De Nederlandse grammatica laat toe dat voorzetsels (in de voorbeelden onderstreept) worden samengetrokken:
- Fotograaf Ralph Roelse begaf zich voor _ én achter het podium. (vice.com)
- Helaas krijgen veel sporters tijdens _ of na het sporten last van hoofdpijn. (duursport.nl)
Het liggend streepje geeft aan dat er een zinsdeel ‘ontbreekt’, dat gemakkelijk aangevuld kan worden, al geeft dat een buitengewoon houterig resultaat:
- Fotograaf Ralph Roelse begaf zich voor het podium én achter het podium.
- Helaas krijgen veel sporters tijdens het sporten of na het sporten last van hoofdpijn.
Voorzetseluitdrukkingen laten evengoed samentrekking toe, ook met gewone voorzetsels (7):
- Geen van de partijen is op grond van of in verband met deze Overeenkomst aansprakelijk (marketingplatform.google.com)
- De focus is interdisciplinair, met inbegrip van – maar niet beperkt tot – vertaalstudies, museumstudies en culturele studies. (ugent.be)
- (we zoeken een) camping in de buurt van of in Berlijn (caravanforum.nl)
Voorzetselvoorwerpen laten in het algemeen geen samentrekking toe:
- *Hij denkt over _ of aan de vakantie (bijdrage PA Coppen van 19/08/2019 aan Neerlandistiek)
De Cambridge Grammatica van het Engels komt via een andere redenering tot dezelfde conclusie: woorden zijn moeilijker te coördineren naar mate ze meer ‘gegramatizeerd’ zijn, meer een functiewoord-karakter vertonen. De voorzetsels tonen nogal wat variatie daarin, de voorzetsels die hun semantiek geheel ontlenen aan het woord waarvan ze afhankelijk zijn (dol op, talen naar), met andere woorden de voorzetselvoorwerpen, zitten aan de functiewoord-kant van het spectrum, en zijn dus het moeilijkst samen te trekken. Over voorzetselvoorwerpen zullen we het hier dan ook niet meer hebben.
Voorzetsels met een afwijkend complement (ten, ter, per) kunnen niet worden samengetrokken.
De Algemene Nederlandse Spraakkunst wijst op het bestaan van volgordevoorkeuren: na of voor de maaltijd is niet ongrammaticaal, maar taalgebruikers prefereren voor of na de maaltijd; onze corpora bevestigen die preferenties. Ze lijken te passen in algemener geobserveerde voorkeuren (Cooper & Ross 1975) zoals ‘dichtbij komt voor ver weg’ (voor of achter het huis), ‘positief komt voor negatief’ (met of zonder jas) enz.
Er is één belangrijke fonologische restrictie op samentrekking van voorzetsels: het voorzetsel te kan niet participeren in samentrekking, omdat samentrekking van woorden met alleen een schwa in het Nederlands onmogelijk is. Vergelijk:
- *een camping in de buurt van of te Berlijn (cf. 7)
- Hij en zij
- *Hij en ze
In Belgisch ambtelijk proza kan samentrekking met te tot onze verbazing overigens wel:
- Het reglement treedt in werking na overmaking ter kennisgeving aan de Vlaamse Overheid, Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Departement Mobiliteit en Openbare werken en aan de griffie van de politierechtbank van en te Leuven. (www.oud-heverlee.be/)
Voor ons Nederlanders is dit soort zinnen onacceptabel.
Als voegwoorden die voorzetsels kunnen coördineren, vonden we vooral en (o.a. 1) en of (o.a. 4). Maar (vanwege de polariteitseisen die dit voegwoord stelt, vooral in combinatie met niet (6), of met zonder als een van de leden van de samentrekking), noch … noch, dan wel (danwel)en in plaats van komen ook voor. Andere nevenschikkers als dankzij, dus, en behalve lijken onmogelijk:
- Politiek café Nieuwegein over, maar zonder Job Cohen. (rtutrecht.nl)
- Ik ben noch voor, noch tijdens, noch na mijn studententijd door enige sanctie of maatregel getroffen (volkskrant.nl)
- Van de gestelde misleiding door de ondernemer op dit punt, voor dan wel tijdens de opleiding, kan dan ook geen sprake zijn (www.degeschillencommissie.nl)
- Praat mét in plaats van over de boeren (barneveldsekrant.nl)
- *in dankzij boven
- *in dus in de buurt van
- *in de buurt van behalve in
Coördinatie van voorzetsels blijkt in de geraadpleegde corpora overigens niet heel vaak voor te komen, en de meeste gevallen zijn dan nog idiomatische verbindingen als om en nabij en vooral tot en met, die niet langer als samentrekking te analyseren zijn:
- in Friesland heeft de mond- en klauwzeerepidemie een schade aangericht van om en nabij de tachtig miljoen gulden (CGN)
- * in Friesland heeft de mond- en klauwzeerepidemie een schade aangericht van om de tachtig miljoen gulden en nabij de tachtig miljoen gulden
- hij heeft tot en met augustus zeg maar niet gewerkt (CGN)
- * hij heeft tot augustus zeg maar niet gewerkt en hij heeft met augustus zeg maar niet gewerkt
Het woord respectievelijk wordt doorgaans niet gecategoriseerd als een nevenschikkend voegwoord, maar ook daarmee kunnen wel voorzetsels worden samengetrokken, met name in formeler proza:
- Kan het College ons voorzien van vergelijkende cijfers betreffende dierenmishandeling voor respectievelijk tijdens de coronacrisis? Zo nee, waarom niet? (nijmegen.partijvoordedieren.nl)
Voegwoorden kunnen ook vergezeld worden door focuspartikels zoals ook en zelfs:
- Deze hanekam verwijdert makkelijk stof onder, maar ook achter meubels! (https://www.deventerborstelwinkel.nl/)
- Kleine ondernemers hard geraakt door coronacrisis: groot aantal zit op en zelfs onder bijstandsniveau. (dvhn.nl)
Gecoördineerde voorzetsels kunnen ook voorkomen met R-pronomina (voornaamwoordelijke bijwoorden) maar veel geconstrueerde voorbeelden vinden we niet bepaald fraai:
- RouteLint is een extra hulpmiddel voor machinisten dat informatie geeft over de positie van de trein en wat zich daar voor en achter bevindt (spoorpro.nl)
- ? daarvoor en na is er flink gevochten
- ? waaronder of -achter had je je verborgen?
- ? daarnaast en –achter zetten we pioenrozen
- ? waar ik allemaal niet boven en onder gewoond heb, dat wil je niet weten
Voorzetselgroepen kunnen alleen gecoördineerd worden als ze een vergelijkbare semantische rol vervullen:
- In de tuin of achter het huis (bepalingen van plaats)
- Tijdens de maaltijd of voor het slapengaan (bepalingen van tijd)
Voorzetselgroepen met een verschillende rol worden doorgaans niet met een voegwoord met elkaar verbonden:
- We zagen tijdens de maaltijd (*en) in de tuin een egel
- Ik heb voor het slapengaan (*en) achter het huis gezeten
Gecoördineerde voorzetsels moeten een vergelijkbare semantische rol vervullen, anders is het resultaat ongrammaticaal of vreemd:
- Voor of achter het huis (voor kan alleen locatieve betekenis hebben)
- Voor en na de oorlog (voor kan alleen temporele betekenis hebben)
Je zou denken dat je in het Duits (of het Latijn of het Fins of het Baskisch) geen voorzetsels kunt coördineren die verschillende naamvallen regeren. Voor het Duits geldt dat in elk geval niet.
Duden schrijft namelijk (§ 1424):
Bei Reihungen mit unterschiedlichen Präpositionen müssen Nominalphrasen nur einmal gesetzt werden (a). Dies gilt auch, wenn die Präpositionen unterschiedliche Kasus verlangen (b). Wenn sich die Nominalphrasen deswegen voneinander unterscheiden würden, richtet sich die Nominalphrase nach der näher stehenden Präposition (c):
(a) Die Kinder spielen vor -, neben – und hinter dem Haus
(b) mit – oder ohne Gepäck; mit – oder ohne uns
(c) mit – oder ohne Kinder / ohne – oder mit KindernDie Einsparung unterschiedlicher Artikel wird aber meist vermieden:
(d) die Übersetzung aus der – und in die englische Sprache
Afleidingen of operaties
In syntactisch opzicht is nevenschikking een betrekkelijk ongevoelig proces. Er kan veel – met name constituentgrenzen spelen nauwelijks een rol in openlijke of verborgen voeging. Ongrammaticaliteit doet zich vooral voor als de nevenschikking niet op twee (of meer) aanvaardbare en interpreteeerbare reeksen kan worden herleid. (Hieronder worden de klaarblijkelijk beoogde nevengeschikte frases omhaakt).
- * Ze gaan [voor die klus Esmeralda] en/of/maar [voor deze] oproepen
De onwelgevormdheid of onmiskenbare weeffout zit hier niet in de syntactische structuur ter linker- of rechterzijde van het voegwoord op zich. Het ongerijmde komt vooral daaruit voort dat het rechter lid voor deze, wanneer ingebed in de flarden buiten de nevenschikking, geen zin oplevert die parallel aan de inbedding van het linker lid interpreteerbaar is. (39) maakt dit expliciet. Zin (40) laat zien dat de woordgroep voor deze oproepen op zich bruikbaar is in nevenschikkingen.
- # Ze gaan voor die klus Piet oproepen en/of/maar ze gaan voor deze oproepen
- Ze gaan Piet [niet voor die klus] maar [voor deze] oproepen
Er is hier meer over te zeggen en al veel meer over gezegd, maar de kern van de kwestie lijkt deze: nevenschikking faalt eerder op de interpreteerbaarheid van de zin dan op lokale constructiefouten. Laten we daarom con- of disjunctief ongemak vooral ook bezien als semantisch/pragmatisch van aard, en niet hoofdzakelijk als syntactisch.
Dat komt goed uit wanneer we naar de nevenschikking van voorzetsels kijken. Er is geen goede reden te bedenken die een configuratie P conj P op voorhand verdacht maakt, terwijl er veel ongemakkelijke nevenschikkingen van adjunctief gebruikte voorzetsels te bedenken zijn:
- ? Ze willen bijen ondanksde uitspraak demonstreren
- ? Ze hadden beter naar aanleiding van of in de nota kunnen protesteren
- ? De deskundigen hebben het verzet na en ten gevolge van de nota nooit doorgrond
Wie ons oordeel over het ongemak van deze nevenschikkingen deelt, bedenke dat de reconstructie van interpreteerbare zinnen in (41)-(43) geen probleem is (op polariteit van nevenschikking in non-veridicale domeinen na (cf. (42) vs. (44)), naar dat is hier niet aan de orde):
- Ze willen bij de uitspraak protesteren en ze willen ondanks de uitspraak demonstreren
- Ze hadden beter naar aanleiding van de nota kunnen protesteren of/en ze hadden beter in de nota kunnen protesteren
- De deskundigen hebben het verzet na de nota nooit doorgrond en de deskundigen hebben het verzet ten gevolge van de nota nooit doorgrond
Verder lijkt het ongemak van de nevengeschikte voorzetsels in (41)-(43) niet te verhalen op de semantische beperking, benoemd door Postal (1971), die overlappende verwijzingen van leden van een nevenschikking als bron van ongerijmdheid aanwijst:
- ? ons en/maar/of mij
- ? bloemen en/of/maar tulpen
- ? sporten en/of/maar golfen
Dergelijke nevenschikkingen verstoren de interpretatie van elke zin waarin ze voorkomen, tenzij men erin slaagt in de context de leden als onafhankelijk verwijzend te duiden, dan wel de nevenschikking in de sfeer van correctie of ironie te brengen.
- niet ons maar mij
- bloemen maar – beter – vooral tulpen
- sporten of golfen
Met onwelgevormdheid heeft Postals beperking natuurlijk niets van doen. Maar daarmee is het nog geen verklaring voor de ongerijmdheden in het prepositionele vlak. Er is weinig reden om de problemen in de nevenschikking van voorzetsels in het algemeen te verhalen op gebrek aan verwijzend onderscheid.
De semantiek van preposities is echter niet plat. Het ligt voor de hand adjunctieve voorzetsels te interpreteren als functies van DP-verwijzingen – gegeneraliseerde kwantoren – naar locaties, instrumenten, periodes en wat al niet meer door bijwoordelijke bepalingen in een zin kan worden aangevoerd. De diversiteit hier is onder meer tot uitdrukking gebracht in de adverbiale cartografie van Cinque, en overigens ook in elke schoolgrammatica van een taal met adjunctieve dimensies. Ieder individueel voorzetsel introduceert een bijzondere, mogelijk zelf unieke functie naar het veld waarop het zich richt. Onder deze aanname kan een nevenschikking van voorzetsels twee gedaantes aannemen: de voorzetsels verwijzen in hetzelfde veld, als in (53), dan wel in klaarblijkelijk verschillende velden, als in (54).
Deze eenvoudige voorbeelden laten al zien waar de schoen wringt: niet zozeer bij de nevenschikking van gelijkaardige voorzetsels maar bij de nevenschikking van voorzetsels met verschillend bereik, als in (41)-(43). Alhoewel bij gelijksoortigheid overlap in de verwijzingen denkbaar is, lijkt Postals beperking hier niet zonder meer van toepassing. Voorzetsels en prepositionele frases vormen een min of meer gesloten en gestructureerde klasse, waarin elk lid een herkenbare functie vertegenwoordigt. Alleen platte, al dan niet contextueel afgedwongen, synonymie of onmiskenbare referentiële overlap kan een nevenschikking semantisch verstoren, in de geest van Postal:
- ? Er lagen enkele knikkers in en binnende krijtcirkel
- ? Wie tijdens of midden inde voorstelling binnenkomt, wordt geweerd
Onder dit gezichtspunt lijkt het interpretatieprobleem bij ongelijksoortige voorzetsels nog moeilijker te duiden. Dergelijke voorzetsels verwijzen immers bij definitie in gescheiden velden, en referentiële overlap is dan simpelweg niet aan de orde. De problemen lijken daar juist van doen te hebben met gebrek aan semantische verwantschap.
Om toch de stuitende ongerijmdheid van nevenschikking van ongelijksoortige voorzetsels te benoemen, zijn tenminste twee opties voorhanden:
Ongelijksoortige adjunctieve voorzetsels verzetten zich tegen nevenschikking omdat ongelijksoortige adjuncten stapelbaar zijn en zich verzetten tegen nevenschikking
Ongelijksoortige voorzetsels verzetten zich tegen nevenschikking omdat de nevenschikkers niet interpreteerbaar zijn op heterogene domeinen
Derivationele ongerijmdheid berust op de aanname dat de nevenschikking van voorzetsels – in ieder geval semantisch – is afgeleid van de nevenschikking van volle adjuncten. De nevenschikking van ongelijksoortige adjuncten is eigenlijk afwijkend, zoals (34) en (35) laten zien. Om twee of meer ongelijksoortige adjuncten in een zin elk een deugdelijke bijdrage aan de interpretatie te laten leveren, hoeven ze niet nevengeschikt te worden; zie (59) hieronder. Voor de interpreteerbaarheid van zinnen met vrije adjuncten, is stapeling van die bepalingen voldoende. De nadrukkelijke nevenschikking van ongelijksoortige adjuncten lokt eerder een interpretatie als nevenschikking van onafhankelijke proposities uit. Gelijksoortige adjuncten daarentegen moeten zelfs nevengeschikt worden om interpreteerbaarheid te garanderen: (60) heeft geen eenduidige interpretatie, (62) wel. Preciserende of corrigerende nevenschikkingen met en wel, of beter of maar niet kunnen overigens elke kombinatie van adjuncten redden; nevenschikking van voorzetsels alleen is dan evenwel niet aan de orde; cf. (63), (64).
- In Reuver heeft tijdens de voorstelling iemand zitten zieken met een megafoon
- ? In Reuver en tijdens de voorstelling of met een megafoon heeft iemand zitten zieken
- # In Reuver heeft men de voorstelling moeten afbreken in andere plaatsen
- In Reuver en op andere plaatsen heeft men de voorstelling moeten afbreken.
- In Limburg heeft men een voorstelling moeten afbreken, en wel in Reuver
- Op enkele plaatsen in Limburg, maar niet in Belfeld, heeft men voorstellingen af moeten gelasten
Derivationele ongerijmdheid lijkt hiermee een redelijke omschrijving van de impasse bij de koppeling van ongelijksoortig verwijzende voorzetsels: gereduceerde nevenschikking wringt als er geen volle nevenschikking aan ten grondslag kan liggen.
De tweede optie beziet een nevenschikking van functionele elementen als zelfstandig verwijzend, d.w.z. als de interpretatie van een complex voorzetsel. In het geval van ongelijksoortig verwijzende voorzetsels is zo’n interpretatie niet voorhanden, op grond van de volgende redenering. Nevenschikkers betekenen een algebraïsche, dus constructieve operatie op een verzameling, die bij definitie de soortelijkheid van de operanda in de afbeelding behoudt. Als A en B elk verwijzen in soortelijkheid S, dan verwijst A en/of maar B ook in S. Voor de domeinen van proposities en predicaten zijn conjunctie en disjunctie betekenismatig gelijk te stellen aan respectievelijk doorsnede en vereniging van verzamelingen. Dergelijke constructieve operaties zijn niet gedefinieerd voor heterogene verzamelingen, d.w.z. verzamelingen met ongelijksoortige leden: appels plus peren laten zich noch tot appels noch tot peren optellen. De doorsnede van methodes en plaatsen, bijvoorbeeld, is niet zozeer leeg of nul, maar veeleer niet-construeerbaar. Het ongemak van de nevenschikking van ongelijksoortige voorzetsels weerspiegelt daarmee de (haast onwelgevormde) ongerijmdheid van lange extractie uit bijvoorbeeld negatieve eilanden:
Szabolcsi en Zwarts (1997) betogen dat de lange extractie hier in de problemen komt om algebraïsche redenen. In links-perifere positie wordt het domein van methodes (hoe-denotaties) door de tussenkomt van geen interpretatief onderworpen wordt aan complementatie, een van semantische verschijningsvormen van negatie. Het complement van een methode is evenwel niet ook een methode. Niet zo en zo niet zijn immers geen bevredigende antwoorden op de vraag hoe?, net zomin als niet ik een vraag wie? kan uitputten. De op afstand gezette methodische kwantor hoe is simpelweg niet interpreteerbaar onder het regime van complementatie. Exit een vrije, context-onafhankelijke, interpretatie van de methodes in (65). Voor de moeizame duiding van nevengeschikte ongelijksoortige voorzetsels kan een vergelijkbare gedachtegang worden opgezet. Volgens deze introduceert de nevenschikker een algebraïsche operatie (multiplicatief/doorsnede-achtig of additief/verenigings-achtig) die op het gecombineerde, heterogene verwijzingsdomein van de voorzetsels niet construeerbaar is. Exit een vrije interpretatie van nevengeschikte maar ongelijksoortige funktoren in (41)-(43) en (54).
Algebraïsche ongerijmdheid als verklaring voor het interpretatieve ongemak van gevoegde ongelijksoortige voorzetsels vooronderstelt dat het proces van nevenschikking zelf niet aan bijzondere combinatorische beperkingen onderhevig is. Dat is de klassieke casus van bijvoorbeeld categoriale grammatici voor de wenselijkheid van een flexibele constituentstructuur, te bereiken via berekende categoriale veelvormigheid. In die benadering hebben voegwoorden geen vaste categorie, maar wordt hun combinatorische type afgeleid van de leden in een welgevormde nevenschikking. Als een PP in een zin ter interpretatie type << a,t>, <a,t>> nodig heeft, komt het betrokken voorzetsel het type <<<e,t>,t>, << a,t>, <a,t>>> toe. Met dat type, afgekort tot p, explodeert een nevenschikker van dergelijke voorzetsels tot het combinatorische gedrocht <<p, p>, p> – een afbeelding van twee functies-van-kwantoren-naar-modificaties-over-type-a op een (nieuwe) functie van kwantoren naar een modificatie over uitdrukkingen van type a. Die nieuwe functie moet dan wel definieerbaar zijn, en dat gaat dan weer een stap verder dan de typen-logische verheffing. Dat is immers veeleer een modelmatige kwestie, een kwestie van soortelijkheid.
De grammatica hoeft natuurlijk niet te kiezen tussen derivationele en algebraïsche ongerijmdheid als grondslag voor de verklaring van ongemakkelijke nevenschikking. Toch zijn deze alternatieven zelf in grammatisch opzicht uiteenlopend. Derivationele ongerijmdheid (57) bouwt op een ander concept van nevenschikking dan algebraische ongerijmdheid (58). Het verschil zit in het primaat van de zin als semantische arena, tegenover de emancipatie van betekenisvolle operaties op (delen van) zinsdelen. Er is evenwel geen noodzaak om dit als een onoverbrugbare tegenstelling te zien. In alle hoeken van de grammatica – en Frank heeft er heel wat verkend – bestaat de neiging de klassen van combinatorische operaties te beperken. In zo’n reductionistische aanpak is maar ruimte voor een beperkt aantal – in limiet: 1 – conjuncties en idem disjuncties. Van disjunctie is al vaker vastgesteld – bijvoorbeeld door Hoeksema (1988) – dat die nauwelijks ambigu is tussen sententiële en frasale interpretatie: frasale disjunctie laat zich gemakkelijk herleiden op een disjunctie van zinnen (met inachtneming van polariteits-en-veridicaliteits-effecten als in (42) vs. (45)). Het samenvallen van het standaard disjunctief voegwoord met het propositioneel vraagpartikel in het Nederlands (of), Turks (mi), homerisch Grieks () en andere talen, wijst ook op zinsgerichtheid van de disjunctie. Van de conjunctie weten we dat die weliswaar vreemde kostgangers toegedicht worden – zoals de beruchte groepsvorming – maar alleen universeel voorkomt op zinsniveau, als boolese operatie. In het nevenschikkingsveld dat hier aan de orde is, strekt de semantische impasse zich gelijkelijk uit over disjuncties en conjuncties. De minst ingrijpende verklaring voor het ongemak van bij en ondanks c.s. roept daarom geen overdaad aan frasale nevenschikkingen aan, maar stoelt op de doorzichtigheid van nevenschikking op zinsniveau. Op dat niveau is de expliciete voeging van ongelijksoortige, volle adjuncten misplaatst, zoals onder meer (34) en (35) hierboven laten zien. Die constatering is niet strijdig met de gedachte waaraan algebraïsche ongerijmdheid ontspruit: heterogene domeinen zijn combinatorisch inert. Wat onder dat gezichtspunt aan ongelijksoortige voorzetsels wordt toegedicht, geldt immers ook voor volle ongelijksoortige bepalingen: ze passen niet in een algebraïsch harnas. Derivationele en algebraïsche ongerijmdheden komen zo samen in de nevenschikking van ongelijksoortige voorzetsels. De nevenschikking van bijwoordelijke voorzetsels 0 is uit omdat nevenschikking van bepalingen in zin (67) zo goed als onwelgevormd is vanwege onbepaalbaarheid van de additieve operatie over plaatsen en methodes in (68). Deze zin is alleen te redden als het tweede disjunct ook een locative uitleg kan krijgen, of het eerste disjunct een instrumentele; dat vergt ijzeren fantasie, maar wordt wel uitgelokt door de interpretatie (68).
- # achter of met behulp van
- ?* [Achter de trekker] of [met behulp van de melkrobot] staat Anna te protesteren
Het laatste woord is hiermee – vrezen wij – nog niet gezegd. Dat laten we graag aan en/of voor Franks studenten.
Verwijzingen
Cinque, G. and L. Rizzi. The Cartography of Syntactic Structures. Studies in Linguistics 2, 43–59. 2008.
Cooper, W. E. and J. R. Ross. World Order. In Papers from the Parasession on Functionalism, 63–111. Chicago Linguistic Society. 1975.
Die Grammatik. 9. Auflage. Duden. 2016.
Haeseryn, W. e.a. (red.). Algemene Nederlandse Spraakkunst. Geraadpleegd via https://e-ans.ivdnt.org/.
Hoeksema, J. The semantics of non-boolean “and”. Journal of Semantics 6, 19-40. 1988.
Huddleston, R. and G. K. Pullum. (eds.) The Cambridge Grammar of the English Language. Cambridge University Press, 2002.
Postal, P. Cross Over Phenomena. MIT Press. 1971.
Szabolcsi, A. and F. Zwarts. ‘Weak islands and an algebraic semantics for scope taking’. In: A. Szabolcsi (ed.), Ways of scope taking. 217-262. Kluwer Academic Publishers. 1997.
Dit stuk is geschreven voor een huldebundel voor Frank Van Eynde, die gisteren in een oplage van één exemplaar verscheen
Anneke Neijt zegt
Misschien heb ik eroverheen gelezen – maar wie of wat is Frank?
Verder: nevenschikkingen zijn alleen mogelijk bij gelijksoortige woorden of woordgroepen. Vormt die beperking niet de verklaring voor de verschillen in acceptabiliteit?
Bij zin 38 “* Ze gaan [voor die klus Esmeralda] en/of/maar [voor deze] oproepen”: nevenschikking is juist wel gevoelig voor constituentschap. De nevengeschikte delen moeten constituenten zijn, geen reeksen van constituenten.
Jelke Bloem zegt
“Dit stuk is geschreven voor een huldebundel voor Frank Van Eynde, die gisteren in een oplage van één exemplaar verscheen”
Hij is hoogleraar algemene en computationele linguistiek in Leuven, en ging onlangs met emeritaat.