C.C.” en heeft “een goud geplombeerden voortand”. Grote kans dus dat ook de etymologie uit de duim gezogen is door cabaretier en journalist Luc Willlink (1887-1976), want hij was het die schuilging achter het pseudoniem Garruli Filius.
Pigeon-English
Voor de etymologie van de benaming van de hond lijkt het beter om onze blik te richten op de taal van het land, waar de chowchow zijn Europese entree maakte: het Verenigd Koninkrijk. Voor de Engelse woordenschat verlaten we ons uiteraard op de Oxford English Dictionary (OED) – naar eigen zeggen: “The definitive record of the English language”. Volgens Sir Henry Yule (1820-1889), die samen met Arthur Coke Burnell een woordenboek van Anglo-Indiase termen samenstelde (the Hobson–Jobson), zou het woord chowchow – niet de hondennaam – afkomstig zijn uit het ‘Pigeon-English’ (Pidginengels). Over de etymologie van chowchow kan de OED niets met zekerheid zeggen.
Drie betekenissen
Als zelfstandig naamwoord heeft het lemma chow–chow in de OED drie betekenissen. De eerste en oudste betekenis – voor het eerst aangetroffen in 1795 – luidt als volgt: “A mixture or medley of any sort; e.g. mixed pickles or preserves. Also, food of any kind. India and China.” De verkorte vorm chow komt sinds 1856 voor in Pidginengels en slang in Californië als aanduiding voor voedsel in het algemeen of voor een maaltijd.
De tweede betekenis is voor het eerst opgetekend in 1869 en komt voor in Australisch slang. Chow–chow is een van de vele denigrerende woorden om een Chinees aan te duiden. In de verkorte vorm chow zien we deze betekenis vanaf 1872 in gebruik komen.
Een Chinese gedomesticeerde hond is de derde betekenis van het woord chow-chow. De eerste bewijsplaats daarvan is aangetroffen in een werk uit 1886. Drie jaar later – in 1889 – wordt de verkorting chow aangetroffen voor de zwartharige of (rood)bruine hond met blauwzwarte tong.
De vraag rijst of er een relatie bestaat tussen de eerste twee betekenissen met voedsel en de laatste betekenis met hond. Ja, dat is heel wel mogelijk. De OED formuleert het bij veel westerlingen ongetwijfeld gevoelige onderwerp met de nodige omzichtigheid maar bij de tweede betekenis van chow staat toch echt het volgende te lezen: “This sense is supposed to be due to the use of the chow (‘the edible dog of China’) as food by poor Chinese.”
Sinoloog
Tot zover de Engelse lexicografen. Nu zijn etymologieën uit het Chinees vaak lastig omdat het Chinese schrift de klank van het woord niet aangeeft of alleen gebrekkig door middel van het zogenaamd fonetisch element. Bovendien kent het Chinees vele dialecten. Daarom leek het geraden een Nederlandse sinoloog om opheldering te vragen. Koos Kuiper was zo vriendelijk een en ander op een rijtje te zetten, maar hij zegt er direct bij dat over de Chinese oorsprong van chow en chowchow niets bekend is. Wat hieronder volgt is dan ook puur hypothetisch, met uitzondering van de opmerking dat chowchow een mooie naam is voor een schattige hond, ongeacht de betekenis.
Volgens hem is chow in de betekenis ‘eten, voedsel’ mogelijk een vorm van pidgin-Chinees, dus een vereenvoudigde vorm van Chinees die westerlingen gebruiken om met Chinezen te kunnen communiceren. (Dat is dus wat anders dan Pidginengels, een vereenvoudigde vorm van Engels die Chinezen gebruiken om met Engelsen te kunnen communiceren.) Het woord chao (in het Kantonees chaau) betekent ‘roerbakken’ en komt terug in uitdrukkingen als chaocai (Kantonees chaauchoi), ‘groenten of gerechten roerbakken’ of ‘roergebakken groenten of gerechten’. Een verbastering van dit woord is misschien de oorsprong van chowchow. Het woord chao komt ook voor in namen voor alledaagse gerechten als chaofan, ‘rijst bakken, gebakken rijst’, ‘nasi goreng’, en chaomian ‘bami bakken, gebakken bami’, ‘bami goreng’.
Omdat deze vorm van voedsel bereiden een van de simpelste en meest gebruikte kooktechnieken in China is, zou het voorstelbaar zijn dat westerlingen die een paar woorden Chinees hadden gehoord dachten dat chao het Chinese woord voor ‘eten, voedsel’ was. De andere betekenissen die het woord chow in het Engels nog meer heeft gekregen, zouden allemaal afgeleid kunnen zijn van dat ene woord chao (chaau) ‘roerbakken’.
Maar hoe komt het hondenras dan aan de dubbele naam chowchow? Kuiper sluit niet uit dat die reduplicatie samenhangt met het Mandarijn chou of het Kantonees chau, dat ‘lelijk’, ‘niet mooi’ betekent. Reduplicatie maakt in het Chinees de woorden ofwel intensiever of juist wat minder bruusk, en bij eigennamen schattig of lief; het komt ook veel voor in kindertaal.
De geredupliceerde vorm chauchau (Kantonees) of chouchou (Mandarijn) komt nog steeds voor als bijnaam voor een dier of voor iemand die een beetje lelijk gevonden werd: ‘lelijkerdje.’ Wat misschien ook een rol heeft gespeeld, is dat ouders voor hun kleine kinderen vroeger vaak juist afstotende namen gebruikten, om hen te beschermen tegen de afgunst van boze geesten. Het hondenras zou deze naam dan mogelijk hebben gekregen omdat een bepaalde hond die schattige eigennaam had.
Men kan zich voorstellen dat een westerling de eigennaam van die hond heeft gebruikt of opgevat als een soortnaam. In elk geval is chowchow niet de officiële naam die Chinezen zelf aan deze honden geven: zij spreken van een songshiquan, ‘pluizige leeuwhond’. Andere namen zijn xiongshiquan ‘beerleeuwhond’ en wangwangquan ‘wafwafhond.’
Op Baidu, de Chinese tegenhanger van Wikipedia, wordt beweerd dat de naam chowchow, die daar in karakters wordt geschreven als xiaoxiao 獢獢, zou zijn afgeleid van de Kantonese uitspraak van deze karakters; honden met deze naam zouden al 2000 jaar in China worden gehouden. Deze etymologie klopt echter niet om twee redenen. Ten eerste is in de grote woordenboeken geen bron te vinden voor de geredupliceerde naam xiaoxiao (Mandarijn uitspraak: siausiau). Er bestaat wel vanouds een woord xiao als naam voor een jachthond met korte snuit. Het karakter xiao 獢 wordt echter zeer zelden gebruikt en het staat niet in de gewone woordenboeken vermeld. Vermoedelijk kon de schrijver daardoor de uitspraak niet vinden en heeft hij het vervolgens verkeerd uitgesproken als qiaoqiao (uitspraak: tsjiautsjiau); deze verkeerde uitspraak is gebaseerd op het fonetisch element in dat karakter qiao 喬. Ten tweede – en dat is nog ernstiger – is de Kantonese uitspraak van deze karakters hiuhiu (uitspraak: hioehioe), wat helemaal niet lijkt op chowchow.
Nog meer theorieën
Ook liefhebbers van de chowchow hebben zich gebogen over de vraag waar de naam van hun favoriete hondenras vandaan komt. En ook onder hen heerst daarover onduidelijkheid. Verschillende sites geven verschillende antwoorden. Waar ze in overeenstemmen is dat ze bij hun verklaring niet verwijzen naar bronnen. Het is daarom lastig te controleren of de gegeven etymologie juist zou kunnen zijn.
Er is bijvoorbeeld een theorie die ervan uitgaat dat de naam samenhangt met het Chinese woord gou, dat ‘hond’ betekent. Volgens een andere bron zijn de meeste historici het erover eens dat de naam jargon is voor ‘curiositeiten’, omdat de chowchow een oriëntaalse curiositeit is. Daarnaast zijn er mensen die beweren dat het woord lang niet zo oud is als het hondenras zelf en dat de naam pas in Groot-Brittannië zelf is ontstaan. In China zou men het namelijk altijd hebben over een wonk (wel beschouwd als een verbastering van Kantonees wong gau, ‘gele hond’, in het Mandarijn huang gou). De chowchow zou zijn vernoemd naar de denigrerende bijnaam voor Chinees in de negentiende eeuw: chow.
Tot slot
Waar de naam chowchow precies vandaan komt, zullen we vermoedelijk nooit meer kunnen achterhalen. Is het een Chinese benaming voor hond? Een ander woord voor voedsel? Jargon voor curiositeiten? Of toch een bijnaam voor Chinezen? Of is het de Chinese aanduiding voor iets lelijks? Zo lang er niets vaststaat geef ik de voorkeur aan de meest tot de verbeelding sprekende – en uit de verbeelding komende? – etymologie van Garruli Filius: “Bloem van den Overkant”.
Grote dank ben ik verschuldigd aan sinoloog en tolk-vertaler Koos Kuiper, die waardevolle suggesties heeft gegeven op een eerdere versie van dit stuk en die een belangrijk aandeel heeft gehad in de paragraaf over de mogelijke Chinese etymologie van het woord.
Frans Wijgers zegt
Beste Roland,
Mooi onderzoek weer, dank! Ben zelf toch ook nog weer even gaan (wijs)neuzen. De etymologiebank geeft als basisdefinitie ‘zeker gerecht’. Ik ben bang dat dat klopt. Naar mijn mening heeft het door de Engelsen ontleende woord ‘chowchow’ (het hondenras) toch echt te maken met het eten (door Chinezen) van deze kleine honden, en dan met name van de puppy’s. Dat willen we liever niet als verklaring accepteren; sommigen zullen het onderstaande dan ook met een samengetrokken maag lezen.
“In China, there is not any use of dogs kept pure in their breed for any purpose either sporting or what is termed in England ‘fancy’, save and except the dog known as the ‘Chow-chow’, which is the one used for culinary purposes. The breed of this small dog is certainly kept by great numbers of the higher ranks of the Fokiens in a perfectly pure state, and considered by them as one of the greatest luxuries that can be brought to their tables, more especially the head, which they prefer curried to any other delicacy that can be offered to them. So much for the Mandarins and their admiration of ‘Chow-chow’!” Uit: ‘The Sporting Magazine’, London, July 1845.
Het OED stelt blijkbaar dat ‘poor Chinese’ ‘the edible dog of China’ eten, maar aanvankelijk waren dat dus juist ‘great numbers of the higher ranks’, die chowchows fokten om te dienen als bijzondere delicatesse.
“Chow-chow is another favourite word with the Chinese. When applied to little dogs and tender rats, and other delicate articles of food, it is spoken with great gusto”. ( … ). “The young puppies, esteemed a delicacy in the same way as lambs are in Europe, are brought for sale in cages or baskets, carried at the ends of a bamboo on the shoulders. These little animals are very pretty, with the wool often of a beautiful white colour, and if we could reconcile ourselves to the idea of eating their species at all, these would be the first morsels which we should feel inclined to swallow”. Uit: ‘The Fan-Qui, or foreigner in China, in 1836-7’, Charles T. Downing, London, 1840 (voorpublicatie 1838).
“Mulligatawney – soup, made of unborn calves’ meat and still-born foetoe (foetussen), in imitation of the Chinese ‘chow, chow’ or stewed puppy-dogs”. Uit: ‘Sportsman’s Slang Dictionary’, Jon Bee, London, 1825.
De Schotten staan eveneens bekend om hun curieuze culinaire voorkeuren. Het doet me ook denken aan het opeten (door dieren, en door sommige vrouwen) van de placenta na de bevalling. Moederkoek, dat is andere koek. Smakelijk eten vanavond, lezer dezes.
Frans Wijgers