Waarom gedichten van Joke van Leeuwen lezen?
Ik kan nu al uitzien naar een studie van het gehele werk van Joke van Leeuwen, hoewel bij mijn weten nog niemand begonnen is aan zo’n studie en dat werk trouwens ook hopelijk nog lang niet klaar is. Haar nieuwste bundel heet Aan tafels – eerder schreef Mathijs Sanders er al dit over, maar er kan niet genoeg over worden geschreven.
Volgens het achterflap is Aan tafels een ‘ononderbroken, sprankelend’ gedicht. Over dat ‘ononderbroken’ kun je wel steggelen. Op iedere rechterpagina van het boekje staan steeds eenentwintig regels in een losse vijfvoetige jambe. De toon ervan is hetzelfde en sommige elementen komen steeds weer terug, maar je kunt ieder van die bladzijden (links staat steeds een tekening van een stoel, gemaakt door de dichter) ook heel goed zelfstandig lezen. Het komt voor zover ik zie ook niet veel voor dat het begin van een bladzijde vaak teruggrijpt op het vorige blok.
Maar over het sprankelende kan geen enkele twijfel bestaan. Sprankeling is Joke van Leeuwens handelsmerk:
er zwerven kruimels op mijn houten
tafelblad dat nu geen kind meer
aanziet als een dak waaronder het
bevleesde benen van gegroeiden kan
beschouwen, terwijl die boven tafel
in een krant gelezen woorden ijverig
de mond uit stoeien – dat reeën
door de lege straten liepen, dat
wilde zwijnen darden door een berm
dat eenden zonder bloed een plein
innamen – dat flitsbezorgers door
de stille straten schoten, kubussen
vol dringend aangevraagde bakjes
onvermogen, door vreemden
toebereid vertrouwds, gestoomde
fletse hulzen, flesjes mooie droom
in alcohol – voordeuren bleven
dagen in het nachtslot steken en
uit de kasten kwam wat jarenlang
was meegesjouwd, wat was
vergeten, wat opnieuw bekeken
Aan tafels is een gedicht dat onder andere over lockdowns en corona gaat, over de lockdowns (waarin deuren dus bijvoorbeeld dagen in het nachtslot bleven steken), en tegelijkertijd over de ouderdom en de herinneringen. Het gedicht is, of de gedichten zijn, gecentreerd rondom tafels, en naast die tafels staat dus steeds een tekening van een stoel.
De onaffe zinnen, het heen en weer springen, de pentekeningen van stoelen – ze geven het boekje iets heel intiems. Je zit echt aan tafel bij iemand die honderduit vertelt, die de wereld beschrijft. Iemand die misschien zeventig is – de ik in het gedicht is zeventig, net als de dichteres – maar die meer sprankelt dan menig ander.
Sprankelend is de herinnering aan het moment dat kleine kinderen nog onder de tafel ging zitten. Wie heeft daar als kind niet gezeten, wie heeft er daar geen kinderen bij de bevleesde benen gehad? Maar het gaat natuurlijk vooral om termen als bevleesde benen: nooit heb ik het ergens gelezen, meteen weet ik wat er bedoeld is, en al snel begrijp ik niet hoe het kan dat ik die term nog nooit nodig had.
En dan is het nog niet klaar, want het zijn niet zomaar bevleesde benen, maar bevleese benen van gegroeiden, ook weer een woord waarvan het onbegrijpelijk is dat het niet gewoon een gangbaar woord is voor volwassenen, terwijl het tegelijkertijd een kinderwereld oproept waarin alles onder zo’n tafel spannend is.
En dat is nog maar één regel, en dan moeten die, er half op rijmende regels over mensen die ‘in een krant gelezen woorden de mond uit stoeien’. Die boven de tafel zouden nooit gegroeiden zeggen, nee, die gebruiken de woorden die ze in de krant hebben gelezen. En toch: ze gebruiken die woorden niet zomaar, ze stoeien ze hun mond uit.
Een beeld van groot geluk, aan alle kanten van de tafel.
Onmiddellijk erna wordt geschakeld naar een ander, recenter, verleden, dat van de lockdown, dat je idyllisch zou kunnen lezen, met die wilde zwijnen, maar door de flitsbezorgers met hun bakjes onvermogen ook wel iets grimmigs krijgt. Zij het dat grimmig, door ook weer die bijzondere en rake woordkeuze, iets bijzonders krijgt.
Ik geloof dat dit een belangrijke reden is om Joke van Leeuwen te gebruiken: ze benoemt doodgewone dingen op een ongebruikelijke manier met doodgewone woorden, en daardoor zie je het allemaal net wat anders. De lockdowns, die hebben we allemaal doorgemaakt, maar zo verwoord was het achteraf allemaal veel sprankelender dan we toen dachten.
Ben van Melick zegt
Voor Marc van Oostendorp
Onder de titel Over alle grenzen heen verscheen in 2016 in de essayreeks bij uitgeverij Huis Clos een verkenning van het werk van Joke van Leeuwen (55pp) van de hand van Lizet Duyvendak, toentertijd universitair hoofddocent Letterkunde aan de Open Universiteit.
Robert Kruzdlo zegt
Leuk om te lezen: https://www.propriacures.nl/2020/10/joke-van-leeuwen-is-de-volwassenenliteratuur-ontgroeid-kidlit/