De dag van morgen
Mocht gij vrezen voor de dag van morgen,
Vreest met al uw vezels en uw vliezen,
Want de dag van morgen is nabij;
Denkt niet dat de moerbeiboom dan wandelt,
Dat hij wandelt op het woedend water,
Niet de moerbeiboom van uw geloof.
Zinken zult gij naar de zwarte diepte
Van de zilte zeeën van het Westen
Van de verre zeeën van het Oosten
Om uw hals de kraag van molensteen;
Niet de dubbele kanten kraag der vadren,
Niet de kraag van Hals’ verwaten burgers,
Niet het zacht en zedig schuim van plooien,
Niet de room van geplisseerde zijde,
Maar de steen met ijzersterke groeven,
Maar de steen van ’t karig brood der volkren,
Maar de zware steen des molenaars.
Bertus Aafjes (1914-1993)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mail
Laat een reactie achter