Waarom Aleksandr Poesjkin lezen?
Aleksandr Poesjkin was een nationalist, ‘pan-Slavistische kolonialist’ en ‘een voorloper van Nikita Michalkov, de pro-Poetin regisseur’. Dat schreef de slavist Arie van der Ent, die in Oekraïne woont, een paar maanden geleden in een ingezonden brief in NRC.
Moet je het werk van zo iemand in deze tijden wel lezen? Kun je er wel van genieten? Van der Ent zegt er niets over in de brief, maar na zijn brief verscheen zijn vertaling van Jevgeni Onegin. Roman in verzen. Vertalen is de intensiefste vorm van lezen – impliciet heeft Van der Ent zijn antwoord dus gegeven.
Het omslag van het boek laat geloof ik zien wat dat antwoord is: deze vertaling viert de poëzie en het Nederlands. Het toont de scandering van de bijzondere vorm waarin het werk geschreven is, het zogeheten Poesjkin-sonnet: veertien regels met ieder vier jamben in een ongebruikelijk rijmschema. Jevgeni Onegin bestaat uit enkele honderden van zulke sonnetten die samen een misschien zelfs wat oppervlakkig verhaal vertellen over een jongeman van goede afkomst die op het platteland gaat leven, daar een jonge vrouw, Tatjana, afwijst en zijn beste vriend in een duel doodschiet, maar die later, in de grote stad ineens op een dramatische manier zijn liefde verklaart aan Tatjana, die inmiddels getrouwd is met een belangrijk man. Het gaat nauwelijks om het verhaal, dat ik hiermee ongeveer helemaal heb verteld, het gaat om de manier waarop het verteld wordt: elegant, luchtig, grappig, persoonlijk. Fraai.
Prutten
Jevgeni Onegin wordt vaak het begin genoemd van de Russische literatuur, de wegbereider voor de grote romans die later in de negentiende eeuw zouden komen: een werk dat liet zien dat je ook in het Russisch modern kon schrijven en daar grote hoogten mee bereiken. Het geldt nog steeds als een van de zaken waarop je trots kunt zijn in het Russisch.
Wat een succesvolle vertaling laat zien is dat ook jouw taal zulke hoogten kan bereiken. En Van der Ents vertaling is niet zomaar succesvol, maar meesterlijk. Er zijn heel veel vertalingen van Jevgeni Onegin gemaakt. Ik heb ze waar ik nu ben niet allemaal bij de hand, maar ik geloof niet dat er één is die zo zwiert als deze, zonder angst voor spreektaal of leenwoorden, maar zonder dat te overdrijven:
Nu liggen wegen vol met wakken,
zijn houten bruggen doorgerot,
stations vol wantsen, kakkerlakken,
je slaap komt nooit, Klaas Vaak vangt bot;
geen herberg ooit, maar koude hutten
waarin geen eten staat te prutten…
Waar wel een kaart hangt, voor de show
die ijdel eetlust wekt en zo,
terwijl de plattelandscyclopen
rondom een traag, lamlendig vuur
met hamers, Ruslands signatuur,
Europa’s frêle koetswerk slopen –
hun hart aan put en kuil verpand,
de kraters van hun vaderland.
Dit zingt je het verhaal door. Het rijm is altijd natuurlijk, net als het metrum, zodat je er enerzijds niet door wordt afgeleid, terwijl je anderzijds voortdurend mooie kleine taalvondsten treft. Je hebt geen moment het idee dat je een vertaling aan het lezen bent, terwijl je tegelijkertijd steeds beseft dat dit een van de klassiekers is van de wereldliteratuur. Dat prutten van het eten! Die kraters van het vaderland!
Niet voor Poetin
De enige vertaling die ik bij de hand heb is die W. Jonker maakte voor Van Oorschot. Kijk eens hoe veel moeizamer die is:
Nú zijn de wegen miserabel;
vergeten bruggen zijn verrot.
Wie op een wisselplaats graag slaapt zal,
gekweld door wants en vlo, het kot
verwensen. Op een bombast-prijskaart
prijkt soms wel iets van drank en spijs, maar ’t
is leeg vertoon, alsof een gek
je zinloos treitert met je trek.
Inmiddels rammen dorps-Cyclopen
bij ’t smidsvuur op z’n Russisch los
op iets subtiels van de karos
dat je in Europa zó kunt kopen
en prijzen ’t lieve vaderland
voor karrespoor en greppelrand.
Hier worden regels afgebroken om een of ander willekeurig woord (zal, maar) als rijmwoord te laten dienen, wordt de syntaxis verkreukeld (‘wie op een binnenplaats graag slaapt zal het kot verwensen’), worden woorden aan elkaar geplakt (maar ’t) om maar te rijmen en nergens anders om. Hier wordt het Nederlands geweld aangedaan om maar te kunnen zeggen wat er volgens Poesjkin gezegd moet worden. Hoe verwrongen is de samenstelling ‘bombast-prijskaart’ vergeleken met ‘kaart voor de show’! Hoeveel sprekender is ‘plattelandscyclopen’ dan ‘dorps-Cyclopen’!
Bij Van der Ent kun je van het Nederlands genieten, waar je bij Jonker de hele tijd om het Nederlands heen moet kijken om een glimp van het Russisch op te vangen. Van der Ents vertaling geeft je een reden om in deze tijd een roman te lezen van een Russisch nationalist: omdat het Nederlands zo mooi is. Je leest hem niet voor Poetin, maar voor jezelf.
Aleksandr Poesjkin. Jevgeni Onegin. Roman in verzen. Vertaald door Arie van der Ent. Antwerpen: Benerus, 2022. Bestelinformatie bij de uitgever.
Robbert-Jan Henkes zegt
Wij kunnen de nog immer actuele klaagzang op ’t Russisch wegennet en platteland completeren met respectievelijk Boland (2010), Van Stekelenburg & Van Agt (1994), Ginzburg, Huisman en Catz (1949), Lambrecht (1995), en dan ook nog maar een keer Jonker (1989) en Van der Ent (2022).
Maar nu? Je kunt ze slechts verguizen:
Vergane bruggen, poststations
Waar je niet slaapt dankzij de luizen
En vlooien – dat typeert bij ons
Het wegennet. Er zijn geen kroegen
Maar boerenhutten: met genoegen,
Zelfs trots, wordt een menu verstrekt –
Waarna je van de kou verrekt
Én van de honger. Ondertussen
Bedrijft een dorpscycloop zijn stiel
door aan een Europees, fragiel
Karos als Rus te zitten klussen,
De kuilen en het rulle zand
Zegenend van het vaderland.
Thans hebben wij hier slechte wegen,
Dat bruggen rotten is bekend,
U slaapt, bij wants en vlo gelegen,
Op pleisterplaatsen geen moment;
Goed onderdak ontbreekt: een koude
En kale blokhut, waar een oude,
Dikdoenerige prijskaart hangt
En waar u nooit iets goeds ontvangt,
Terwijl uw koetsje uit Europa
Nabij een langzaam brandend vuur
Met Russisch hamerwerk secuur
Hersteld wordt foor de dorpscyclopen,
Blij met de greppels en het zand
En kuilen van ons vaderland.
Nu molmen de vergeten bruggen,
Slecht zijn de wegen toegerust.
Op pleisterplaatsen gunnen muggen,
Vlooien en luizen u geen rust.
Er is geen waard. In kille hutten
Kan men de spijskaart slechts benutten
Voor ’t oog, vergeefs is het geplaag
Van eetlust. Voor een vuur, dat traag
Nog opvlamt, staan de dorpscyclopen,
Die op een Russisch aambeeld slaan,
Wanneer zij daar herstellen gaan
Het lichte handwerk van Europe,
Blij, dat zich kuil en groef bevond
In Ruslands hobbelige grond.
Afschuwelijk zijn onze wegen,
de bruggen rot, in stations
laat ongebdierte zich verplegen
en vlooi en wandluis wekken ons.
Geen herbergen, maar koude krotten.
Daar hangt met onze maag te spotten
een spijskaart die een lofzang is
op al wat niet voorradig is.
En dorpscyclopen repareren
bij ’t luie vuur, met hamers ruig,
het lichte Europese tuig
dat onze wegen wou trotseren,
en zegenen ons vaderland
voor wagenspoor en kuil en zand.
Nú zijn de wegen miserabel;
vergeten bruggen zijn verrot.
Wie op een wisselplaats graag slaapt zal,
gekweld door wants en vlo, het kot
verwensen. Op een bombast-prijskaart
prijkt soms wel iets van drank en spijs, maar ’t
is leeg vertoon, alsof een gek
je zinloos treitert met je trek.
Inmiddels rammen dorps-Cyclopen
bij ’t smidsvuur op z’n Russisch los
op iets subtiels van de karos
dat je in Europa zó kunt kopen
en prijzen ’t lieve vaderland
voor karrespoor en greppelrand.
Nu liggen wegen vol met wakken,
zijn houten bruggen doorgerot,
stations vol wantsen, kakkerlakken,
je slaap komt nooit, Klaas Vaak vangt bot;
geen herberg ooit, maar koude hutten
waarin geen eten staat te prutten…
Waar wel een kaart hangt, voor de show
die ijdel eetlust wekt en zo,
terwijl de plattelandscyclopen
rondom een traag, lamlendig vuur
met hamers, Ruslands signatuur,
Europa’s frêle koetswerk slopen –
hun hart aan put en kuil verpand,
de kraters van hun vaderland.
Marc van Oostendorp zegt
Wauw! Bedankt!
emmanuel.waegemans@telenet.be zegt
De laatste vertaling (2022) maakt hard dat een klassieker nu en dan een nieuwe vertaling verdient. En die van Arie van der Ent is sprankelend.
Arno. zegt
Ik snap dat je de vertaling van Van der Ent de lucht in steekt als je die naast die van Jonker houdt, maar vind ook dat je overdrijft: er valt nog wel wat aan te merken op de gekozen passage. Sommige formuleringen zijn voor mij nogal gekunsteld (en roepen wel degelijk het idee op dat je met een vertaling hebt te maken), zoals regel 4, regel 8 (dat “en zo”!) en regel 13. In een aantal gevallen begreep ik niet uit de gepresenteerde vertaling, maar pas na de vergelijking met de andere vertalingen – wat een service, R.-J. Henkes! – wat de passage uiteindelijk wil vertellen. Nu is vertalen een hele kunst, een stuk moeilijker dan dichten, en het is veel makkelijker een vertaling af te kraken dan er een te maken. Je ontkomt er niet aan dat je zaken uit het origineel weglaat en andere toevoegt, al wil je daarmee precies datgene onderstrepen wat het origineel in wezen uitspreekt, op een andere manier. Je hebt met van alles tegelijk te maken, los van de twee betrokken talen. Alleen al de culturele omgeving waarin het origineel ontstond én die waarnaar je het vertaalt. Wat zegt mij Nederlandse lezer het verwijt dat iets ‘à la russe’ wordt uitgevoerd – het lijkt bij ons het meest op het begrip ‘met de Franse slag’, als ik het zo lees (en dat haal ik eigenlijk niet eens rechtstreeks uit het ‘Russische signatuur’, niet vóór het lezen van de andere vertalingen)?; en dat ‘Europa’ iets van een hoge, dure, maar ook kwetsbare kwaliteit uitdrukt kan voor een Rus uit de 19e eeuw gesneden koek zijn, voor mij is het giswerk (en ik twijfel of ik het juist heb). In elk geval zou voor mij, als ik de uitgever was van de vertaling, deze passage aanleiding zijn om er nog eens een redactieronde overheen te laten gaan. Maar dat is alleen maar deze passage, dat zegt niet per se wat over de rest. Die kan gerust alsnog de hoge toon van de loftrompet rechtvaardigen.
Wegen van slijk, bruggen die rotten,
Stationsgebouwtjes staan domweg
Met ongedierte te verkrotten,
Dus wil je slapen – dikke pech!
Als herberg dienen kale hutten,
Waar men het eten laat verprutten
En de menukaart die er hangt
De wandversiering slechts vervangt.
Daar, met lauw vuur en tegenzin,
Hameren plattelandscyclopen
Op je kostbare koetswerk in –
Zo heeft althans nog iemand pret
van ’s lands pokdalig wegennet.
Arno. zegt
Nazending bij de vorige, er ontbrak een regel. Er is ook nog, omdat er toch nazenden nodig was, een veranderingetje ingesmokkeld.
Wegen van slijk, bruggen die rotten,
Stationsgebouwtjes staan domweg
Met ongedierte te verkrotten,
Dus wil je slapen – dikke pech!
Als herberg dienen kale hutten,
Waar men het eten laat verprutten
En de menukaart die er hangt
De wandversiering slechts vervangt.
Daar, met lauw vuur en luie zin,
Hameren plattelandscyclopen
Op je kostbare koetswerk in
(meesters van het lompkundig slopen!) –
Zo heeft althans nog iemand pret
van ’s lands pokdalig wegennet.