Hoog tijd voor maatregelen
Lang niet alle studenten kunnen zich goed uitdrukken in het Nederlands. Zo is het aan het begin van hun studie en vaak ook aan het eind. Dat geldt in Nederlandstalige opleidingen en zeker ook in de vele internationale opleidingen die Nederland tegenwoordig kent. Docenten zien dat in de dagelijkse praktijk. Ruim drie jaar geleden werd het ook geconstateerd door toenmalig onderwijsminister Ingrid van Engelshoven. De meerderheid van de Tweede Kamer was het met haar eens. Maar veranderd is er sindsdien nog niets, terwijl er wel dringend iets moet gebeuren.
In september 2019 al stelde de minister vast dat het Nederlands als onderwijstaal en ook als cultuur- en wetenschapstaal niet goed beschermd is. Met een aanpassing van de wet op het hoger onderwijs wilde ze bereiken dat de taalvaardigheid van studenten in het Nederlands wordt vergroot. Dat zou gaan gelden voor alle studenten, of ze nu een Nederlandstalige opleiding volgen of een anderstalige opleiding, en of ze nu studeren aan de universiteit of in het hbo.
De ideeën van de minister werden overgenomen in de Tweede Kamer. In december 2019 werd daar het wetsvoorstel ‘Taal en toegankelijkheid’ met enkele wijzigingen goedgekeurd. In de Eerste Kamer is het voorstel vanwege de demissionaire status van het kabinet Rutte-III nooit behandeld.
Afstel
Intussen heeft de nieuwe onderwijsminister Robbert Dijkgraaf het wetsvoorstel ingetrokken. Hij wil eerst in overleg met de universiteiten en hogescholen over het hele stelsel van hoger onderwijs en onderzoek. Hopelijk leidt dat niet tot afstel van concrete maatregelen om de taalvaardigheid van studenten te bevorderen. Dat zulke maatregelen nodig zijn, blijkt uit een overzicht van de problemen dat vorig jaar in opdracht van de Taalunie is gemaakt.
De meeste moeilijkheden doen zich voor bij het schrijven, onder meer waar het spelling en formulering betreft. Belangrijker echter is dat argumentatievormen en tekststructuren vaak ernstig tekort blijken te schieten. Ook – of juist – nu studenten zich kunnen bedienen van taal-genererende software als ChatGPT, is het cruciaal dat ze leren om een zwakke van een sterke tekstopbouw te onderscheiden en het verschil te zien tussen drogredenen en geldige argumentatie.
Een zwakke taalvaardigheid van onze afgestudeerden kunnen we ons niet permitteren. Over de volle breedte van onze samenleving hebben we hoogopgeleiden nodig met een ruim communicatief repertoire waaruit ze verstandige keuzes maken als ze zich richten tot specialisten of niet-specialisten. Ook voor het rendement van ons hoger onderwijs is de taalvaardigheid van studenten van belang. Zo blijkt uit recent Vlaams onderzoek dat studiesucces niet alleen wordt bepaald door factoren als achtergrondkenmerken, motivatie en vooropleiding. Tegelijk geldt: hoe hoger het niveau van taalvaardigheid, hoe korter de studenten gemiddeld over hun studie doen.
Wonen en werken
Minister Dijkgraaf heeft het parlement inmiddels laten weten dat hij het behoud van het Nederlands als academische taal belangrijk vindt. Maar wat hij concreet gaat doen om de taalvaardigheid van onze studenten te bevorderen, is onduidelijk. Te hopen valt dat hij kiest voor de stevige aanpak die minister Van Engelshoven voorstelde. Zij wilde dat alle opleidingen in het hoger onderwijs voortaan aantoonbaar de beheersing van het Nederlands bij hun studenten bevorderen. Doen ze dat niet, dan komt de accreditatie in gevaar. Het spreekt vanzelf dat Nederlandstalige studenten daarbij een hoger niveau moeten bereiken dan internationale studenten. Maar ook voor die laatsten is het belangrijk dat ze zich kunnen uitdrukken in het Nederlands, de taal van het land waar ze studeren en waar ze allicht daarna ook blijven wonen en werken.
Minister Van Engelshoven had gelijk. Onvoldoende aandacht voor het Nederlands van onze studenten is slecht voor de kwaliteit van het hoger onderwijs, het belemmert de integratie en het is schadelijk voor de rol van onze taal in cultuur en wetenschap. Minister Dijkgraaf is zich daar vast en zeker van bewust. Hopelijk blijkt het ook uit de maatregelen die hij gaat nemen.
Carel Jansen is emeritus hoogleraar Commmunicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Laat een reactie achter