Het moet voor David Crystal een bijzonder gevoel zijn om te weten dat hij een pionier is geweest. Hij is nu 81 en zo’n veertig jaar geleden gaf hij zijn baan aan de Universiteit van Bangor eraan om ‘onafhankelijk geleerde’ te worden en vooral nog op te treden als wat we nu wetenschapscommunicator noemen voor de taalkunde. Meer dan honderd boeken schreef hij, talloos zijn zijn optredens geweest voor de Britse media, en als consulent in taalzaken heeft hij onder andere acteurs geholpen die zo goed mogelijk het accent uit de tijd van Shakespeare wilden spreken.
Hij heeft dat allemaal gedaan omdat die dingen hem goed lagen. Crystal heeft altijd de indruk gewekt dat hij geen ander leven wilde dan een leven met de taal, met de taalwetenschap, met mensen warm maken voor de taal en de taalwetenschap en dan in brede zin – breder dan je je als onderzoeker aan de universiteit kunt veroorloven. Ik heb hem 15 jaar geleden geïnterviewd en zelden een taalkundige gesproken met zoveel vuur.
Hij zal dus misschien verbaasd zijn dat de wetenschapscommunicatie inmiddels een vak aan het worden is, iets dat jonge taalwetenschappers inmiddels willen leren, iets dat nog niet écht een plaats heeft gekregen in het alledaagse wetenschappelijke bedrijf, maar dat gaandeweg misschien wel krijgt.
Niet slecht
Terecht, in ieder geval, dat de redacteurs Hazel Price en Dan McIntyre aan Crystal hebben gevraagd om aan het eind van hun boek Communicating Linguistics (gratis te downloaden!) een hoofdstuk te schrijven met zijn eigen perspectief. Het is een boek waarin een groot aantal auteurs – er zijn inmiddels heel veel mensen bezig met dit soort onderwerpen – een groot aantal manieren bespreekt om met niet-taalkundigen over taalkunde bezig te zijn – of dat nu is door radiopraatjes te geven over het Londense dialect, te podcasten in de strijd tegen discriminatie van accenten, een tijdschrift over taal op te richten (Babel) of schoolklassen kennis te laten maken met manieren om wetenschappelijk te redeneren over taal of met sprekers van een minderheidstaal samen te werken om die taal te leren kennen.
Communicating Linguistics is bij dat alles overigens een erg Brits boek, dat alleen een heel enkele keer naar Amerika kijkt en eigenlijk niet naar taalkunde-communicatie elders. Dat was misschien ook Price en McIntyre’s bedoeling niet, maar tijdens het lezen dacht ik: we hebben in het Nederlandse taalgebied waarschijnlijk inmiddels net zoveel mensen die over net zoveel onderwerpen zouden kunnen schrijven: Sharon Unsworth over haar podcast en haar Kletskoppen-festival, Maaike Verrips over haar alweer twintig jaar succesvol lopende Taalstudio, Gaston Dorren over zijn ook internationaal succesvolle boeken, Martijn Wieling over zijn citizen science op allerlei plekken, de redactie van Onze Taal over het grootste taaltijdschrift ter wereld, de makers van Stemmen in Afrika over hun voortdurende poging om zelden besproken talen onder de aandacht te brengen, en dan sla ik de activiteiten van bijvoorbeeld mijn mederedactieleden aan Neerlandistiek nog over.
Het zou een interessant leerboek kunnen worden, zelfs in het Engels, want ik heb de indruk dat de Nederlandse taalkundigen het ook internationaal op dit vlak helemaal niet slecht doen.
De eerste stap
Interessant aan dit boek is om te zien hoe het vak langzaam aan het professionaliseren is. Hannah Little schrijft zelf bijvoorbeeld een hoofdstuk waarin ze heel systematisch beschrijft hoe je een wetenschapscommunicatieproject opzet: door eerst na te denken over wat je precies wilt bereiken, bijvoorbeeld, voordat je een vorm (een podcast? een weblog? een festival?) kiest, door je boodschap heel precies in te richten op je publiek.
Die professionalisering lijkt me een trend die zich alleen maar kan voortzetten naarmate meer en meer taalkundigen zich ook gaan richten op dit specifieke aspect van het wetenschappelijk bestaan. Je kunt daarbij betreuren dat er minder ruimte komt voor het specifieke individuele pad dat David Crystal voor zichzelf heeft uitgestippeld, waarbij er geen grenzen zijn tussen zijn eigen persoon, de taal, de wetenschap en het publiek en alles voortdurend in elkaar overvloeit.
Maar we hebben de taal om alle inzichten die de taalwetenschap heeft verworven – over de gecompliceerde en tegelijkertijd voor iedereen toegankelijke manier waarop taal werkt, over de vragen hoe kinderen haar leren, wat er gebeurt als mensen er na een hersenbloeding geen toegang meer toe hebben, wat computers er nu precies wel en niet mee kunnen, hoe wij mensen onze onderlinge communicatie kunnen verbeteren en zo veel meer – ook te brengen bij de mensen die de taal spreken, die door de taal gevormd worden en die zichzelf soms ook dingen over haar afvragen. Voor die opdracht volstaat één man als David Crystal, met al zijn talenten niet. Het is goed dat het een vak wordt. Met gidsen als Communicating Linguistics wordt de eerste stap gezet.
Hazel Price en Dan McIntyre, redactie. Communicating Linguistics. London: Routledge, 2023. Bestelinformatie / downloaden bij de uitgever.
Jaap de Jong zegt
Goed gezien, Marc!
Reinier Salverda zegt
En vergeet ook niet de geweldige Liesbeth Koenen, Jan Stroop, Theo Janssen, De Taalcanon, Jan Renkema, Dr Verschuyl en vele andere taalgebruikslinguisten die de neerlandistiek tot zo’n buitengewoon rijk vakgebied maken.
Marc van Oostendorp zegt
Zeker! (De meesten van dit lijstje heb ik niet genoemd omdat ze tot de inner circle van Neerlandistiek behoren, of omdat ze er niet meer zijn.)