La Hollande, c ‘est tout plat. Wie in Frankrijk komt kent deze zin. Als simpele Hollander probeer je dan iets te vertellen over duinen en Limburgse heuvels. Aan uitleggen dat er zelfs in ons rivierengebied reliëfverschillen zijn kom je niet toe.
Al 10.000 jaar gaan er rivieren tussen Utrecht en Den Bosch westwaarts. Telkens kiezen ze een andere route. Langs de rivier wordt bij overstromingen zanderig materiaal afgezet. Dat klinkt minder snel in dan de kleine kleideeltjes die verder van de rivier vandaan worden afgezet. Resultaat: vlak bij historische rivieren ligt het bodemoppervlak hoger dan verderop in de kom. Waar ooit rivieren stroomden en hogere gronden afzetten, is onderzocht door de Universiteit Utrecht. In dit artikel gaan we in op verhoogde plekken, veroorzaakt door de zogenoemde Biesheuvelrivier. Het blijkt dat er langs de al 3000 jaar lang verdwenen rivier hogere plekken aan te wijzen zijn met bijzondere, uit de middeleeuwen stammende toponiemen.
De Biesheuvelrivier globaal beschreven
De Biesheuvelrivier is een bijzondere rivier. Op 4 plaatsen kwam de rivier vanuit zuidoost Gelderland de kop van Brabant in. Deze 4 ‘bovenlopen’ liggen bij Aalburg, Wijk, Spijk en Veen langs de huidige Afgedamde Maas. De vier bovenlopen voegen zich samen tot één noord-zuidrivier. Die gaat als een grote, brede rivier westwaarts. Eigenlijk vormt de rivier bijna een overstromingsvlakte. Via het gebied van de huidige Biesbosch verdwijnt de rivier naar de omgeving van Zwijndrecht en Dordrecht. Wellicht was de drecht van Zwijndrecht ooit de doorwaadbare plaats in de Biesheuvelrivier.
Wij beschrijven eerst de toponiemen bij de vier bovenlopen. Kolken, pollen, engen en hooge straaten passeren de revue. Daarna bespreken we drie Zwaansheuvels in het noord-zuidstuk. In het oost-weststuk bespreken we de namen Biesheuvel, Den Hill en De Groote Laar. Daarbij geven wij telkens oude vermeldingen van de betreffende locatie, die zijn ontleend aan B.W. Braams Oude topografische Elementen in het Land van Heusden en Altena, Heusden 2000).
De bovenloop bij Aalburg: Kolkenwaard en Polstraat, enkele eng-namen
Kolkenwaard
Wie voor het eerst de naam Kolkenwaard ziet, denkt aan diepe door het water uitgeschuurde gaten. Alhoewel de Kolkenwaard vlak bij rivieren ligt, zijn deze gaten niet bekend. Er is wel een andere verklaring. De Biesheuvelrivier heeft hier zanderig materiaal afgezet. Op die verhoogde bodem is een motteburcht opgeworpen. Later kwam er een boerderij. De verhoging of hoogte heet kol of kolk. Deze veldnaam zien we verklaard door Schönfeld in zijn boekwerk Veldnamen (pag. 38 e.v.). Mogelijk is hier een verband met het Franse woord col (Tour de France) of colline (heuvel)
Vermeldingen van de Heuvel in de Kolkenwaard:
– Hack yewens Huys, 1564 (kaart van Claes Busch; ARA VTH 4005)
– de Heuvel in de Kolkenwaard (Modderman, 1953, Oude woongronden)
De motteburcht moeten we dateren op de eerste helft van de middeleeuwen en was waarschijnlijk gericht tegen de Noormannen. Er zijn andere verklaringen voor de naam Aalburg, zie Etymologiebank, o.a. een verband met Oudnederlands *alha ‘woning’ respectievelijk ’tempel, heiligdom, of met aal ‘spitse geul’, aal ‘paling’ of Middelnederlands ale ‘bier’.
De Polstraat
Een pol is volgens de Etymologiebank een zandduin. Deze omschrijving is vooral van toepassing in het Gelderse zandgebied. In plaatsen als Ede en Lunteren komt men het toponiem en de achternaam regelmatig tegen.
In het Gelderse rivierengebied komt men in Opheusden frequent de naam van de Pol tegen. Er is zelfs een molenpol, de naam voor de heuvel waarop een windmolen gebouwd was. De pol zelf was hier een groter, hoger gelegen gebied. Op de Kuijperskaart uit 1868 zien we tussen Opheusden en Kesteren pollen, een groter gebied met naar het lijkt een oud landhuis o.i.d. erop.
In Aalburg kennen we de Polstraat. Deze kent een verhoogde ligging. De Romeinen huisden er al. Oude vermeldingen zijn:
– Paelschen stege, 1406 (Sloet en Van Veen, 1912, p. 70)
– Ailborscher straten, 1445 (Hoppenbrouwers, 1987, p. 8)
– Gemeene Straat, 1532 (Kort, 1984b, p. 109)
Maar waar staat ‘de Pol’ hier nu voor? Wij hebben oude notariële aktes nagelopen op het gebruik van de aanduiding ‘op de pol’. De percelen die op de Pol liggen hebben we ingetekend. Het blijkt dat in een royaal begrensd gebied om een verloren gegaan kasteel Kraaijeveld percelen ‘op de pol’ lagen. Sommige lagen zelfs goeddeels buiten de oeverwal.
De pol is dus een groot stuk royaal begrensd gebied met oeverwalgrond. Of het kasteel Kraaijeveld, dat in het centrum van deze pol lag (wit blok rechtsboven op de bovenstaande kaart), enigerlei (bestuurlijke, feodale) rol had op de pol laten we hier in het midden.
Opvallend is dat er op de pol drie percelen liggen met de naam eng erin. Deze liggen op de zuidhelling van de pol. Ze heten Engh Oost, Engh west en In den Engh. Of, tezamen, De Eng.
– de Enghe, 1262 (Pirenne, 1896, p. 157)
– Enge, 1277 (Van den Bergh, OHZ I, nr. 335)
Schönfeld besteedt ook aandacht aan het woord pol. Hij stelt dat de door anderen, zie weerom de Etymologiebank, veronderstelde relatie met de begrippen poel en polder niet juist is. In het Aalburgse voorbeeld klopt de opvatting van Schönfeld in ieder geval in geografisch opzicht. Het gaat om een groter hoog gebied, niet om een polder of poel. Ook in het Opheusdense is een relatie met poel of polder niet in te zien.
Bovenloop bij Wijk: de Bergstraat, huize op de Berg, Hooge weg
De tweede bovenloop ligt in het dorp Wijk. De straat heet de Bergstraat. Maar deze naam lijkt niet rechtstreeks te maken te hebben met hogere grond. De Bergstraat ontleent zijn naam aan een burcht die daar op een verhoogde plek stond. Vermoedelijk betrof het eerst een motteburcht, later een adellijk huis. De naam Burchtstraete uit 1551 duidt ook op de relatie met die burcht. Het woord berg staat in onze taal niet voor een verhoogd groter gebied, maar juist voor een lokale heuvel. Zoals bij de Diebrecht, Geertruidenberg en Terbregse plein. De Diebracht of Diebrecht ligt aan het riviertje de Dusse, en verwijst hetzij naar een Romeinse vluchtheuvel hetzij naar een groepje boerderijen op de oeverwal van het riviertje. Geertruidenberg ligt op een verhoogd gebied, maar een berg zagen of zien we daar noch bij het Terbregse plein bij Rotterdam.
Oude vermeldingen:
Bergstraat
– Berchstrate, 1487 (Hoppenbrouwers, 1992, p. 290)
– Burchtstrate, 1551 (Van Bokhoven, 1961, p. 97)
– Ridderstraet, 1613 (ARA, VTH 1449)
– (l) Bergsteeg, 1832 (Kad. minuutplan, Gem. Wijk, blad A 1)
Huis Den Berg
– een stenen huis en gezaat met 5 morgen land waar het op staat, 1384 (naast de Bergstraat in Wijk; in
1613 genaamd het huis op de Berg; Kort, 1997c, nr. 144)
– ghezate met vijf mergen neffens die Berchstrate, 1487 (leen van Holland, leenman Arend van Wijk van
Onsenoort; Hoppenbrouwers, 1992, p. 290)
– den Berg, ca. 1650 (oud vervallen adellijk huis, gedeeltelijk opgebouwd, gelegen niet verre van den dijk bij
de kerk; Groen, ca. 1650, p. 105)
– Huis-op-den-Berg, ca. 1843 (stamhuis van het geslacht Van Wijck, in 1672 door de Fransen vernield,
daarna gesloopt; Van der Aa, 1839-1851)
De Bergweg gaat verder westwaarts over in de Veldstraat, deze heette vroeger Ridderstraat of de Hooge Weg. Er staan landhuizen van de Heusdense stedelijke elite, hoog en droog op zanderige oeverwalgrond, die beter dan komgrond geschikt is voor het bouwen van landhuizen met namen als Wijkestein en Eikenstein. De weg komt men ook tegen onder de naam de Hoge Weg. Die naam zal wel rechtstreeks het gevolg zijn van de hogere ligging op de oeverwal. In 1300 vestigde de Abdij van Middelburg daar een uithof, de Munnikenhof, waarover in 1316 wordt gezegd: ‘de hoge weg waar de monniken wonen’ (Van Bavel, 1984, r. 157).
Bovenloop bij Spijk
De derde bovenloop ligt bij het gehucht Spijk. Vooral de Maas, met een meander, schiep hier een landschap met hoogteverschil, maar de Biesheuvelrivier verrichtte voorwerk. Het gebied bij de Engelse Stoof, vermoedelijk een verbastering van Engse Stoof, wordt in de volksmond de Wijkse Eng genoemd.
Bovenloop bij Veen
De vierde bovenloop ligt in de buurt van het dorp Veen. Alhoewel de bodems daar moeilijk te onderscheiden zijn omdat de Maas daar bij overstromingen zogenoemde overslaggronden neerlegde, zit er ook een duidelijk stuk hogere grond, de Veense eng.
Oude vermelingen:
– de Enge, 1336 (7 hond land in de Enge, Van Bavel, 1972, r. 13)
– den Engh, 1456 (2 bloktienden onder Veen, de Verweden en den Engh; Van Schilfgaarde, 1926, r. 115)
Van vier bovenlopen naar één gemeenschappelijke noord-zuidrivier met Zwaansheuvels
Abt Willem van Rijkel, rond 1260 op bezoek vanuit de abdij van Sint-Truiden bij zijn uithof in Aalburg, noemde al de Aalburgse, de Wijkse en de Veense Zwaansheuvel. Bij het middeleeuwse woord heuvel moet men overigens niet zo zeer denken aan bergen of mini-bergen, maar meer aan glooiingen.
Oude vermeldingen:
Aalburgse Zwaansheuvel
– Alburgs Swashovel, 1262 (Pirenne, 1896, p. 157)
– Aelborghers Waeshuevel, 1314 (Beelaerts van Blokland, 1906, p. 80)
– verm. identiek met Aalborger Brouck, 1613 (ARA, VTH 1449
Wijkse Zwaansheuvel
– Wikerswashovel, 1262 (Pirenne, 1896, p. 158)
– Wikerswaesheuvel, 1365 (Beelaerts van Blokland, 1906, p. 84)
– Swaeshovel, ca 1440 (op Swaeshovel in den Langhen Campe, Van Beurden, 1906, p. 55)
– [de Oordense Zwaansheuvel, 1448 (5 morgen tienden op de Oordense Zwaansheuvel, leen van Onsenoort,
voorheen van Zoelen; van Aalst e.a. 1988, p. 28)]
– (l) Zwaansheuvels onder Wijk, 18e eeuw (z.j., ARA, VTH 1439)
Veense Zwaansheuvel (zie ook onder Aalburg en Wijk)
– Veenre Swaeshoevel, 1397 (RAZH, LRK nr. 240, f. 169)
– Veenre Zwaansheuvel, 1399 (6 morgen land in Veenre Zwaansheuvel; leen van Altena; Kort, 1985, p. 204)
– De Zwaans Heuvel, 1832 (kad. minuutplan, Gem. Veen, B 1)
Men dacht wel (zie: B.W Braams, Weyden en zeyden in het broek dat het woord Swaes (in oudere spellingswijzen) afgeleid zou zijn van een eigennaam, Swaef. Het zou merkwaardig zijn dat elk dorp een Swaef had waarnaar een glooiing genoemd werd.
Ook is in het boek van Braams geopperd dat swaes in het Middelnederlands ‘vertrouwd, eigen, tot het huis behorend’ zou betekenen. Dit ontleende men aan een boek van Verwijs en Verdam uit 1912. Ook dit zou merkwaardig zijn: drie dorpen met elk hun eigen, vertrouwde glooiing. Het gaat bij Zwaansheuvels mijns inziens echt om zwanen. Vogeldeskundigen beamen dat zwanen graag samenkomen op hogere plekken. Ongetwijfeld geeft een net iets beter zicht aan de vogels een voordeel als de vos komt. Er zijn in de Bommelerwaard, die tot ver in de middeleeuwen aan de streek met de Zwaansheuvels vastzat, meerdere heuvels met natuurnamen. In Delwijnen was er een Biesheuvel (net zoals in Altena, hierna te bespreken), in Gameren was een Eendenheuvel, in Hedel een Gansheuvel, in Zuilichem een Kievitsheuvel. (bron: C.H. Edelman, Over de perceelsnamen van het Nederlandse rivierkleigebied, 1949)
De oudere naam ‘Swaes’ in plaats van ‘Swaens’ kan men verklaren uit het dialect. Daar wil de n tussen een a en een s nog wel eens wegvallen. ‘Van aandermaas spulle aafblijve onder de Fraase les’, hoor ik nog zeggen….
Waar de Aalburger en Wijker Zwaansheuvel precies lagen is nu op basis van hoogtemetingen niet exact aan te geven. De Biesheuvelstroomrug verzinkt al eeuwen enigermate. Maar ooit was het hoger en droger gebied. De Romeinen woonden er en hadden er een begraafplaats. Het perceel van de begraafplaats heet, toepasselijk, in de volksmond ‘de hel’. De Veense Zwaansheuvel is nog wel op de kaart aan te wijzen. Er ligt een terrein met die naam waar wel eens proefboringen naar olie of gas gedaan worden. Vandaar dat de naam hier nog steeds in gebruik is.
De route naar het oosten: de Biesheuvel, Den Hill, De Hooge Laar
De Biesheuvel
De oude Biesheuvelrivier ging uiteindelijk oostwaarts. Men spreekt van een rivier, maar eigenlijk is er sprake van een overstromingsvlakte. In bochten zijn wel oeverwallen, maar midden in de overstromingsvlakte liggen percelen die zo reliëfloos zijn dat ze de naam ‘de Planen’ kregen. De veldnaam planen betekent ‘vlak, vlakte’. De veldnaam ‘De Planen’ is overgegaan op een ruilverkavelingsboerderij uit de jaren ’60.
De bekendste oeverwal van de oude rivier is de Biesheuvel. De Biesheuvel is een nederzetting met een handvol huizen en boerderijen. De heuvel oogt hoger dan hij feitelijk is. Enkele boerderijen stonden gebouwd aan de Mostaarddijk uit 1450. Deze circa 1 meter hoge, maar brede dijk verdedigde het gebied ten oosten van de Biesheuvel tegen het oprukkende Biesboschwater. Op de heuvel kon de dijk in de jaren ’60 door de ruilverkavelaars niet afgegraven worden omdat dan de boeren niet meer zonder een sprong hun huis uit zouden kunnen…
De Biesheuvel had al bewoning in de Bronstijd. Het is één van de oudst bewoonde gebieden van de streek dankzij die Biesheuvelrivier. Terzijde, bij biezen denkt men aan natte gronden. Er bestaan evenwel ook biezensoorten die gedijen op hogere gronden. De Biesheuvel had zijn eigen polder.
Oude vermeldingen voor de polder Biesheuvel
– de Bieshoevel, 1339 (15 hond land in het gericht van Wijc op de Bieshoevel in de Breede Camp; Van
Bavel, 1984, r. 212)
– Wijkerbroek, 1360 (32 morgen in het Wijkerbroek, leen van Holland; Beelaerts van Blokland, 1906, p. 83)
– den Bieshovel, 1390 (tienden, zie bij Spijk; Drossaers, 1949, r. 518)
– Wycker broeck, ca. 1440 (2 hont lants op Wycker Broeck; Van Beurden, 1906, p. 47)
– den Bieshuevel, 1613 (Polder genaempt den Bieshuevel; ARA, VTH 1437) 196
– (l) Den Biesheuvel, 1832 (Kad. minuutplan, Wijk, B 1)
Den Hill
Meer naar het zuidwesten ligt de buurtschap Den Hill. Ook daar maakte de oude rivier een bocht, waardoor een oeverwal ontstond.
De aanduiding ‘Hill’ laat aan duidelijkheid dat het om een verhoogd gebied ging niets te raden over. Toch is het in dit gebied een merkwaardige naam. De aanduiding ‘Hill’ komt men eerder tegen in Zeeland en Zuid-Holland. Plaatsen als Piershil en, in de Alblasserwaard, de Ruighenhil en het door de plaatselijke bevolking zo genoemde hogere gebied bij Alblasserdam ‘De Hille’, dat als verhoogd gebied verdween bij de aanleg van de A15. Veelal lag er in het Zuid-Hollandse laagland vaak water om de hill. In Zeeland treft men het woord ‘hill’ aan in de betekenis van hoogte in (onderlopend) land.
Oude vermeldingen:
– palude Babilonie, 1292 (Korteweg, 1948, r. 28)
– het broek in het Land van Altena, 1368 (Kort, 1998, nr 11)
– Didderic van den Hil, 1375 (bedeplichtige in’t Broec; Kort, 1997-1998, p. 225)
– dnederste eynde van den Broec, 1395 (— in den lande van Altena; Korteweg, 1948, r. 212)
– ten Hil, 1501 (Babilonienbroeck binnen den Lande van Altena, op ten Hil; Korteweg, 1948, nr. 359)
– Het schoutambacht op de Hil, 1505 (Kort, 1995b, nr. 105)
– (l) Den Hill, 1832 (Kad. minuutplan, Gemeente Meeuwen, sectie A)
En op de etymologiebank:
Hill (Aalburg, NB)
1545 de Hil1, 1639 Den Hil2, 1645 Den hil3; → hil ‘heuvel, hoogte’.
Lit. 1Korteweg 1948 461, 2krt Colom, 3krt Blaeu.(Etymologiebank)
De locatie Den Hill ligt ten westen van Babyloniënbroek, op de middeleeuwse grens tussen Zuid-Holland (Muilkerk) en het semi-autonome Altena. Dat er een Zuid-Hollandse naam ‘Hill’ is, is dus niet zo vreemd. Wie zich voor de geest haalt dat in de laatste oorlogswinter, toen de bemaling door gebrek aan brandstof uitviel, het gebied om Den Hill in een watervlakte veranderde en dat in 1953 men per boot naar het nabije dorp moest, kan zich voorstellen dat de omgeving van Den Hill in de middeleeuwen in de winter doorgaans een watervlakte was. Den Hill was een eiland in het water van de komgebieden. Dus voor het oog verschilde de situatie niet van die bij de Zuid-Hollandse en Zeeuwse hillen.
De Hooge Laar en het Biesbosch-gebied
De laatste plek met een verhoogde ligging dankzij de Biesheuvel-rivier is de Hooge Laar. Dat gebied slibde na aanleg van de Kornsche dijk in 1461 snel weer aan, omdat het al hoger lag. Het toponiem Hooge Laar is in een andere bijdrage al aan de orde gekomen. Een laar is hier ‘gewoon’ een weidegebied.
Verder westwaarts valt het traject van de Biesheuvelrivier soms samen met dat van andere, latere rivieren. Bovendien was er na de Sint-Elisabethsvloed enkele honderden jaren een soort waddengebied. Merwedewater stroomde er van noord naar zuid en maakte een nieuw patroon van geulen en opgeslibde platen. Er zijn hier ondanks 1,5 meter afgezet slib in de eeuwen na 1421 weer zichtbaar hogere plekken, ongetwijfeld mede het gevolg van de Biesheuvelrivier.
Slot
De vierduizend jaar geleden actieve Biesheuvelrivier heeft duidelijk mede zijn stempel gedrukt op het reliëf in zijn stroomgebied. Dit had tot de ruilverkaveling in de jaren ’60 en heeft tot op de dag van vandaag gevolgen voor het grondgebruik. Men ziet de Biesheuvelrivier als brede strook met veel akkers in een streek waar de komgronden van oudsher graslanden waren. Tot de jaren ’60 was het onderscheid akkergeschikt en weidegrond overigens nog veel sterker in verband met de toenmalige hoge (grond)waterstanden. In de kommen was akkerbouw toen volledig onmogelijk. Nu probeert men daar wel mais te telen. In natte herfsten levert dat soms moeizame oogstwerkzaamheden op.
Naschrift: donken
In dit artikel kwamen diverse hoogtetoponiemen langs. Wellicht viel op dat de term donk niet langskwam. Toch is dat logisch. De term donk refereert aan opgewaaid ijstijdzand. In de Alblasserwaard zijn er volop van deze hogere plekken. Ook nabij onze Biesheuvelstroomrug vindt men donken. Een bekende donk is de Waardhuizense donk, waar al in de bronstijd mensen vertoefden. Ook is er de Keteldonk. Die Middelnederlandse naam ket(h)el duidt volgens de etymologiebank al op ‘laagte of diepte in de grond’. Hier is dat grond midden in het vroegere moerassige centrale komgebied van Altena. Toen in die kom in ruilverkavelingstijd boerderijen gebouwd werden, was de boerderij op de Keteldonk de enige die door het hoog in de bodem liggende zand niet onderheid hoefde te worden.
* De auteur dankt Jacob Vos voor diens meedenken en suggesties.
Olivier van Renswoude zegt
Het hier besproken woord kol is slecht te verzoenen met de betekenis van Frans col ‘hals; bergengte’ (Latijn collum) en de vorm van Frans colline ‘heuvel’ (Latijn collīnus). Zie echter Oudfrans col ‘heuvel’ (Latijn collis).
Ik zou kol eerder vereenzelvigen met gewestelijk Nederlands kol ‘voorhoofd; bles’, zij het in een oudere betekenis die bewaard is gebleven in de Scandinavische talen, waaronder verouderd Deens kol(d) ‘hoofdkruin; ronde heuvel’ en Oudnoords kollr ‘top; hoofd; hoofdkruin’. Belangwekkend is ook Norn kolki ‘buil’ met verkleinend achtervoegsel. Zo lijkt ook kolk een oude verkleining van kol.
Dichter bij Brabant is onder meer de Friese plaatsnaam Koudum, ouder Coluuidum (890). Blijkens de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is dat een opvallende hoogte in een vlakke, lage omgeving. Het tweede lid uuidum is datief meervoud van Oudfries *widu ‘bos’, evenknie van Oudengels wudu, Engels wood.