Een volgende bijdrage aan de vernieuwing van het schoolvak Nederlands
In ons drieluik ten behoeve van de aanstaande vernieuwing van het schoolvak Nederlands richten we ons op het literatuuronderwijs en beantwoorden wij drie vragen: waarom is literatuuronderwijs van belang, wat onderwijzen we bij dit vakonderdeel en hoe doen we dat? In onze eerste bijdrage hebben wij betoogd waarom het belangrijk is om literatuuronderwijs te geven. Nu gaat het om de vraag wat er volgens ons in – goed – literatuuronderwijs aan de orde dient te komen. Het ‘hoe’ van dit literatuuronderwijs, de didactiek, zal in de derde bijdrage centraal staan.
Ons vertrekpunt in deze bijdrage is dat goed literatuuronderwijs, om het even voor welk schooltype, gebaseerd dient te zijn op de vier perspectieven die het Meesterschapsteam Nederlands presenteerde inBewuste geletterdheid in perspectief: kennis, vaardigheden, en inzichten(maart 2021).De kern van deze meesterschapsvisie is, dat leerlingen vanuit vier te onderscheiden perspectieven leren kijken naar de Nederlandse taal, literatuur en communicatie, te weten: A het systeemperspectief, B het individuele perspectief, C het sociaal-culturele perspectief, en D het historische perspectief. In Bewuste geletterdheid in perspectief zijn vanuit elk van die vier perspectieven de bijbehorende kennis, vaardigheden en inzichten globaal geformuleerd. Dit alles is verbindend beschreven, dat wil zeggen: gericht op het integreren van de verschillende onderdelen (‘domeinen’) van het schoolvak Nederlands.
Wel vinden wij het van belang ons te realiseren wat de vier perspectieven precies betekenen voor het literatuuronderwijs. Het ligt immers in de rede dat er bij de vakvernieuwing eindtermen geformuleerd zullen worden voor het domein literatuur. Het hiernavolgende overzicht is derhalve niet bedoeld om het literatuuronderwijs (als vanouds) te scheiden van de twee andere vakdomeinen, maar wél om het daarvan te kunnen ónderscheiden en wel zo dat de integratiemogelijkheden zichtbaar worden.
In het overzicht hieronder koppelen wij ieder van die vier perspectieven (A, B, C, D) aan de daarbij passende inzichten (linkerkolom) en concretiseren wij de inzichten met bijpassende vakinhoud (rechterkolom), zonder dat we de pretentie hebben daarin volledig te zijn geweest. De integratiemogelijkheden met de vakdomeinen taal en communicatie zijn oneindig, maar hebben we hier niet nader benoemd. Wij denken dat voor elk schooltype per perspectief te bepalen is welke inzichten en bijbehorende vakinhoud aan de orde kunnen komen.
Hoe de vakinhouden naar de didactiek vertaald kunnen worden, bespreken we in het derde en laatste deel van ons drieluik. Dat zal aan de hand van concrete (les)voorbeelden gebeuren, waarvan er al veel voorhanden zijn. Wij hopen dat ons overzicht uitnodigt tot constructieve opmerkingen, aanvullingen en alternatieven die de vakvernieuwing ten goede kunnen komen. Ook nodigen wij u uit om eigen lesvoorbeelden te delen in het discussieforum .
De termen literatuur, tekst en lezen moeten net als in onze eerste bijdrage worden begrepen in een ruime betekenis: ongeacht het medium is het gebruik van literaire taal en vormgeving de gemene deler. Aanduidingen als ‘lezer’ en ‘auteur’/’schrijver’ zijn genderneutraal bedoeld. Een belangrijke inspiratiebron voor ons vormde: Carol Atherton, Andrew Greene & Garry Snapper, Teaching English Literature 16-19. An Essential Guide. London/New York (Routledge) 2013. De auteurs van deze bijdrage zijn of waren lid van het Meesterschapsteam Nederlands. Erwin Mantingh is bovendien lid van de Vakvernieuwingscommissie Nederlands voor de bovenbouw.
Laat een reactie achter