Er zijn verontrustende tekenen dat de groei van de wetenschap aan het vertragen is. Er is nu ook een nieuwe aanwijzing voor: in een artikel in Nature laten de onderzoekers zien dat er in verschillende vakgebieden (van de natuurwetenschappen) steeds minder onderzoek is dat de zaken totaal op zijn kop zet , ‘disruptief onderzoek’, zoals de auteurs het noemen.
De onderzoekers hebben de computers laten kijken naar 45 miljoen wetenschappelijke artikelen en bijna 4 miljoen patenten. Ze hebben, vind ik, wel een aardige manier gevonden om automatisch te bepalen of een artikel inderdaad ‘disruptief’ is: het zorgt er dan voor dat latere artikelen minder terugverwijzen naar de eerdere literatuur. Ook gebruiken ze meer nieuwe terminologie dan eerder werk. Maar dat alles gebeurt dus steeds minder, althans naar verhouding: terwijl er steeds meer gepubliceerd wordt, blijft het aantal disruptieve artikelen in absolute aantallen min of meer gelijk. Wat dus betekent dat hun relatieve aandeel steeds kleiner wordt.
Wat dit effect precies verklaart weten de onderzoekers niet zeker. Het kan, zeggen ze, niet liggen aan bijvoorbeeld het idee dat de grote ideeën al geweest zijn – dat is onwaarschijnlijk omdat ze een aantal verschillende wetenschappen hebben onderzocht, die het effect allemaal tegelijkertijd hadden. Bovendien is er dus nog steeds wel disruptie, het speelt alleen een veel kleinere rol in de literatuur. Ze zoeken de verklaring daarom uiteindelijk in het feit dat onderzoekers een steeds kleiner deel van de literatuur lezen – hyperspecialisatie maakt dat mensen zich terugtrekken in een eigen klein domein en dat nieuwe ideeën veel minder worden uitgewisseld tussen domeinen. Het gaat zelfs nog iets verder: binnen ieder domein gaan onderzoekers steeds meer dezelfde werken citeren.
Het is dus steeds meer een kleine groep artikelen die gelezen en geciteerd wordt. Zo kunnen vakgebieden exploderen in aantallen artikelen, terwijl ze tegelijkertijd niet meer, en mogelijk zelfs minder, nieuwe opzichten opleveren.
Er moet, zeggen de onderzoekers, meer tijd zijn voor kwaliteit – onderzoekers moeten meer, en verschillender, zaken lezen en ze moeten ook de mogelijkheid krijgen om zich ruimer in allerlei onderwerpen te onderzoeken. Dat zijn waarschijnlijk zaken die iedereen die bij het wetenschappelijk bedrijf betrokken is, ook allang weet: er wordt veel te krampachtig gegokt op onderzoekers die het ene artikel na het andere de wereld in gooien zonder ooit de tijd te nemen nog te lezen – en zich dan alleen richten op een handvol topauteurs in een paar ‘belangrijke’ wetenschappelijke tijdschriften in ‘het eigen’ vakgebied.
Het betekent dat het werk van de onderzoeker avontuurlijker moet worden: je kunt niet alles lezen, maar je moet wel regelmatig andere dingen lezen dan je gewend bent, nieuwe ideeën ontdekken. Het is een te belangrijk deel van het huidige ethos dat je een professional bent, bezig met een kleine groep medespecialisten. We draaien daardoor steeds meer in rondjes rond.
Op Mastodon wijst iemand me op deze kritische blogpost over het artikel in Nature.
Weia Reinboud zegt
Wat misschien ook meespeelt: citateritis. Zit je in een of ander vakgebied en wil je daarin iets bijdragen, dan word je geacht alles wat ermee te maken heeft te hebben bekeken. Literatuurlijsten worden dan vanzelf langer maar ook blijft je energie eindig en zal vanzelf het bestreken gebied kleiner moeten worden.