Hebben films een grammatica? Wel volgens Dorit Abusch en Mats Rooth. In een nieuw artikel in het tijdschrift Linguistics & Philosophy leggen ze een klein stukje van die grammatica uit, en ze laten zien dat er overenkomsten zijn met de manier waarop in zinnen betekenis wordt gegeven.
Het gaat over sequenties als de bovenstaande. Ze komen zowel in films als in stripverhalen voor: Je ziet een persoon met haar ogen open. Daarna zie je iets anders. De interpretatie is gedachteloos en onmiddellijk: het tweede plaatje geeft weer wat de eerste persoon ziet.
Het kan ook in taal:
- Ik keek nog eens langs het troittoir en het boze jongetje kwam op me aflopen.
- Hij keek naar zijn moeder. Haar blauwe ogen gleden zacht over de kathedraal.
- “Kijk!” Fred draaide zich om. Jack stak de straat over en liep naar hem toe.
Ook hier wordt niet expliciet gezegd wat je als lezer wel zo interpreteert: de twee dingen staan niet zomaar naast elkaar, maar het tweede wordt gezien door de persoon die in de eerste zin wordt genoemd.
In het bijzonder, zeggen de schrijvers lijken filmsequenties meer op de eerste zin dan op de tweede zin:
- Karel zag Janneke de straat oversteken.
- Karel zag dat Janneke de straat overstak.
Hoezo? Die zinnen betekenen toch precies hetzelfde? Nee, niet precies. De tweede zin impliceert dat Janneke ook daadwerkelijk de straat overstak, maar de eerste zin heeft die implicatie minder sterk: Karel kan ook hallucineren. Gedocumenteerd aan de hand van een groot aantal filmscenes laten Abusch en Roots zien dat dit in filmsequenties ook aan de hand is: je neemt niet onmiddellijk aan dat het tweede beeld dat je ziet écht te zien is, maar houdt rekening met de mogelijkheid dat het een hallucinatie van de kijker betreft. (Er zijn films waarin je iemand ziet, en dan bijvoorbeeld een gruwelijk tafereel, dan weer het gezicht van de kijker, en dan een volkomen normaal tafereel: de kijker heeft zich vergist.)
Of neem dit verschil:
- Keisha zag dat er 231 krabbetjes over de grond liepen.
- Keisha zag 231 krabbetjes over de grond lopen.
- Keisha keek op, 231 krabbetjes liepen over de grond.
In de eerste zin is geïmpliceerd dat Keisha ook echt het aantal krabbetjes kende, maar in de andere twee komt het precieze aantal op naam van bijvoorbeeld de verteller. Keisha zag alleen maar een enorme hoeveelheid krabbetjes. Zoiets geldt ook voor films: je ziet per definitie allerlei details, maar daarmee is niet gezegd dat de kijker die ook allemaal in detail waarneemt.
Je kunt zeggen: dit is psychologie, maar het is psychologie van een bijzondere soort namelijk hoe we iets bezien dat zich in de tijd ontrolt – een gesproken verhaal, een stripverhaal, een film – en hoe we daar impliciet allerlei conclusies aan verbinden. Een grammatica dus – en wel één die, zoals Abusch en Roots laten zien, heel gemakkelijk kan worden
Gert de Jager zegt
Erg interessant, maar is het echt een kwestie van grammatica? De interpretatie lijkt me veel meer afhankelijk van de kennis van de (fictionele) wereld die in de voorafgaande sequenties is opgebouwd. Als Karel als een hallucinatoir type is geïntroduceerd, zou ik in beide zinnen beide mogelijkheden open houden. Ook los daarvan ervaar ik eigenlijk geen enkel verschil tussen de twee zinnen met Karel en Janneke.
In het voorbeeld daarna met de filmscènes is het toch het vervolg van de sequentie die maakt dat de kijker naar de film op zijn interpretatie terugkomt? Is er een grammatica denkbaar die dat eventueel zou voorkomen? Als dat niet zo is, is het toch geen kwestie van grammatica?
Ook de interpretatie van de zinnen met Keisha en de krabbetjes lijkt me afhankelijk van de context. In alle drie de gevallen kan Keisha met 231 krabbetjes op stap zijn gegaan en ze opeens op de grond zien lopen. Of kan een verteller ons attenderen op het belang van het getal 231. Een sequentieel vermoeden lijkt me bepalend voor de interpretatie van wat iets gelijktijdigs wordt gepresenteerd. De drie voorbeelden die je als eerste geeft, illustreren dan ook misschien niet echt het vervolg van het betoog. Hoe miniem het tijdsverloop ook is: in twee hoofdzinnen wordt een sequentie van gebeurtenissen gepresenteerd en daarmee vormt de eerste zin de context van de tweede.
Marc van Oostendorp zegt
Dat de context uiteindelijk je interpretatie bepaalt, geldt ook voor de aangehaalde zinnen. Cruciaal is dat zo’n interpretatie *mogelijk* wordt gemaakt door bepaalde structuren en niet door andere.
Robert Kruzdlo zegt
Hebben films een grammatica? Dat hangt ervan af naar welke film je kijkt. Is het bovenstaande onderzoek een bijzondere psychologie¿ Misschien een voorbeeld dat haakster staat dan haaks.
Het opvallende is dat schrijfster Duras, na afstand te hebben genomen van de subjectieve methodes van de ‘nouveau roman’, nu via vondsten in haar films tot een nieuw soort subjectiviteit is gekomen, namelijk de subjectiviteit van de schrijver/filmmaker. Op een unieke manier drukt ze haar mentale werkelijkheid in een zelfontwikkelde filmtaal uit. Voor schrijvers en filmers is haar werk een fascinerend voortgaan in ‘no man’s land’.
Ik zou graag ook mijn eerdere reactie hier willen opnemen, maar die ben ik nu kwijt.