Over de nieuwe Herzberg
Covid en de lockdown hebben intussen al een heus stapeltje letterkunde opgeleverd (naast overigens het nodige andere, zoals de prachtige Netflix-special ‘Inside’ van Bo Burnham). Het is lang niet allemaal goed, maar soms ook heel erg wel, zoals Slot van Octavie Wolters. Een aparte vermelding in deze rij verdient Sneller langzaam de nieuwste bundel van Judith Herzberg, die eind vorig jaar verscheen. De gedichten dragen duidelijk de sporen van de coronatijd, maar zullen ook lang nadien leesbaar blijven.
Hoewel ‘leesbaarheid’ een precair ding blijkt en blijft. Vorige week ruimde Het Parool de hele voorpagina in voor een gedicht van Herzberg en het pratende journaille op Radio 1 vond dat dus maar niks: het was poëzie dus het was so wie so moeilijk dus gingen ze daar hullie best niet voor doen dus was duidelijk dat dit het einde van de journalistiek was, want een krant moest dus nieuws brengen en niet zulke rare fratsen… Het leek haast of de mannetjes van de radio bang waren voor hun eigen baantje.
Nu is het gekke dat Herzbergs poëzie bij uitstek juist zeer leesbaar is. Misschien moet je zelfs wel zeggen: verraderlijk leesbaar, omdat er, zoals bij alle goede poëzie, altijd meer aan de hand is. Maar in eerste instantie zijn Herzberg gedichten transparant en verstaanbaar voor iedereen. Ik schaarde ‘Sneller langzaam’ onder covid-literatuur, maar dat is niet helemaal terecht. De bundel bevat zeer uiteenlopende gedichten, waar de lockdown op cruciale plekken doorheen schemert, vanaf het eerste gedicht tot aan het laatste.
Het eerste is zo’n voorbeeld van totale toegankelijkheid, maar toch. Het heet ‘Maar’ en is een rij strofen die steeds eindigen op ‘maar’:
van nature
nogal
tegen
maar
dit geval
is anders
echt heel
anders maar
kan aan quarantaine
wennen
maar
En zo gaat dat, haast een litanie, twee pagina’s door. Mooi is de werking van de witregels. Enerzijds kun je die zien als einde van de strofe, waarvan ‘maar’ het slotwoord is, maar je kunt ook doorlezen: ‘Van nature nogal tegen, maar dit geval is anders…’ etc. Dan draait meteen de betekenis om, die je in eerste instantie aan de eerste strofe kunt geven: ‘ik ben van nature tegen “maar-zeggen”’- oftewel: ik ben van mezelf niet zo’n dwarsligger… Met een paar woorden weet Herzberg zo meteen alle kanten op te gaan. In dit gedicht wordt duidelijk hoeveel verschillende betekenissen dat ene woordje ‘maar’ kan hebben: ‘één weekeindje maar’, ‘aanvaarden maar’. Volgens mij is alleen dit gedicht ook voor taalkundigen een heel leuke kluif.
Herzbergs verzameling gedichten is heel divers. Maar de lockdown kijkt vaak mee. ‘Onvrijheid dreigt concreet’, staat in het gedicht ‘Gêne’, dat begint met de strofe:
Vind dit nog steeds veel te vrijblijvend
rijm, sta me nog even bij help
de gêne van de hoge woorden
te vermijden help te helpen
doen begrijpen.
Ik lees in die regels een reminiscentie aan luceberts fameuze ‘rijmratten, hoon,/ hoon nog deze veel te schone poëzieschool.’ De associatie is misschien te particulier, maar ik meen dat Herzberg wil aangeven dat het haar ernst is, ondanks de luchtige toon van sommige van haar gedichten. In ‘Gêne’ lijkt ze me daarbij te hinten op haar eigen geschiedenis:
Mij, die in de tijd
herkent wat was, toen
aan den lijve.
De nu 88-jarige Herzberg ontsnapte als kind met haar broer uit Westerbork, haar beide ouders overleefden Bergen Belsen, maar meerdere familieleden van haar werden wel in de kampen vermoord. Die wetenschap maakt het slotgedicht ‘Leve het verschil’ (met als ondertitel ‘mei 2020’) zeer pregnant. Ik citeer het helemaal.
Een voordeel is dat je als ik
nog weet van het verschil.
Alleen de stem, de toon waarop
de auto met de luidsprekers
die in veel talen aanmaant –
dat al die talen hier bestaan
hier mogen excelleren
of mogen lanterfanten.Een opperhoofd dat zonder
stemverheffing geen zekerheid
belooft maar zegt dat hij zich
vergewist, gelooft in uitgeplozen
deskundigheid, zich nog vergist
misschien dat zal dan later blijken .Hoe onbeschrijfelijk, hoe onuitspreekbaar
dit ontroert, voor zo iemand
als ik die weet van het verschil
en die betreurt dat van die iemanden
er veel te weinig over zijn
zo weinig meegenieten.Het commanderen
is al afgeleerd, ook
op commando’s reageren.
Beperkingen ons opgelegd
zijn goed bedoeld.
Versterken. Redden wellicht.Met opzet martelen bestond
bestaat nog steeds. En niet
alleen in kwade landen.De bofkont die dit schrijft
is dat bespaard gebleven.
Afgrijselijke pijnen overleven.Proberen te genezen
is hier en nu
in vriendelijke handen.
Dit lijkt me vooral een humane terechtwijzing aan alle wappie-achtigen die meenden de lockdown en coronamaatregelen te kunnen vergelijken met nazi-maatregelen en dictatuur. Herzberg heeft recht van spreken, zij ‘weet van het verschil’, zij betreurt dat ‘er veel te weinig over zijn / zo weinig meegenieten’, om zichzelf, dan weer Herzbergiaans laconiek, een ‘bofkont’ te noemen die dat alles ‘bespaard’ is gebleven. Wijzer en indrukwekkender heb ik het nog niet gelezen, met betrekking tot de covid-periode.
Laat een reactie achter